Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Investigating the role of temperature-dependent AtEH/Pan1 phosphorylation in Arabidopsis thaliana.

Universiteit Gent
2024
Dagmar
De Jonckheere
In mijn scriptie heb ik de correlatie gezocht tussen fosforylatie van AtEH1 bij 28 °C en het omhoogbewegen van de bladeren ten gevolge van temperatuur. Hiervoor heb ik overexpressielijnen getest, maar ook complementatielijnen. Het doel van de complementatielijnen was om te zien of er een nefast effect was wanneer de eiwitten gemuteerd werden om fosfodood of fosfonabootsend te zijn.
Meer lezen

Pipe Dreams or true transition? A research by design perspective on the energy transition in Brussels.

Vrije Universiteit Brussel
2024
Jonas
Görgen
Deze thesis onderzoekt de voortdurende inspanningen van steden om hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen aan de hand van het voorbeeld van Kuregem, een wijk in Brussel. Het onderzoek kijkt naar de ruimtelijke en sociale dimensies van deze transitie, benadrukt de beperkingen van de huidige technocentrische benaderingen en onderstreept de behoefte aan geïntegreerde ontwerpstrategieën die collectieve actie combineren met klimaatadaptatie. Sommige nadelige effecten van de huidige benaderingen worden besproken, in het bijzonder de 'Performance Gap' met betrekking tot energie-efficiënte gebouwen. De sociale implicaties van grootschalige energie-infrastructuurprojecten worden besproken en geïllustreerd aan de hand van een concrete case in Rotterdam. Door middel van een ontwerpend onderzoek, waaronder historische en morfologische analyse, ruimtelijk ontwerp en fotografisch onderzoek, worden verschillende benaderingen verkend door middel van straatontwerpen, collages, kaarten en scenario's. Als conclusie van het ontwerponderzoek pleit deze dissertatie voor een geïntegreerde benadering van stedelijke energietransities die prioriteit geeft aan lokale veerkracht en betrokkenheid van de gemeenschap. Hiaten in het begrip van hoe sociale factoren de vraag naar energie in wijken beïnvloeden worden geïdentificeerd.
Meer lezen

Game changers? De rol van sociale media bij de gelijkheid van gender in de internationale topsport

KU Leuven
2024
Fleur
De Laet
Genderongelijkheid in de sport is een probleem dat zich ook in de media manifesteert. Deze studie probeert dit fenomeen als een vicieuze cirkel voor te stellen en gaat daarom op zoek naar een antwoord op de vraag: Hoe staat de vertegenwoordiging van atleten op sociale media, vergelijkend op basis van gender, in relatie tot de attitudes van het publiek ten opzichte van deze atleten? Zowel de mediadekking, media representatie en de publieke attitudes van en tegenover atleten werden onderzocht via de Instagramaccounts van twee prominente Vlaamse mediabedrijven. Hierdoor konden patronen ontdekt worden die bewijs leveren voor de relatie tussen de portrettering van mannelijke en vrouwelijke atleten en de publieke attitudes ten opzichte van hen. Een inhoudsanalyse is uitgevoerd op zowel de berichten die geplaatst zijn rond belangrijke sportevenementen van 12 verschillende sporten, alsook op de publieke reacties op Instagram op deze berichten. De resultaten bevestigen dat vrouwelijke atleten ook op Instagram ondervertegenwoordigd blijven in vergelijking met mannelijke atleten en dat sportgerelateerde genderstereotypen nog steeds aanwezig zijn in de actuele berichtgeving over sport. Wat betreft de publieke attitudes waren er enige tegenstrijdigheden te bemerken: hoewel het publiek gemiddeld een positievere houding had ten opzichte van vrouwelijke atleten, ontvingen zij tegelijk wel de meeste haatreacties. Bepaalde atleten of sporten konden meer betrokkenheid ontvangen vanwege de aard van hun berichtgeving, wat aantoont dat er een relatie is tussen mediarepresentatie en publieke attitudes. Een opvallende bevinding is dat het publiek ook kritiek uitte op het aanbod van de zender, omdat het programma naar hun mening niet voldoende gevarieerd was. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op hoe de houding van het publiek ten opzichte van atleten kan veranderen na verloop van tijd, door het zien van sociale media posts. Daarnaast zou het interessant zijn om een experiment uit te voeren om een causaal verband tussen beide variabelen aan te tonen.
Meer lezen

Geminiaturizeerde luchtgevulde substraatgeïntegreerde golfgeleidercomponenten voor schaalbare antenneroosters in volgende-generatie mobiele netwerken

Universiteit Gent
2024
Sofie
Lenders
De ridge air-filled substrate integrated waveguide (ridge AFSIW) wordt voorgesteld als een oplossing voor de tegenstrijdige vereisten op vlak van lage verliezen en miniaturisatie voor de voedingsstructuren van antenneroosters
bij millimetergolffrequenties (mmWave). Een uitgebreide parameteranalyse leidt tot een pareto-optimale dimensionering. Van een dergelijke ridge AFSIW, geoptimaliseerd voor gebruik op 28 GHz, werd een prototype gemaakt en gekarakteriseerd. Om de toepasbaarheid van de ridge AFSIW in het ontwerp van mmWave-componenten aan te tonen, is een derde-orde gekoppelde-resonatorfilter ontworpen, dat de n257 (26,5 GHz - 29,5 GHz) band afdekt.
De voorgestelde ridge AFSIW maakt dus de weg vrij om geminiaturiseerde mmWave-componenten met lage verliezen te realiseren in next-generation ultra-efficiënte antenneroostersystemen.
Meer lezen

Wegwijs in voeding: een historische analyse van voedingsvoorlichting in Vlaanderen sinds 1960

UC Leuven-Limburg
2024
Ayla
Van den Eynde
  • Femke
    Moyens
Voeding is altijd een belangrijk onderdeel van mensen hun leven geweest en meer dan ooit is er nood aan concrete en betrouwbare informatie over voeding op maat van de consument. Adviezen over wat ‘gezonde voeding’ nu juist inhoudt en modellen die mensen visueel helpen om tot een gezond voedingspatroon te komen, worden al meerdere decennia gepubliceerd. In België werd het eerste officiële voorlichtingsmodel, het Klavertje Vier, in de jaren 1960 gepubliceerd en de daaropvolgende jaren veranderden voedingsvoorlichtingsmodellen drastisch. Het doel is te achterhalen hoe deze modellen zijn geëvolueerd tot de Voedingsdriehoek zoals we hem vandaag kennen. En te kijken op welke informatie de Belgische en later de Vlaamse overheid zich baseerde om deze modellen te creëren.
Aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie zijn we allereerst op zoek gegaan naar de evolutie van de voedingswetenschap omdat dit de basis is van voedingseducatie en voorlichtingsmodellen. De kennisbank van het CAG en (achtergronddocumenten van) Gezond Leven brachten waardevolle informatie aan. Vervolgens onderzochten we de oorsprong van voedingseducatie waarbij het CAG en artikels gepubliceerd door Peter Scholliers en historische kookboeken zoals ‘Ons Kookboek’ interessante bronnen waren. Voor de evolutie van de modellen hebben we diverse bronnen geraadpleegd: websites, boeken en kookboeken... Ook hebben we Erika Vanhauwaert geïnterviewd, zij stond namelijk aan de basis van de ontwikkeling van de Voedingsdriehoek, waardoor ze waardevolle ongepubliceerde informatie kon geven. Krantenartikels uit De Standaard en HLN, gaven ons een breed beeld van wat de reactie was op de modellen door het algemene publiek en experten.
Voedingsvoorlichtingmodellen zijn vaak veranderd in Vlaanderen doorheen de jaren. Sinds het begin van voedingsonderzoek in de late 19e eeuw tot nu is voedingsvoorlichting geëvolueerd van simpele brochures en boekjes om deficiëntieziekten te voorkomen, naar visuele modellen op voedingsmiddelenniveau om welvaartsaandoeningen te voorkomen en naar modellen die een zo holistisch mogelijk beeld proberen te schetsen van voedingspatronen. Voedingsadviezen werden eerst door zowat iedereen verspreid, maar vandaag de dag houdt de overheid zich bezig met de publicatie van een eenduidig voorlichtingsmodel. Ook het doelpubliek waartoe de modellen zich richtten veranderde, eerst waren het vooral educatietools voor gezondheidsprofessionals, waarna ze meer en meer voor de algemene bevolking werden ontwikkeld. Het onderzoek dat voorafgaat aan de publicatie van de modellen wordt steeds uitgebreider met de jaren om zoveel mogelijk factoren te implementeren voor een zo integraal mogelijk beeld op gezondheid. Ondanks dit uitgebreid onderzoek stuiten de modellen echter steeds op kritiek en is het duidelijk dat modellen geregeld herzien en aangepast moeten worden om te blijven voldoen aan veranderingen in de maatschappij.
Voeding is een snel evoluerende wetenschap en van fundamenteel belang voor de algemene gezondheid. Uit het verleden leren we dat het belangrijk is om duidelijke en onderbouwde voedingsadviezen en voorlichtingsmodellen de wereld in te sturen die makkelijk te begrijpen zijn voor de algemene bevolking en aangepast worden op basis van de nieuwste wetenschappelijke consensus.
Meer lezen

What is the willingness-to-pay for sustainable product attributes?

KU Leuven
2024
Margot
Himschoot
Following recent evolutions in sustainability, this master’s thesis examines what consumers are willing to pay for fast-moving consumer goods with certain eco-friendly attributes. The methodology used is ratings-based conjoint analysis, applied to data obtained via a web-based survey. Each respondent was asked to rate ten profiles of a body wash product with varying prices, ingredients, packaging and branding attribute levels. This rating data was later analysed using R. Based on the coefficients of a linear regression analysis, the willingness-to-pay and importance measures of each product attribute (level) were derived. The regression is then repeated for several subsamples constructed on sociodemographic characteristics, i.e., age, gender, income level and highest obtained degree. In this way, results can be compared across different types of consumers. The findings of this study are that the willingness-to-pay is highest for products that contain biological ingredients and that are sold in reusable packaging. In line with this trend, the product content is the most important attribute to consumers, followed by the product packaging. Furthermore, the price only comes in third place and branding has the lowest importance measure. The analysis of the demographic subgroups shows that the most sustainable shopper is female, older than 45 years old, highly educated and has a high-income level.
Meer lezen

You art the future

Odisee
2024
Chiel
De Doncker
De scriptie is een onderzoek naar de bestaande mogelijkheden om cultuur te implementeren in het leerplichtonderwijs. Handvaten die al worden aangereikt worden gebundeld en er werden zuilen ontwikkeld die leerkrachten begeleiden om cultuureducatie te implementeren in hun eigen lespraktijk. Er wordt een kader geschetst van de verwachtingen die de Vlaamse Overheid heeft met betrekking tot het leerplichtonderwijs en hoe daar na de onderwijshervormingen van 2019 aan kan worden voldaan, specifiek met betrekking tot de sleutelcompetentie 'culturele expressie en cultureel bewustzijn'. Het hoofddoel van deze scriptie is het bieden van een antwoord op de vraag hoe leerkrachten cultuureducatie in hun eigen lespraktijk kunnen implementeren.
Meer lezen

PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE

Universiteit Gent
2024
Jef
Potargent
  • Astrid
    Berlengé
DEEL 1: ATLAS VAN BROEDPLEKKEN:
In een continu veranderende maatschappij, lijkt een verlies van het
gemeenschapsgevoel op te treden. Om de uitdagingen die voor ons
liggen te lijf te gaan, lijkt er een nood aan een nieuwe maatschappelijke
infrastructuur. Een infrastructuur die erin slaagt mensen samen te brengen,
een concreet antwoord te bieden op hedendaagse vragen en wijken te
transformeren tegen ongewenste stedelijke tendensen in. Deze plekken
lijken te ontstaan, vaak bottom-up en kleinschalig maar met lokaal
een grote impact. Mensen werken samen op nieuwe manieren en gaan
inventief te werk om hun eigen leefwereld en die van andere mensen in
hun omgeving vorm te geven. Hetzij uit noodzaak, hetzij uit persoonlijke
motivatie, wordt er zo concreet gewerkt aan een nieuwe typologie binnen
de sociale infrastructuur.
Dit eerste luik van deze (tweedelige) thesis probeert een begrip te
maken van dit soort plek en bloot te leggen welke instrumenten en
strategieën erachter schuilen. Vooraleerst werd na een eerste verkenning
een afbakening gemaakt van geschikte cases, op basis van een aantal
kenmerken die wij als noodzakelijk aanvoelden. Deze filter werd uitgedrukt
aan de hand van het begrip ‘broedplekken’. Zich verhoudend ten opzichte
van anderen die dit begrip reeds gebruikten, formuleerden we een eigen
definitie voor het begrip aan de hand van drie pijlers: het concretiseren van
maatschappelijke thema’s, het vooropstellen van sociaal kapitaal en het
adaptief karakter.
Deze drie kenmerken omvatten alle bekeken cases maar leveren zeker
geen eenduidig resultaat op. In de manier waarop deze definitie tot uiting
komt, zit een grote verscheidenheid. Dit komt door de vele facetten waaruit
een broedplek bestaat. Om hier vat op te krijgen, bouwden we deze thesis
op in twee delen. Een eerste deel behandelt in zes afzonderlijke essays
een verschillend aspect omtrent broedplekken en bespreekt enkele
exemplarische cases, om zo te bouwen aan een bril om de broedplek te
bekijken. Deze werden geordend aan de hand van de drie kenmerken van
de definitie, om die gericht uit te diepen. In een 2de deel bekijken we dan
een selectie van zeven cases op alle facetten en maken we een grafische
vertaling van de inzichten die we kregen door verdere analyse. De twee
onderdelen samen brachten ons het besef dat ‘de ideale broedplek’ niet
te definiëren valt, maar dat we wel tot een waaier aan instrumenten,
strategieën en motieven komen die in wisselende samenstellingen achter
de cases schuilgaan.
Zo kunnen broedplekken testkamers zijn voor nieuwe aanpakken op bredere
maatschappelijke vraagstukken. Hun sterkte blijkt bovendien te liggen in
het verbinden van meerdere thema’s en zo testkamer te bieden richting een
duurzame transitie, zonder deze op zichzelf te proberen bewerkstelligen.
Het tweede en derde essay diepen de tweede pijler, het sociaal kapitaal,
uit. Zo blijkt een nauwe samenwerking met een stadsbestuur cruciaal
voor het duurzaam verder leven van een broedplek. Indien de verhouding
tussen de twee ontbreekt, lijkt de impact van korte duur. Daarnaast
lijken broedplekken ook een interessante piste voor stadsbesturen zelf,
aangezien ze een instrument kunnen zijn om aan gemeenschapsopbouw
te doen. Hiervoor is de toegankelijkheid van broedplekken cruciaal. Ze
willen zich enerzijds openstellen voor een breed publiek maar hebben
anderzijds nood aan drempels zodat bepaalde groepen zich er ook veilig
voelen. Een continue balans, waarbij zaken als de toegang, zichtbaarheid
en de symboliek van zowel het gebouw als de ingrepen hierop een rol
spelen. De derde eigenschap is die waarmee broedplekken zich het
meeste onderscheiden van bestaande typologieën: hun adaptief karakter.
We merken dat broedplekken vaak startten uit tijdelijke invullingen, wat
noopt tot een creatieve aanpak. Ze evolueren echter doorheen de tijd en
nemen zo meerdere gedaantes aan. Om hiermee om te gaan, is er een
bijzondere aandacht voor de infrastructuur die de brug maakt tussen de
vaak onaangepaste gebouwen en hun missie. Dit maatwerk zorgt voor een
flexibiliteit. Deze flexibiliteit uit zich in een multifunctionaliteit, zowel in tijd
als in ruimte, waarmee broedplekken zich onderscheiden van bestaande
publieke gebouwen. Deze kunnen zich hierdoor laten inspireren, al kunnen
ze de aanpak ook niet zomaar kopiëren.
Deze thesis legt zo veel bloot, al roept ze evenveel vervolgonderzoeken
op. Daarom werd er in drie vervolgonderzoeken dieper ingegaan op een
bepaald thema via ontwerpend onderzoek. Deze steunen op de lessen die
uit deze Atlas getrokken werden en proberen enkele bijkomende vragen te
beantwoorden.

DEEL 2: PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE: De Herontwikkeling van het Maria-Magadalenaklooster naar een semi-permanente broedplek. Dit werk sluit aan op de ‘atlas van broedplekken’ een casuïstische analyse van broedplekken. Broedplekken zijn stedelijke laboratoria, die zowel sociale als ruimtelijke weefsels verdichten door maatschappelijke uitdagingen te concretiseren
op een plek. Ze stellen de ontwikkeling van sociaal kapitaal voorop en zijn constant in evolutie. Ze hebben een adaptief karakter waardoor ze kort op de bal kunnen spelen bij veranderingen in de maatschappij.
Uit de analyse in de atlas leerden we dat tijdelijkheid een handig middel kan zijn voor broedplekken. Een tijdelijke bezetting zorgt ervoor dat men flexibel moet zijn op ruimtelijk en organisatorisch vlak. Het geeft broedplekken het vermogen om snel te kunnen reageren op de urgente behoeften van de buurt. Een tijdelijke opzet heeft een sociaal-experimenteel karakter dat lokale buurtontwikkeling kan ondersteunen. Tegelijk dwingt tijdelijkheid een noodgedwongen afscheid af. Duurzame oplossingen vragen om stabiliteit, wat tijdelijke invullingen niet altijd kunnen bieden. Het maakt broedplekken
dus ook kwetsbaar. Gebruikers worden aan de deur gezet vanaf dat de renovatie of herontwikkeling van de site begint. Het engagement gaat zo verloren en sociale linken worden verbroken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit niet gebeurt? ‘Een Pleidooi voor broedruimte: De herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster naar een semi-permanente broedplek’ handelt over de paradoxale aspecten van tijdelijke buurtontwikkeling, toegepast op de case Mona van Toestand in het Maria-Magdalenaklooster. Het doel van Toestand is om de lokale partners en de buurt tijdelijk te begeleiden om een gezamenlijke plek te maken voor en door iedereen, met de hoop dat ze hierna op hun eigen benen kunnen staan. De sociale impact primeert in het project van intensieve maar kortstondige ondersteuning. Het model van Toestand, gefocust op
tijdelijkheid, heeft echter haar limieten. Wat gebeurt er na hun vertrek? Het moet sommige initiatieven alleen achterlaten, wat het succes van buurtontwikkeling en sociale ondersteuning ondermijnt. Kan deze tijdelijke invulling ook fungeren als een test voor
toekomstig gebruik van de ruimte die niet alleen de buurtontwikkeling ondersteunt, maar ook helpt bij de herontwikkeling van een site? Wat kunnen we leren uit deze tijdelijke
bezetting en welke aspecten nemen we mee om de toekomst van dit klooster vorm te geven?
Deze thesis zoekt via ontwerpend onderzoek naar manieren om een semi-permanente broedplek vorm te geven, die tijdelijkheid met stabiliteit combineert. We gebruiken deze tijdelijke invulling als hefboom om het Maria-Magdalenaklooster te
herontwikkelen. We verbeelden drie verschillende toekomstscenario’s voor
het Maria-Magdalenaklooster. De architecturale ontwerpen van de broedplek gaan om met de paradox van tijdelijkheid door de stabiliteit van een langetermijnvisie en de wendbaarheid van tijdelijkheid te combineren. Voortbouwend op het engagement van Toestand zoeken de toekomstscenario’s naar een balans tussen de belangen van de private eigenaar, de gebruikers en de buurt. De scenario’s focussen op de samen-
werking tussen actoren en programma’s en werken met minimale architecturale ingrepen. Ze zijn gestructureerd volgens een tijdlijn, een stappenplan dat het traject richting de toe-
komst bevattelijk probeert te maken. Vanuit de reflectie op de ontwerpen destilleren we tot slot de essentie. We maken een pleidooi, formuleren eisen die als advies kunnen dienen bij de herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster.
Meer lezen

Konfianz - Over vertrouwen in de wereld, in elkaar en in jezelf

Thomas More Hogeschool
2024
Jani
Lambrechts
  • Staf
    Smets
Konfianz is een magazine waarin we vertrouwen – en wantrouwen – bespreken. De twee vormen de rode draad in een mensenleven, maar ook in onze samenleving en de manier waarop die georganiseerd is. Omdat wantrouwen en angst te lijken overheersen op dit moment, willen we met Konfianz uitzoeken waar het wantrouwen vandaan komt, als ook ideeën, organisaties en mensen in de kijker zetten die wel handelen vanuit vertrouwen. Konfianz onderzoekt de dunne grens tussen vertrouwen en wantrouwen, stelt vragen en zoekt antwoorden in de hoop het vertrouwen in de samenleving weer wat aan te wakkeren.
Meer lezen

Leven binnen planetaire grenzen op de Herkenrode site

Universiteit Hasselt
2024
Laura
Claes
  • Fien
    Aerts
  • Kelly
    Meessen
  • Lynn
    Vandenbrande
  • Milan
    Claessens
  • Robbe
    Wuyts
  • Steven
    Lux
  • Tine
    Depae
  • Tom
    Verhemeldonck
Willen we de toekomst leefbaar houden, dan moeten we evolueren naar een maatschappij die de klimaatverandering beperkt tot een stijging van max. 1,5°C en die ook de andere planetaire grenzen niet overschrijdt en dit op een manier die een goed leven biedt voor iedereen (het beeld van een donuteconomie). We proberen op dit moment aan deze toekomst te werken (met wisselend succes), maar vaak voelt het aan alsof we vooral moeten inleveren, minderen, opgeven en hebben we minder aandacht voor wat er in de plaats kan komen. Bovendien krijgen we vaak doembeelden voorgeschoteld van hoe de toekomst er zal uitzien als we er niet in slagen om het tij te keren, maar zelden wordt er verbeeld hoe deze toekomst er zou kunnen uitzien, als we er wel in slagen. In die zin zijn we met z’n allen op weg, zonder te weten waar we willen geraken.

Het doel van de samenwerking van het seminarie circulair bouwen en de masterstudio is om dit (radicale én positieve) toekomstbeeld proberen te verbeelden, zonder ons op dit moment af te vragen hoe we daar geraken. We willen vooral onderzoeken hoe een gemeenschap er zou kunnen uitzien die al haar leden (menselijke en niet-menselijke) laat floreren én de planetaire grenzen respecteert. We willen dit onderzoek doen op de behapbare schaal van de Herkenrode abdijsite. Dat abdijen en kloosters vroeger al samen met hun directe omgeving regeneratieve gemeenschappen vormden, is daarbij een pluspunt.
Meer lezen

Trainen met ketonen in de benen

KU Leuven
2024
Nicolas
Timmermans
Recent onderzoek heeft aangetoond dat het innemen van ketonen na het sporten en voor het
slapengaan tijdens een intensief trainingsprogramma, symptomen van overbelasting vermindert, de
tolereerbare trainingsbelasting aan het einde van het programma verhoogt en de uithoudingsprestatie
met 15% verbetert. Maar kunnen ketonen ook de prestaties verbeteren tijdens een gebalanceerd
trainingsprogramma zonder overbelastingssymptomen?
Een nieuwe studie onderzocht deze vraag door 28 recreatief getrainde mannelijke wielrenners te laten
deelnemen aan een acht weken durend duurtrainingsprogramma. Ze kregen hierbij ofwel een ketonen
supplement ofwel een placebosupplement onmiddellijk na het sporten en 30 minuten voor het
slapengaan. Gedurende de studie werden op vier momenten, namelijk voor de trainingsperiode, na
drie weken, na zeven weken, en na de trainingsperiode, experimentele testen uitgevoerd, waaronder
een 30-minuten durende tijdrit en verschillende bloed- en spierstalen.
De resultaten tonen aan dat het innemen van ketonen leidt tot een duidelijke toename van ketonen
concentraties in het bloed. De deelnemers die ketonen innamen presteerden hierdoor 4% beter op de
30-minuten durende tijdrit dan de placebogroep en vertoonden daarbij ook een grotere stijging in de
maximale zuurstofopnamecapaciteit. Deze verbeteringen gingen gepaard met een toename in de
enzymactiviteit van citraatsynthase, een cruciaal enzyme voor de energieproductie in de
mitochondriën van de spieren.
We kunnen vervolgens concluderen dat, in afwezigheid van overbelastingssymptomen, ketonen
supplementatie de prestaties bij duurtraining verbetert door positieve veranderingen in de
mitochondriale inhoud te bewerkstelligen. Ketonen zijn daarmee een waardevolle aanvulling voor
atleten die hun uithoudingsprestatie willen verbeteren.
Meer lezen

De invloed van de wiskundige thuisomgeving op de voorbereidende wiskundige vaardigheden van kleuters uit de tweede kleuterklas.

KU Leuven
2024
Angie
De Lamper
  • Stien
    Callens
Om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op de basisschool, wordt er in het Vlaamse kleuteronderwijs belang gehecht aan de voorschoolse vaardigheden van kinderen. De voorbije jaren werd reeds veel onderzoek verricht naar de invloed van de talige thuisomgeving op de lees- en taalvaardigheden van kleuters. Onderzoeken die de invloed van de wiskundige thuisomgeving op de voorbereidende wiskundige vaardigheden nagingen waren eerder schaars. We wilden met de huidige studie dan ook graag bijdragen aan dit onderzoeksdomein.
Dit interventieonderzoek had als doel na te gaan of het aanbieden van een wiskunde interventie in de thuisomgeving leidde tot een verbetering van de voorbereidende wiskundige vaardigheden bij kleuters. In het huidige onderzoek werden 114 kleuters uit de tweede kleuterklas en hun ouders gerekruteerd. De kleuters werden, na hiërarchische matching, willekeurig toegewezen aan de wiskundeconditie (experimentele conditie) of aan de taalconditie (controleconditie). De wiskundige vaardigheden van de kleuters werden voor en na de interventie gemeten aan de hand van vijf wiskunde metingen (wiskundetaal, object tellen, cijferherkenning, ordenen van getallen en rekenen) en één controlemeting (matrix redeneren). We onderzochten eveneens of er een verband bestond tussen de wiskundige thuisomgevingsvariabelen (wiskunde activiteiten, verwachtingen en attitudes van de ouders ten opzichte van wiskunde; gemeten aan de hand van vragenlijsten) en de scores van de kleuters op elk van de wiskunde metingen voorafgaand aan de interventie. Hierbij aansluitend, bekeken we of de interventie veranderingen teweegbracht in de wiskundige thuisomgevingsvariabelen. Tot slot, werd nagegaan of de effecten van de wiskunde interventie gemodereerd werden door het aantal wiskunde activiteiten die ouders en kinderen uitvoerden voorafgaand aan de interventie en het aantal wiskunde activiteiten dat ze deden tijdens de interventie.
In dit onderzoek kon worden vastgesteld dat de wiskunde interventie een invloed had op cijferherkenning en ordenen van getallen. Daarnaast was er van voor- naar nameting een verandering merkbaar in de verwachtingen van de ouders ten opzichte van wiskunde, ongeacht de conditie. Verder werden er geen veranderingen in de overige wiskundige thuisomgevingsvariabelen teruggevonden. Activiteiten voorafgaand aan de interventie en activiteiten tijdens de interventie bleken het interventie-effect niet te modereren. In vervolgonderzoek kan men onder andere uitgebreider onderzoek verrichten naar het wiskundig taalaanbod van ouders en deelnemers trachtten te rekruteren met een meer diverse SES.
Meer lezen

Syntactische priming als middel om een nieuwe grammaticale constructie te leren?

Universiteit Antwerpen
2024
Lara
Baert
Deze scriptie legde zich toe op het aanleren van een grammaticale constructie in een vreemde taal aan leerlingen die die constructie nog niet eerder hebben geleerd. Het gaat meer bepaald om de Franse passiefconstructie. Via een computerexperiment met syntactische priming (i.e., de neiging om grammaticale constructies te herhalen) lukte het Vlaamse leerlingen om die Franse passief zelf te produceren, en dat op een onbewuste manier. Al slaagden wel enkel de iets vaardigere scholieren hierin.
Meer lezen

De Dekaloog van Krzysztof Kieslowski door de lens van de adaptatiestudies en intertekstualiteit

Universiteit Antwerpen
2024
Justine
Decoster
De Dekaloog-serie van Krzysztof Kieslowski is gebaseerd op de Tien Geboden, wat de indruk wekt dat het een adaptatie is van de Geboden. Aan de hand van de geschiedenis van de adaptatiestudies wordt onderzocht hoe we inzicht kunnen krijgen in adaptaties en wordt het begrip gedefinieerd om na te gaan of de Dekaloog als een adaptatie kan worden beschouwd. Binnen de adaptatiestudies is er een stroming die adaptaties verbinden met intertekstualiteit. Laatstgenoemde concept verwijst naar de manier waarop teksten met elkaar verweven zijn. Een tekst kan immers meerdere interpretaties en betekenissen in zich dragen en op die manier bewust of onbewust verwijzen naar andere teksten. Die betekenis en verwijzingen kunnen bewust door de maker van de tekst in de tekst verwerkt worden, maar zij kunnen ook onbewust in de tekst sluipen. Daarnaast is er voor de lezer/kijker een grote rol weggelegd. Die kan immers aan de hand van het eigen referentiekader andere werken herkennen in de tekst en op die manier nieuwe en/of andere inzichten krijgen in de tekst. In deze scriptie zal beargumenteerd wordt dat de Dekaloog een adaptatie is en dat adaptaties zich omwille van hun specifieke aard lenen tot een intertekstuele analyse. Er wordt een intertekstuele analyse gemaakt van Dekaloog één, vijf en zes. Essentieel daarbij is kennis over het werk dat geadapteerd werd, de context waarin de adaptatie tot stand kwam en de dialoog met andere academische literatuur, filosofie en andere films. Op die manier wordt er inzicht gecreëerd in de betekenissen die aanwezig zijn in de films. Daaruit volgt geen definitieve interpretatie van de films maar een analyse die op zijn beurt uitnodigt om met andere teksten in dialoog te treden.
Meer lezen

Innovatief gevelsysteem met metselwerk en biobased isolatie: Hygrothermische evaluatie via experimenten en HAM-simulaties

Universiteit Gent
2024
Ruben
Van den Bossche
De energietransitie in de bouw geeft aanleiding tot grotere isolatiediktes, waardoor de klassieke spouwmuur onhoudbaar wordt. Daarom gaat dit onderzoek in op een innovatief gevelsysteem via de praktijk van BLAF architecten, bestaande uit een metselwerk buitenschil en achterliggend houtskelet met biobased isolatie. De evaluatie gebeurt vanuit hygrothermisch oogpunt, dus met aandacht voor vocht- en warmtetransport in de wand. Enkel zo kunnen we meer inzicht verwerven in de performantie van duurzame bouwmethoden. Bovendien is het ook cruciaal om het risico op vochtschade te begroten en beperken. Het onderzoek verliep via simulaties, experimentele opstellingen met testmuren en een meetcampagne in een eengezinswoning.
Meer lezen

Efficiently Learning Optimal Vaccine Allocation Strategies for the Mitigation of Dengue Epidemics: A Multi-objective Multi-armed Bandit based Approach

Vrije Universiteit Brussel
2024
Lennert
Saerens
Dengue, een door muggen overgedragen virus, vormt een belangrijke wereldwijde bedreiging voor de gezondheid, vooral in tropische en subtropische gebieden. Met een toenemende incidentie en geografische verspreiding zijn effectieve vaccinatiestrategieën cruciaal voor het beperken van de gevolgen. Dit proefschrift onderzoekt het gebruik van
multi-objectieve multi-armed bandit (MOMAB) algoritmen om optimale vaccintoewijzing te identificeren voor de onderdrukking van dengue-epidemieën, waarbij medische werkzaamheid en monetaire kosten tegen elkaar worden afgewogen.

Het onderzoek gaat na of MOMAB-algoritmen efficiënt een subset van optimale vaccinatiestrategieën kunnen identificeren op basis van stochastische simulaties. Door het dengue-model van Recker et al. uit 2009 uit te breiden met ondersteuning voor vaccinatiestrategieën en leeftijdsheterogeniteit, simuleerden we de effecten van 53 verschillende strategieën.

We pasten verschillende MOMAB-algoritmen aan voor Pareto Front Identification (PFI) en stellen ook een volledig nieuw Top-two Pareto Front Thompson Sampling (TTPFTS) algoritme voor de PFI setting. Om de kwaliteit van de aanbevelingen van de beschouwde algoritmen te evalueren, hebben we drie metrieken ontwikkeld: de Bernoulli metriek, de Jaccard similarity metriek en de Hypervolume metriek.

Uit tests over 100 experimentele herhalingen met een beperkt budget van 30.000
simulaties bleek dat de algoritmen Pareto UCB1, TTPFTS en Pareto Thompson Sampling
consistent uitstekend presteerden in termen van efficiëntie en stabiliteit, en drastisch beter presteerden dan de momenteel gebruikte Uniform Sampling-methode.

De bevindingen tonen aan dat PFI MOMAB-algoritmen effectief zijn in het identificeren van optimale vaccinatiestrategieën voor de bestrijding van dengue op een efficiënte manier. Dit onderzoek draagt bij aan de optimalisatie van vaccinatieprogramma's en biedt een robuust besluitvormingskader voor volksgezondheidsfunctionarissen die geconfronteerd worden met de uitdaging van dengue-epidemieën. Het onderzoek onderstreept het potentieel van MOMAB-algoritmen om de strategische inzet van vaccins, ziektebeheer, en ziektebestrijding te verbeteren.
Meer lezen

3D-printen van een gezonde snack met eendenkroos-eiwit

Erasmushogeschool Brussel
2024
Jorinde
Verschueren
Deze bachelorproef onderzoekt het op maat 3D-printen van een gezonde snack op basis van eendenkroos, een eiwitrijk en duurzaam ingrediënt. Het onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een personaliseerbaar recept dat kan worden aangepast aan de voedingsbehoeften van de consument. Het doel is een innovatieve snack te creëren die zowel voedzaam, milieuvriendelijk als afgestemd op individuele voorkeuren is.
Meer lezen

De verborgen lagen van belle époque sgraffito: een Gentse casestudy

Universiteit Gent
2024
Febe
Buysse
De decoratietechniek sgraffito siert talloze gevels in Belgische steden en biedt hedendaagse wandelaars een blik op het straatbeeld van de belle époque. Deze prachtige decoraties vereisen echter aanzienlijke zorg om hun schoonheid te behouden, maar blijven vaak onderbelicht. Dit onderzoek richt zich op Gent als casestudy, met als doel de ontwikkeling van sgraffiti in de bloeiperiode van 1895 tot 1914 in kaart te brengen.

De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe heeft sgraffito zich in Gent ontwikkeld en wat maakt deze decoraties uniek op het gebied van stijl en techniek? Binnen een straal van 3 km worden specifiek 38 gebouwen en gebouwen-ensembles onderzocht. Deze selectie omvat ook sgraffiti uit het interbellum, gezien de directe invloeden van de sgraffito-techniek uit de belle époque. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, worden de decoraties en ontwerpers voornamelijk geanalyseerd via bronnenonderzoek, visuele analyse en archiefonderzoek. Dit leidt tot een indeling in vier groepen: sgraffito-pioniers, sgraffito-meesters, sgraffito-verkenners en sgraffito-erfgenamen, die samen de ontwikkeling van Gentse sgraffiti in kaart brengen.
Meer lezen

Omzetting van geschreven cursus naar stripformaat ter vergemakkelijking van het verwerken van de leerstof voor de studenten met dyslexie: hepatitis B (HBV)

Universiteit Gent
2024
Yanaika
Hublou
In deze scriptie werd een onderdeel uit de cursus virologie (3e bachelor biomedische wetenschappen, UGent) omgezet naar stripformaat om leerlingen met dyslexie te helpen bij het studeren. De scriptie bestaat uit volgende onderdelen:
- Literatuuronderzoek: dyslexie, leesbaarheid van teksten (lettertype, vet drukken van tekst, hoofdlettergebruik, ...), lay-out die bevorderlijk is voor de leesbaarheid (bv. type papier, kleur van het papier, textuur, ...), geschiedenis en gebruik van stripverhalen.
- Toepassing van de literatuurstudie op het eindproduct.
- Omzetting van een deel van de cursus (bestaande uit PowerPointpresentaties) naar stripformaat. Hierbij werd gefocust op het behouden van de
leerstof, zonder de inhoud te vereenvoudigen.

Deze scriptie had aanvankelijk studenten met dyslexie op het oog als doelgroep, maar er werd al snel gemerkt dat dit werk mogelijks ook breder ingezet zou kunnen worden. Er wordt gehoopt de resultaten ook in te kunnen zetten voor studenten met ADHD, een OKAN-achtergrond, etc. en de doelgroep mogelijks ook uit te breiden met leerlingen uit het secundair onderwijs, patiënten, ...
Meer lezen

KORTETERMIJNEFFECTEN VAN STRAW PHONATION OP DE STEMKWALITEIT VAN 65+’ERS

Universiteit Gent
2024
Casey
Dewanckele
Doelstellingen: Deze studie ontstond vanuit een tekort aan onderzoek naar de mogelijke effecten van stemtraining bij ouderen, een populatie die heel wat leeftijdsgebonden veranderingen ondergaat. Het doel van deze studie was de kortetermijneffecten van straw phonation (SP) op de stemkwaliteit van gezonde 65+’ers te bepalen. De effecten van SP in lucht en SP in 5 cm water werden bepaald en vervolgens vergeleken met een controlegroep zonder interventie.
Methode: Deze studie omvatte 21 gezonde 65+’ers (gemiddelde leeftijd: 74,9 jaar, min-max: 65,0-86,9) in een gerandomiseerd multigroep pretest posttest design met twee experimentele groepen en één controlegroep. De experimentele groepen ondergingen één maand tweemaal per week 20 minuten training met SP in lucht (n = 7) of SP in 5 cm waterdiepte (n = 7). De controlegroep (n = 7) onderging geen interventie. Tijdens de eerste drie sessies en de laatste sessie werden drinkrietjes (5 mm; 21 cm) gebruikt, dit in kader van comfort en transfer. Bij de overige trainingen werden roerrietjes (3 mm; 21 cm) gehanteerd om de effecten te maximaliseren. Voor (pre) en één week na (post) de interventie ondergingen alle deelnemers een klassiek logopedisch stemonderzoek met enerzijds objectieve metingen, waaronder de bepaling van multiparametrische stemkwaliteitsindexen (Dysphonia Severity Index (DSI) en Acoustic Voice Quality Index (AVQI)), maximale fonatietijd (MFT), akoestische metingen en het Voice Range Profile (VRP). Anderzijds werden subjectieve metingen uitgevoerd via zelfbeoordelingsschalen (Voice Handicap Index (VHI) en Vocal Tract Discomfort Scale (VTDS)), evenals een auditief-perceptuele beoordeling (GRBASI).
Resultaat: Enkel voor de parameter Asthenia (A) van de GBRASI werden significante tijdstip x groep interacties, een verschil in evolutie in de tijd tussen de drie groepen, aangetoond na de analyses met Linear Mixed Model. Voor de noise-to-harmonics ratio (NHR), A en Strain (S) kon een significant tijdseffect gevonden worden, wat wijst op een intrinsieke verandering in de steekproef gedurende de tijd, onafhankelijk van de groepsindeling. Analyses binnen de specifieke groepen toonden na SP in 5 cm water een significante verbetering op de NHR, A en VTDS aan. Bovendien werd een licht stijgende trend in DSI waargenomen, samen met een trend tot daling van de AVQI en jitter (indicatief voor verbetering). Daartegenover werd ook een ongewenste significante toename in S opgemerkt. Na SP in lucht waren de resultaten eerder beperkt. Hoewel er een trend zichtbaar was richting verbetering in DSI en shimmer en een lichte uitbreiding van het VRP bleek, waren de effecten na training niet significant.
Conclusie: Straw phonation kan bij gezonde 65+’ers leiden tot een positieve ontwikkeling van de stem- capaciteiten en de stemkwaliteit. De meest veelbelovende effecten werden gevonden na SP in 5 cm water. De extra weerstand verkregen na onderdompeling in water lijkt beter te compenseren voor leeftijdsgebonden veranderingen bij veroudering. Belangrijk hierbij is een geleidelijke opbouw in training. Het stimuleren tot voldoende zelfstandige training thuis zal noodzakelijk zijn om mogelijke effecten te maximaliseren. Verder onderzoek is noodzakelijk om de ideale trainingsduur, waterdiepte en diameter voor het uitvoeren van SP in deze populatie te bepalen.
Meer lezen

Spelen schermtijd en gering buiten spelen een rol in het optreden van bijziendheid bij schoolgaande kinderen: een systematische review

KU Leuven
2024
Tugba
SAHIN
Het gaat over welk mate er een associatie bestaat tussen overmatige schermtijd, meer activiteiten op korte afstand (lezen, studeren) en beperkte tijd buitenspelen en het ontstaan van bijziendheid in een populatie van schoolgaandekinderen.
Meer lezen

1D geluidslokalisatie voor gehoorapparaten met lage data-transfer voor een gedistribueerd model

Universiteit Gent
2024
Jonas
Van Damme
Gehoorapparaten hebben een aanzienlijke evolutie doorgemaakt en zijn getransformeerd tot apparaten die in staat zijn tot aanzienlijke berekeningen op het oor. Naast deze berekeningen wordt verwerking met hoge eisen in het gehoorapparaat systeem uitgevoerd in een gecentraliseerd apparaat, waar meer rekenkracht beschikbaar is. Dit vereist echter(draadloze) gegevensoverdracht tussen deze apparaten, wat de batterijduur nadelig kan beïnvloeden. Verschillende strategie¨ en voor bandbreedte-efficiënte audio bronlokalisatie voor binaurale gehoorapparaten worden vergeleken. Een veelgebruikte strategie is het gebruik van audiocodecs, zoals de LC3+ codec, om de bandbreedte te minimaliseren. Hier wordt ook een bandbreedte
gecomprimeerde versie van een state-of-the-art gedistribueerd systeem onderzocht. Het coöperatieve model verwerkt eerst de microfoonsignalen lokaal voordat de functies naar de centrale processor worden verzonden voor verdere analyse. Het verlagen van de bandbreedte van het systeem impliceert een geschikte compressie van deze functies. Het onderzoek omvat verschillende optimalisaties, waaronder de kwantisatie van de ingebedde functies, aanpassingen aan de functiedimensies, evenals wijzigingen in tijd- en frequentieresoluties. In het algemeen leidden de cumulatieve aanpassingen tot een verbeterde prestatie die iets lager, maar goed vergelijkbaar was met het gecentraliseerde basismodel. Bovendien zijn proof-of-concept experimenten met kennisoverdracht en potentiële uitbreidingen van het coöperatieve model succesvol getest.
Meer lezen

Statistical Inference of AI-identified Subcellular RNA Localizations

KU Leuven
2024
Nynke
Tilkema
Spatial transcriptomics was deemed Nature’s method of the year in 2020. Because of these novel technologies, it is now possible to analyze subcellular RNA localization in a systematic and large scale manner. This will allow us to answer interesting fundamental biological questions in a variety of biological domains, in health and disease. However, computational methods to characterize subcellular RNA localization are still in their infancy. We therefore aim to tackle the following questions as part of this master thesis study:
How does one automatically classify whether a gene shows a subcellular localized expression pattern or not?
● Using supervised classification
○ Which classification algorithm is best suited? And how do we train it optimally
○ What is the performance of the optimal model?
○ Can we aggregate model classifications of a gene over every cell, and can we create a reliable statistical test to discern the probability that a gene localizes non-randomly?
○ If we can classify patterns from non-patterns, can we classify which specific pattern it is?
● Can we infer subcellular localization directly from the latent space embedding of an in-house developed neural network model, without training a classifier first?
● Do these results on simulated data generalize to real biological/experimental data?
Meer lezen

Building resilience to climate change: impact of mulching on the soil water balance and potato growth

Universiteit Gent
2024
Oluwadamilare Emmanuel
Oloyede
Climate change has a significant impact on agricultural production because of its reliance on
environmental factors. Like in most parts of the world, the climate in Belgium is changing with
projections of increase in winter precipitation and decrease in summer precipitation. With
accompanying higher temperatures, evaporation will increase, and water availability will decrease,
especially in summer. It then becomes necessary to efficiently manage soil water for sustainable
crop production. While conservation agriculture is a promising climate smart agricultural
technology, it is often considered with less focus on mulching, one of the pillars of CA. In cases
where mulching has been studied, it was mostly under conventional tillage system, and about yield
and greenhouse gases emission. Since there is no one-size-fits all on soil water management. It is
imperative to conduct strategies suitable to local conditions. Potato is a staple crop in Belgium,
and it is drought sensitive. This makes it susceptible to effects of climate change. Therefore, this
research studied the impacts of mulching, under reduced tillage, on soil water balance and potato
growth as an adaptation strategy to climate change in the Flemish agricultural context.
A field experiment was conducted on a bio-parcel of the Flanders research institute for agriculture,
fisheries and food in Melle, East Flanders, Blegium. This study evaluated the effects of two
different mulch thickness (6 cm and 12 cm) against bare soil (no mulch) on evapotranspiration
(ET), potato growth, yield and water use efficiency (WUE). An adapted soil water balance
equation was used to determine ET; plant height and leaf area index (LAI) were used as parameter
of crop growth; and WUE was determined as a quotient of yield and ET. Data collected were
subjected to analysis of variance and significantly different means were separated using Tukey’s
Honestly Significant Difference (HSD) at 5% level of significance.
This study revealed that soil structural quality and soil water content improved under mulch; 12
cm mulch performed best in preventing drought stress during low rainfall; ET increased with
increasing mulch thickness though not significantly; 12 cm mulch significantly increased LAI
compared to other treatments; and yield and WUE were not significantly different among the
treatments though 6 cm and 12 cm mulch increased yield by 7.4% and 10.9% respectively.
Meer lezen

The Results of Unstructured Immersion Education in Brussels: Exploring Perceptions of Linguistic Proficiency among Francophone Students in Dutch-medium Higher Education

Vrije Universiteit Brussel
2024
Juliette
Hopman
Deze studie onderzoekt de percepties van taalvaardigheid in het Nederlands onder Franstalige studenten die Nederlandstalige scholen in Brussel bezoeken. De focus ligt op hun percepties van de volgende twee aspecten: hun prestaties aan Nederlandstalige universiteiten met betrekking tot de vier taalvaardigheden (lezen, schrijven, luisteren en spreken) en hun overgang naar Frans-Nederlandse tweetaligheid via ongeorganiseerde onderdompeling. Dit wordt onderzocht aan de hand van een vragenlijst, die een linguïstische zelfbeoordelingstest en aanvullende stellingen over de overgang naar tweetaligheid bevat. In totaal zijn 53 vragenlijsten geanalyseerd. De resultaten laten zien dat deze studenten zichzelf over het algemeen beschouwen als vaardig in het Nederlands, waarbij ze een vergelijkbaar taalvaardigheidsniveau hebben bereikt als hun Nederlandstalige leeftijdsgenoten, vooral met betrekking tot receptieve vaardigheden. Bovendien beschouwen zij hun overgang naar Frans-Nederlandse tweetaligheid als succesvol. Deze bevindingen suggereren dat ongeorganiseerde onderdompeling in Brussel potentieel kan worden gebruikt als een methode voor tweedetaalverwerving om volwaardige Frans-Nederlandse tweetaligen voort te brengen.
Meer lezen

De droom van een pijnloze bevalling in vervulling? De rol van anesthesie in de Belgische verloskunde tussen 1880-1900.

KU Leuven
2024
Anna
Derhaeg
Op het einde van de negentiende eeuw gebruikten verloskundigen regelmatig verschillende middelen om pijn bij de bevalling tegen te gaan. De interpretatie van bevallingspijn door artsen bepaalde mee of toekomstige moeders pijnstilling kregen. Medische ideeën over de rol van bevallingspijn in het bevallingsproces zorgden voor een afwachtende houding van Belgische artsen. Daarnaast speelden ook morele ideeën over bevallingspijn een rol bij de toediening van anesthesie. Volgens verloskundigen waren sommige vrouwen dapperder dan anderen en konden daarom zonder anesthesie bevallen. In andere gevallen geloofden artsen niet dat de vrouw pijn voelde of toch overdreef waardoor ze geen anesthesie toedienden. De komst van aneshtesie betekende echter meer dan alleen pijnbestrijding. Anesthesie maakte verschillende ingrepen gemakkelijker voor artsen. Daarnaast konden artsen anesthesie ook als kalmeringsmiddel gebruiken wanneer vrouwen zich vervelend gedroegen tijdens hun bevalling en het werk van de verloskundigen verstoorden. Dankzij anesthesie konden artsen ook operaties uitvoeren waarvoor de vrouw initieel niet had toegestemd wanneer de arts die operatie als noodzakelijk achtte voor het welzijn van vrouw en kind. Niettemin gebruikten verloskundigen anesthesie voornamelijk als pijnbestrijding wat voor veel vrouwen een welgekomen verlossing bood.
Meer lezen

Deep Learning and Electricity Price Forecasting on the Belgian day-ahead market Using recursive multi-step and probabilistic forecasts to improve accuracy and quantify uncertainty.

KU Leuven
2024
Abel
Kempynck
  • Vic
    Vandeput
Accurate electricity price forecasting is critical in today’s volatile energy markets, particularly with the increasing penetration of renewable energy sources. This thesis aims to
compare the increasingly popular deep learning techniques with established statistical
models for electricity price forecasting in the Belgian day-ahead market. The comparative study uses a deep learning method called Long Short-Term Memory (LSTM) and
a statistical LASSO-Estimated Auto-Regressive (LEAR) model both in predicting price
values as well as quantifying their uncertainty. The main findings reveal that the LEAR
model outperforms the LSTM model in terms of accuracy and computation time. The
study emphasizes the importance of recalibration for improving forecasts and challenges the notion that deep learning models always outperform statistical methods.
The research contributes to the literature by providing insights into the effectiveness of
different forecasting models in the field of electricity price prediction.
Meer lezen

On Possible Roles of Machine Learning Applications for Painting Conservation: a Review of the State of the Art

Universiteit Antwerpen
2024
Aster
Van Vijle
Elk kunstwerk is onderhevig aan degradatie die veroorzaakt kan worden door een verscheidenheid aan factoren. De risico's die werken lopen zijn afhankelijk van de technieken en materialen die gebruikt werden door de kunstenaar. Conservatiemaatregelen proberen de degradatie van kunstwerken als gevolg van ouderdom of omgevingsfactoren te beperken door de opslag- en tentoonstellingsomstandigheden te controleren. Periodieke beeldvorming en fysisch-chemisch onderzoek zijn belangrijke conservatietaken. De meeste erfgoedinstellingen verzamelen en bewaren de vergaarde informatie over hun kunstcollecties digitaal. Deze data in combinatie met machine learning kan dienen als een essentiële bron van informatie en als een niet-invasieve methode voor diepgaande analyses van kunstwerken. De meeste conservatoren hebben echter niet voldoende kennis over machine learning om dit zelf te implementeren, wat betekent dat samenwerking met ingenieurs noodzakelijk is. Zij begrijpen op hun beurt niet altijd de uitdagingen binnen conservatieonderzoek. Deze masterthesis is dan ook bedoeld als een startpunt voor zowel conservatoren als ingenieurs die meer willen weten over de toepassingen van machine learning in kunstconservering. De focus ligt op vier grote thema’s binnen de conservatie van schilderijen: de leesbaarheid van technische beelden verbeteren, pigmentanalyse, detectie van schade, en voorspellen van schade.
Meer lezen

Antiproliferative properties of two legume lectins against cancer cells: effects and modes of action

Universiteit Gent
2024
Lien
Ervijn
Kanker is nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak wereldwijd. Lectinen, één van de belangrijkste groepen van suiker-bindende eiwitten, zijn veelbelovend als kankertherapie. Voortbouwend op dit potentieel werden tijdens deze thesis de effecten van het mannose-specifieke Dioclea megacarpa lectine (DmegA) en het galactose-specifieke Vatairea lundellii lectine (VLL) op verschillende kankercellen onderzocht. Vijf menselijke cellijnen werden geëxamineerd, namelijk de HeLa-, (baarmoederhalskanker), HT-1080- (fibrosarcoma), PANC-1- (pancreaskanker), MCF-7- (borstkanker) en NHDF-cellijnen (fibroblasten). Op basis van levensvatbaarheid, motiliteit en maatschappelijk belang, werden volgende cellijn-lectine combinaties gekozen: DmegA toegediend
aan PANC-1-cellen en VLL toegediend aan HT-1080-cellen.

De lectinen worden geïnternaliseerd in beide cellijnen. Deze observatie in combinatie met een verhoging in ROS-productie, caspase-9 activiteit en PUMA-expressie wijst op de activatie van de intrinsieke apoptose route. Bovendien onthulde de qPCR-analyse een verhoogde expressie van EDEM, een gen van belang in ER-stress. De cellulaire locatie van DmegA in PANC-1-cellen stemt hiermee overeen. Verder duidt het binden van de lectinen aan het celoppervlak, in combinatie met een verhoogde caspase-8 activiteit op de simultane activatie van de extrinsieke apoptose route.
Morfologische veranderingen van de cellen, namelijk vesikels aan het celoppervlak van HT-1080-cellen, en afbraak van de kern en afname van het celvolume van PANC-1-cellen, stroken verder met de activatie van deze routes. De qPCR-analyse impliceert ook de activatie van pyroptose in beide cellijnen, en mitofagie in de HT-1080-cellijn. DmegA en VLL zijn dus lectinen die apoptose en ERstress kunnen induceren in fibrosarcoma- en pancreaskankercellen.
Meer lezen

Onderliggende mechanismen van de interactie tussen de mier Crematogaster scutellaris en de roofmijt amblyseius swirskii

Universiteit Gent
2024
Valentijn
De Cauwer
Bij het simultaan inzetten van meerdere biologische bestrijders in teelten, treden er interacties op tussen de bestrijders. Deze
interacties kunnen worden ingedeeld als zijnde synergetisch, neutraal of antagonistisch. In deze masterproef werd het
mechanisme van de interactie tussen de mier Crematogaster scutellaris (Olivier) en de roofmijt Amblyseius swirskii (Athias
Henriot) bij predatie op de trips Frankliniella occidentalis (Pergande) onderzocht. Het onderzoek werd in een labo- en
serreomgeving uitgevoerd. Enerzijds, werd nagegaan of beide predatoren jagen op verschillende levensstadia van F. occidentalis.
Anderzijds, werd het effect van een schuilplaats voor tripsen op de predatie-efficiëntie van beide predatoren en hun combinatie
onderzocht. Een eerste laboproef toonde aan dat C. scutellaris jaagde op poppen en adulten van F. occidentalis, terwijl A. swirskii
eerder predeerde op poppen en nimfen. Een tweede laboproef illustreerde dat C. scutellaris tijdens het jagen op F. occidentalis
werd gehinderd door de aanwezigheid van een schuilplaats voor deze tripsen. Het combineren van C. scutellaris en A. swirskii bood
hiervoor een oplossing. Roofmijten kunnen namelijk wel foerageren in deze kleine schuilplaatsen. Ook bleek uit de spreiding van
de bladschade dat de aanwezigheid van mieren ervoor zorgde dat tripsen zich gaan verschuilen. De efficiëntie van C. scutellaris
gecombineerd met A. swirskii werd verder getest in een serreproef. Er kon geen uitsluitsel worden bekomen of de combinatie van
de predatoren al dan niet voor een synergetisch effect zorgt in meer praktijkgerichte omstandigheden. Er kon wel worden
bevestigd dat voornamelijk roofmijten van belang zijn bij predatie op tripsnimfen.
Meer lezen