Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Een analyse van gewasschade door wilde zwijnen in Zuid-Dijleland

Hogeschool PXL
2024
Wout
Verschuere
De gemeenten Overijse, Huldenberg, Bertem en Tervuren kennen een stijgende populatie van wilde zwijnen, zoals vele andere regio’s in Vlaanderen na de officiële terugkomst van het dier in 2006 (Rutten et al., 2018). De everzwijnen foerageren in het typische Vlaamse mozaïeklandschap en dit brengt veel schade aan landbouwgewassen met zich mee. Deze schade leidt tot economische verliezen bij landbouwers. Dit project onderzoekt de situatie van de problematiek in het projectgebied, in samenwerking met Agentschap Natuur en Bos en de lokale wildbeheereenheden Tussen Voer & Yse en Bertembos. Semigestructureerde interviews met landbouwers uit het projectgebied zijn uitgevoerd om informatie te verzamelen rond everzwijnschade. Uit statistische analyses van de schadedata blijkt dat grasstroken het meeste schade ondervinden van everzwijnen in het gebied. Vervolgens zijn ook maispercelen en graslanden heel gevoelig. Mais kent meer schade in de periode dat het gewas oogstklaar is, graslanden in de winter wanneer er weinig andere voedselbronnen te vinden zijn. Bijkomend werd geanalyseerd of de afstand van landbouwpercelen tot bosgebieden invloed zou hebben op het schadegehalte. De analyse wijst op een negatieve regressie van schadepercentages bij een toenemende afstand tot bos. Er moet wel in rekening worden gebracht dat ook andere factoren invloed kunnen hebben op de schade. Verder is ondervonden dat het in de toekomst essentieel is om moderne technologieën in te zetten om de schadeproblematiek aan te pakken. Het gaat dan over technologieën als drones en artificiële intelligentie. Gebruik maken van deze toepassingen kan een grote hulp zijn bij het in kaart brengen van gewasschade op een ondubbelzinnige wijze, alsook voor jachtdoeleinden om wilde zwijnen in het gebied te beheren. Samenwerkingen met de lokale wildbeheereenheden en het Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek zijn hiervoor essentieel. Het blijft bijkomend ook belangrijk om nauw contact te houden met landbouwers en omwonenden om hun noden te begrijpen.
Meer lezen

Supporting Life Participation: an ethnographic study of a nephrology centre

Universiteit Gent
2024
HENRIETTA
ADOM
ABSTRACT
Achtergrond:
Chronische nierziekte (CKD) vereist niet alleen biomedische behandeling maar beïnvloedt ook de vitaliteit van patiënten, waardoor hun deelname aan het leven vermindert. Behandeling, inclusief nierfunctievervangende therapie, beperkt patiënten. Nefrologen streven naar een evenwicht tussen de ernst van symptomen, comorbiditeiten zoals kwetsbaarheid en invaliditeit, en deelname aan het leven, maar de integratie van levensparticipatie in de CKD-zorg blijft beperkt
Doelstelling:
Dit onderzoek beoogt te onderzoeken hoe de integratie van levensparticipatie in nefrologische zorg de kwaliteit van leven en gezondheidsuitkomsten voor CKD-patiënten kan verbeteren, gebruikmakend van een etnografische benadering.
Methode:
Data werden verzameld via vier gevalideerde vragenlijsten (Impact op Participatie en Autonomie, SONG-Life participatie, SONG-HD Fatigue, en EQ5D5L), semi-gestructureerde interviews en observaties. De flexibele aard van semi-gestructureerde interviews stond toe om dieper in te gaan op de antwoorden van de deelnemers.
Resultaten:
De studie omvatte negen patiënten, twee andere belanghebbenden en vijf zorgverleners. De bevindingen benadrukken de noodzaak om niet-medische aspecten zoals sociale diensten en welzijnsprogramma's op te nemen in de zorg voor chronische nierpatiënten. Interviews onthulden aanzienlijke koof in psychologische en sociale ondersteuning voor patiënten, met beperkte middelen en een gebrek aan gespecialiseerd personeel zoals psychologen, maatschappelijk werkers en diëtisten, wat de mogelijkheid beperkt om uitgebreide zorg te bieden die zowel medische als niet-medische behoeften aanpakt.
Conclusie:
Thematische analyse toonde aan dat het integreren van levensparticipatie in de nefrologische zorg essentieel is voor het verbeteren van gezondheidsuitkomsten en de kwaliteit van leven voor chronische nierpatiënten.
Meer lezen

Bruggen bouwen: inclusie bevorderen en diversiteit omarmen in de klas

UC Leuven-Limburg
2024
Liesse
De Boel
In deze scriptie wordt de invloed van groepsdruk op de seksuele oriëntatie van jongeren binnen de tweede graad secundair onderwijs toegelicht. Hoe kunnen we leerkrachten tools aanreiken om hierover in gesprek te gaan en diversiteit binnen de school te omarmen?
Meer lezen

De noden, verwachtingen en percepties van verpleegkundigen over de implementatie van het bedside scannen van medicatie: een kwalitatief onderzoek

Universiteit Antwerpen
2024
Tine
Jughmans
Medicatiefouten in ziekenhuizen zijn een regelmatig voorkomend probleem en kunnen de patiënt schaden. Als preventieve maatregel tegen medicatiefouten kan barcode-medicatietoedieningstechnologie ingezet worden. Onderzoeken tonen aan dat bedside scannen van medicatie (BSS) de fouten aanzienlijk vermindert. Verpleegkundigen besteden veel tijd aan medicatiegerelateerde activiteiten, dus hun acceptatie van een BSS- systeem is essentieel voor de patiëntveiligheid. Deze studie richt zich op het verwerven van inzicht in de noden, verwachtingen en percepties van verpleegkundigen over de BSS-implementatie. Daarnaast worden barrières en facilitatoren geanalyseerd om het implementatieproces te optimaliseren en de acceptatie van deze technologie te verhogen.
Dit kwalitatief descriptief onderzoek bestond uit focusgroepen met een doelgerichte steekproef van verpleegkundigen, waarbij variatie werd nagestreefd in ziekenhuisdiensten en het aantal jaren werkervaring in het Jessa Ziekenhuis. Voor de focusgroepen werd er gewerkt met een topiclijst gebaseerd op het Technology Acceptance Model. Data-analyse verliep aan de hand van een thematische analyse.
Er zijn zes thema’s bekomen uit vijf focusgroepen, namelijk (1) veiligheid, (2) workflow, (3) impact van BSS op de patiënt, (4) perceptie van de verpleegkundige op het gebruik van BSS, (5) workload en (6) opleiding en ondersteuning als inzichten over de implementatie van BSS. Nadien werden barrières en facilitatoren voor de BSS-implementatie geïdentificeerd uit de verkregen thema’s.
Verpleegkundigen ervaren uiteenlopende behoeften en percepties over de BSS-implementatie. Veiligheid staat centraal, waarbij betrouwbare technologie belangrijk is ten aanzien van patiëntveiligheid. Om de BSS-workflow op verpleegafdelingen efficiënter te laten verlopen, moeten procedures geoptimaliseerd worden, rekening houdend met aspecten zoals workload, gebruiksgemak en benodigde apparatuur. Verpleegkundigen vermoeden dat patiënten het BSS-systeem 's nachts patiëntonvriendelijk vinden, waarbij patiëntinformatie kan helpen. Bezorgdheid over verhoogde workload en de organisatiecultuur beïnvloeden de BSS-acceptatie, waarbij opleiding en voortdurende ondersteuning belangrijk zijn. De geïdentificeerde facilitatoren en barrières bieden waardevolle inzichten voor optimalisatie en het vergroten van de acceptatie van BSS.
Meer lezen

Wat is het effect van Gerodent, een gestructureerd mondzorgbeleid, op de mondhygiëne van ouderen in woonzorgcentra in Vlaanderen

Universiteit Gent
2024
Emma
Temmerman
  • Jonas
    Maertens
Abstract

Doel: Het doel van deze studie is het effect van Gerodent, een gestructureerd mondzorgbeleid, op de mondhygiëne van ouderen die verblijven in een woonzorgcentrum (WZC) te kwantificeren en te vergelijken met de mondhygiëne van ouderen die verblijven in een WZC waar de standaard mondzorg wordt verleend.

Achtergrond: Gerodent is een complexe mondgezondheidsinterventie sinds 2010. Momenteel is dit project actief in 62 WZC’s gelegen in Oost- en West-Vlaanderen (België). Het omvat zowel preventieve als curatieve componenten, waaronder een volledig uitgerust mobiel tandheelkundig team, bestaande uit tandartsen, mondhygiënisten en tandartsassistenten, dat tweejaarlijks elk samenwerkend WZC bezoekt.

Methode: Dit betreft een cross-sectionele single blind studie waarbij een random clustered sample bestaande uit Gerodent-WZC’s vergeleken wordt met niet-Gerodent-WZC’s. De twee primaire uitkomstvariabelen zijn tandplaque (Turesky index en Silness & Loë index) en gebitsprotheseplaque (Augsburger & Elahi index). Daarnaast werden ook de volgende gegevens verzameld: tongplaque, aanwezigheid van tandsteen en voedseldebris, prevalentie van stomatitis, socio-demografische gegevens en de aanwezigheid van mondhygiënehulpmiddelen. De datacollectie vond plaats in de periode van 2020 tot 2023. Generalized Estimating Equations (GEE), gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd, zorgafhankelijkheid en medicatie werden gebruikt om de mondhygiëne te vergelijken tussen beide groepen.

Resultaten: De Gerodent-WZC’s (G: n=171) en niet-Gerodent-WZC’s (nG: n=159) hadden respectievelijk een gemiddelde leeftijd van 85,8 (SD 7,2) en 87,8 jaar (SD 7,0), waarbij de meerderheid tot het vrouwelijke geslacht behoorde. De bewoners die behoorden tot de Gerodentgroep presenteerden zich met een lagere gemiddelde score van tandplaque (Turesky index) dan de bewoners van de niet-Gerodentgroep. Bovendien was dit verschil naast statistisch significant ook relevant (G 1,68; nG: 2,71; RR 0,32; 95% BI: 0,23-0,44). Verder waren de gemiddelde scores van de gebitsprotheseplaque ook significant verschillend tussen de niet-Gerodent- en Gerodentgroep en dit in het voordeel van de laatstgenoemde (G: 1,60; nG: 2,21; RR 0,55; 95% BI: 0,42-0,72). Tot slot waren mondhygiënehulpmiddelen voor de meeste bewoners beschikbaar, waarbij gebitsprotheseborstels meer aanwezig waren in de Gerodent-WZC’s.

Conclusie: De mondhygiëne van bewoners die verblijven in een Gerodent-WZC is significant beter dan deze van bewoners die verblijven in een niet-Gerodent-WZC. Ondanks dit hoopgevende resultaat blijft het niveau van mondhygiëne lager dan deze van de algemene Belgische bevolking en onvoldoende om orale pathologie te voorkomen.
Meer lezen

Remediëring hoger onderwijs aan de fac ARK

Universiteit Hasselt
2024
Sander
Panis
  • Axelle
    Stulens
Genomineerde longlist Klasseprijs
Naar aanleiding van de vele studenten die aangeven niet te weten hoe om te gaan met feedback, blijkend uit het eigen onderzoek (observatie en bevraging), richt deze scriptie zich bijgevolg op hoe studenten getraind kunnen worden om op een effectieve manier om te gaan met deze feedback. Hieraan gekoppeld volgt het ontwerpen (en daarna ook het inzetten) van een remediëringstool en wordt er besproken wat de eventuele bijkomende mogelijkheden naar andere opleidingen in het hoger en secundair onderwijs toe zijn.

Dit onderzoek spitst zich uit over de nood aan remediëring in het hoger onderwijs in de eerste bacheloropleiding interieurarchitectuur. Er wordt dieper ingegaan op de verwachtingen van ontwerpdocenten (die eveneens begeleiding en juryleden vormen in het eerste opleidingsjaar) binnen het opleidingsonderdeel Ontwerpstudio.
Er wordt gezocht naar een manier waarop er kan achterhaald worden op welke vlakken er remediëring nodig is bij elk individu en waar als groep op getraind kan worden. In dit proces worden ook de rollen van zowel studenten als docenten binnen de remediëring van een individu onder de loep genomen.

Daar bestaande bronnen in de literatuurstudie omtrent remediëring voornamelijk over inhoudelijke remediëring spreekt, de cognitieve kennis, en onze eigen ervaring in zowel de ontwerpopleiding als de lerarenopleiding alsook een gesprek met de huidige ontwerpdocenten ons getoond hebben dat een ontwerpvak meer skills nodig heeft dan enkel het ‘weten’, ontwikkelen we een visuele samenvatting van de nodige kennisdimensies. Dit leidt naar het resultaat van een creatief product: het radardiagram van kennisdimensies als remediëringstool.

Dit onderzoek vormt de aanleiding voor meerdere vervolgonderzoeken zoals het uittesten van de ontworpen tools en het inzetten van deze tools in andere opleidingen in het hoger alsook secundair onderwijs.
Meer lezen

Impact Nederlandse spelling op het professionele leven van Generatie Z

Arteveldehogeschool Gent
2024
Ben
Bellemans
  • Larisa
    Van den Bergh
  • Jelle
    Vandendriessche
  • Claudia
    Van Hoecke
In deze bachelorproef werd onderzocht op welke manier we Generatie Z in Vlaanderen kunnen sensibiliseren over de gevolgen van een onnauwkeurige spelling op hun professionele leven. Dit onderzoek had tot doel Generatie Z te sensibiliseren aan de hand van campagnes op sociale media in de vorm van quotes en korte video’s.

Het onderzoek bestaat uit deskresearch en fieldresearch waarbij fieldresearch werd onderverdeeld in kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Voor het kwantitatief onderzoek werd gekozen voor het verspreiden van een online-enquête onder zowel Generatie Y als Generatie Z, geboren tussen 1975 en 2010. De vooropgestelde minimum steekproefgrootte was 385 respondenten voor Generatie Z. De enquête heeft uiteindelijk meer dan 750 respondenten bereikt, door de diverse verspreiding op verschillende kanalen. Door dit grote aantal respondenten kon het onderzoeksteam valabele en generaliseerbare conclusies trekken.

Bij het kwalitatief onderzoek heeft het onderzoeksteam 12 respondenten persoonlijk geïnterviewd, waaronder 8 geïnterviewden uit Generatie Z en 4 uit Generatie Y. In dit onderzoek werden voornamelijk open vragen gesteld om diepgaandere antwoorden te verkrijgen. De vragen waren aangepast aan het profiel van de geïnterviewde. Zo kreeg Generatie Z onder andere een kort dictee om hun bewustzijn van de kennis van de Nederlandse spelling te meten. Generatie Y kreeg dan weer doelgerichte vragen over spelling met betrekking tot hun functie.

Door de resultaten van de desk- en fieldresearch te combineren konden we concluderen dat de taal steeds visueler en bondiger wordt. Daarnaast heeft onnauwkeurige spelling wel degelijk een impact op het professionele leven. Generatie Z is zich daar in zekere mate van bewust.
Meer lezen

De Digitale Spiegel: Exploratie van zelfstigma in online eetstoornisgemeenschappen - Een kwalitatieve verkenning van stigma binnen digitale omgevingen

KU Leuven
2024
Artemis
Devaux
Het onderzoeken van zelfstigma in online eetstoornisgemeenschappen is relevant vanwege de toenemende invloed van digitale platforms, waar mensen steun en erkenning zoeken. Het is essentieel om te begrijpen hoe zelfstigma zich ontwikkelt in deze online omgevingen, om effectieve interventies en ondersteuningsmechanismen te ontwikkelen die kunnen leiden tot stigmareductie. Deze studie maakt gebruik van een kwalitatieve, fenomenologische benadering om te onderzoeken hoe zelfstigma zich manifesteert in online eetstoornisgemeenschappen. Door middel van diepgaande interviews met leden van deze gemeenschappen en thematische analyse, werden patronen en thema's in hun ervaringen geïdentificeerd. Het onderzoek richtte zich op persoonlijke ervaringen met eetstoornissen, percepties van publieke stigma, sociaal isolement en de invloed van online gemeenschappen. De fenomenologische methode werd gekozen om subjectieve ervaringen vast te leggen en te begrijpen hoe individuen stigma waarnemen en internaliseren. De studie concludeert dat zelfstigma in online eetstoornisgemeenschappen een complex fenomeen is dat wordt beïnvloed door verschillende factoren zoals publieke stigma, trauma en de dynamiek van online interacties. Deze gemeenschappen spelen een dubbele rol, zowel steun biedend als mogelijk schade veroorzakend, afhankelijk van de aard van de interacties binnen deze platforms. De bevindingen suggereren dat interventies gericht op het verminderen van zelfstigma rekening moeten houden met de specifieke dynamiek van online gemeenschappen. Strategieën zouden het bevorderen van positieve, op herstel gerichte interacties kunnen omvatten en hulpmiddelen kunnen bieden om individuen te helpen kritisch om te gaan met online inhoud. Uiteindelijk kan een beter begrip van hoe zelfstigma zich ontwikkelt en wordt versterkt, leiden tot betere ondersteuningssystemen en het herstel van mensen met eetstoornissen bevorderen.
Meer lezen

Wat is de effectiviteit van het gebruik van likelihood ratios (LR) ten opzichte van het aantal loci bij het onderscheiden van DNA-matches in en rond de 'grijze zone' tussen High 7, High 8-9 en High 10 in forensische DNA-analyses?

Erasmushogeschool Brussel
2024
Hannah
Decloedt
Mijn scriptie richt zich op het optimaliseren van forensische DNA-databanken, specifiek hoe DNA-matches beter kunnen worden beoordeeld in gevallen waar de overeenkomst niet volledig duidelijk is, oftewel de ‘grijze zone’. Er werd onderzocht of de toepassing van likelihood ratios (LR) als een alternatieve methode gebruikt kan worden om de betrouwbaarheid van DNA-matches te verbeteren.







Meer lezen

Deep learning-based scoring of erosive osteoarthritis of the IP finger joints

Universiteit Gent
2024
Zakaria
Oubbi
In deze studie wordt met behulp van convolutionele neurale netwerken (CNN’s) een geautomatiseerd scoresysteem ontwikkeld dat radiologen ondersteunt in het opsporen en opvolgen van erosieve artrose.
Meer lezen

Syntactische priming als middel om een nieuwe grammaticale constructie te leren?

Universiteit Antwerpen
2024
Lara
Baert
Deze scriptie legde zich toe op het aanleren van een grammaticale constructie in een vreemde taal aan leerlingen die die constructie nog niet eerder hebben geleerd. Het gaat meer bepaald om de Franse passiefconstructie. Via een computerexperiment met syntactische priming (i.e., de neiging om grammaticale constructies te herhalen) lukte het Vlaamse leerlingen om die Franse passief zelf te produceren, en dat op een onbewuste manier. Al slaagden wel enkel de iets vaardigere scholieren hierin.
Meer lezen

Feasibility Study of Virtual Energy Reporting based on Process Data in Historian

Universiteit Gent
2024
Lukas
Favoreel
This master's thesis is titled "Feasibility Study of Virtual Energy Reporting Based on Process Data in Historian," and is conducted as part of the Master of Science in Electrical Engineering Technology - Automation for the academic year 2023-2024. The goal of this thesis is to develop a virtual, low-cost energy monitoring system using process data. This research was supervised by Dr. ir. Nele De Geeter and ir. Jeroen Pandelaere from Actemium Beverage Aalter. The thesis explores the feasibility of implementing a virtual energy reporting system based on existing process data stored in a historian database.
The aim of this work is to gain a better understanding of the energy consumption of an industrial process in a cost-effective way. It is applied to a UHT process at Puratos, one of Actemium's customers.
From an economic and environmental point of view, it is important to minimize the energy consumption of such a process, but the problem is that there is little insight into the energy consumption. In addition, process optimization is done by trial and error, resulting in an inefficient and costly method of improvement.
The developed system uses data from existing sensors used to control the relevant industrial processes. By analysing these data and components, the theoretical energy consumption is calculated, providing an approximation of the actual energy consumption.
The main advantage of this type of virtual energy monitoring system is that a virtual model can be used to evaluate different scenarios without the need for extensive real-world testing. This approach allows the optimal solution to be identified more quickly and cost-effectively. It also provides a better idea of the production cost of treating the product, resulting in a better revenue model.
Meer lezen

Markerless Augmented Reality Guidance System for Maxillofacial Surgery

KU Leuven
2024
Ewald
Ury
Deze studie presenteert een nieuw, eenvoudig te gebruiken augmented reality (AR)-systeem dat chirurgen begeleidt tijdens kaakchirurgie. In tegenstelling tot de huidige methoden, die fysieke gidsen gebruiken en vaak kostbaar en tijdrovend zijn, maakt dit systeem gebruik van digitale hologrammen en de Microsoft HoloLens 2-headset. Het volgt de kaak van de patiënt in real-time, zonder dat fysieke markeringen nodig zijn. Tests met vier chirurgen toonden aan dat dit AR-systeem zeer nauwkeurig is, met een foutmarge van minder dan 1,08 mm. Deze nieuwe benadering kan een kosteneffectievere, eenvoudigere en minder ingrijpende manier bieden om de precisie van de chirurgie te verbeteren.
Meer lezen

NAAR EEN GEBRUIKSGESCHIEDENIS VAN DE VROEGMODERNE GENTSE ALMANAK: AUTEURS, GEBRUIKERS EN DE NOOD AAN CENSUURMAATREGELEN.

Universiteit Gent
2024
Lisa
Michiels
Mijn scriptie onderzoekt de rol van astrologische almanakken in het dagelijks leven van de Gentenaar in de 16e en 17e eeuw. Deze kalenders, bevatten astrologische voorspellingen, en waren destijds enorm populair. Mijn onderzoek kijkt naar de sociale status en opleiding van de auteurs, de afnemers (individuen, gilden, ambachten en de overheden), en de vormen van censuur die erop werden toegepast. De kerk en staat probeerden de almanakken te reguleren vanwege hun invloed op het volk, maar ook commerciële censuur door drukkers speelde een rol. Mijn scriptie wil tonen hoe diep astrologie geworteld was in de Gentse samenleving.
Meer lezen

De (on)zichtbare pijn

Hogeschool PXL
2024
Milena
Peeters
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Veel jongeren lijden in stilte pijn door het heersende taboe. Dit heeft onvermijdelijk een grote invloed op hun schoolervaring. Voor scholen en leerkrachten is het gezien de problematiek een complexe taak om dit probleem aan te pakken.

Door het taboe rond pijn bestaan er veel misvattingen over deze leerlingen, waardoor zij op hun beurt negatieve ervaringen opdoen. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel die ervoor zorgt dat het probleem vaak ‘onzichtbaar’ blijft totdat de symptomen ernstig worden.

Gezien het hoge aantal jongeren met pijn en de impact, is het van belang om preventieve middelen in te zetten om verschillende vormen van pijn aan te pakken alvorens deze problematiek vordert.

Een manier om deze vicieuze cirkel te doorbreken, is door preventief te handelen. Creatieve werkvormen kunnen leerlingen ondersteunen om hun pijn te uiten en, met de nodige reflectie, kan dit leiden tot een leerproces.

Om deze leerlingen op school voldoende te ondersteunen alvorens deze problematiek verder evolueert, is het cruciaal dat leerkrachten en scholen goed geïnformeerd worden en de nodige tips en hulpmiddelen verkrijgen.

Deze twee elementen zijn een eerste stap om leerlingen met pijn te ondersteunen en het taboe open te breken.
Meer lezen

Een STEMmige bachelorproef

Arteveldehogeschool Gent
2024
Daan
Tirry
  • Mel
    Van Rompay
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Deze paper draagt bij aan het leerling gestuurd onderwijs binnen STEM. Tijdens het verloop van onze opleiding ontdekten we veel mooie en kwaliteitsvolle STEM-projecten, maar deze waren voornamelijk leerkracht gestuurd. De leerlingen missen in deze projecten eigenaarschap, vooral in de eerste fasen van de projecten. Deze paper geeft antwoord op de vraag: “Hoe kunnen we leerkrachten ondersteunen bij de eerste fases van een leerling gestuurd STEM-project?”

In deze zoektocht werd KLOOV (Kit om van Leerling tot Onderzoek en Ontwerp Vraag te komen) ontworpen die leerkrachten voldoende materiaal en ondersteuning biedt. Tijdens het ontwerpen van KLOOV was er steeds een wisselwerking van prototypes en feedbackmomenten dat beëindigd werd door enkele veldtesten met een bijhorende analyse. Op deze manier kwam het product iteratief tot stand. De belangrijkste onderdelen van KLOOV zijn: een box met tools, een lessenpakket en een handleiding die de leerkracht eenvoudig op weg zet.
KLOOV zorgt ervoor dat leerlingen op een voornamelijk zelfstandige wijze een context in vraag kunnen stellen. Dit doen de leerlingen aan de hand van tools. Zodra ze genoeg vragen hebben verzameld, moeten de leerlingen deze vragen omvormen naar onderzoek -en ontwerpvragen. Uiteindelijk kan uit deze bekomen vragen een project gestart worden.
Uit ons onderzoek blijkt dat leerlingen door het gebruik van KLOOV hun vraagstelling aanpassen en dat er veel meer vragen voldoen aan de criteria van een goede onderzoek- of ontwerpvraag.
Meer lezen

Kleine winnaars: De onstuitbare kracht van motivatie en doorzettingsvermogen

Hogeschool PXL
2024
Indra
Leemans
  • Indra
    Leemans
Een praktijkgericht onderzoek op de zelfregulerende vaardigheden van kleuters met als focuspunten ‘motivatie en doorzettingsvermogen’ en het ontwikkelen van een toolbox om de motivatie en het doorzettingsvermogen te ondersteunen en te versterken wanneer ze een opdracht moeten uitvoeren.
Meer lezen

Help! My character is non-binary: A English-Dutch translation informed by a survey of young Flemish readers’ comprehension of and preferences for the Dutch non-binary pronouns die/diens, hen/hun and die/hun

KU Leuven
2024
Lisa
Van Poucke
Deze masterproef is ontworpen als een hulpmiddel voor vertalers Engels-Nederlands bij het beslissen hoe non-binaire voornaamwoorden te vertalen. Een deel bestaat uit een reader-response vragenlijst van een cohort van zestien- tot negentien-jarigen waarvan gevraagd werd om een door mij vertaald fragment uit een verhaal met een non-binair personage te begrijpen en hun voorkeuren daaromtrent te uiten. De resultaten werden dan gebruikt om een geïnformeerde beslissing te maken voor de uiteindelijke vertaling, wat het tweede, praktische deel van de thesis inhield. Er zijn in het Nederlands tot op heden geen officiële richtlijnen omtrent non-binaire voornaamwoorden en vertalers worden zo geregeld geconfronteerd met onduidelijkheid rond het vertalen van een tekst met non-binaire voornaamwoorden. Dit onderzoek is aanvullend onderzoek bij het werk van Vos en Nutters (2022), maar verschilt in dat het zich focust op Nederlandstalige jongeren in België. Door middel van de reader-response vragenlijst werd onderzocht hoe de respondenten scoorden op vlak van ‘narrative engagement’ en ‘mental imagery’ tijdens het lezen van mijn vertaling van het eerste hoofdstuk uit de novelle The Empress of Salt and Fortune van Nghi Vo (2020).

In de kritische literatuurstudie wordt een overzicht gegeven van strategieën en inzichten uit andere talen of uit de strijd voor inclusief taalgebruik, onder andere uit het werk van Blaubergs (1980), Gustafsson Sendén et al. (2015), Waszink (2022) en Wehle (2020). Daarnaast werd er ook gekeken hoe literatuur een hulpmiddel kan zijn bij het verbeteren van real-life houdingen tegenover non-binaire en genderqueer mensen door het ‘mere exposure’ effect (Zajonc, 1968) en de transportation theorie (Green & Brock; 2000).

De enquête was gebaseerd op de vragenlijst gebruikt door Vos en Nutters (2022) en bevatte de narrative engagement-schaal ontwikkeld en getest door Buselle en Bilandzic (2009) en een onderdeel rond mental imagery van Kuijpers et al. (2014). De enquête werd verstuurd naar scholen in Vlaanderen en 100 volledig ingevulde enquêtes werden teruggestuurd en geanalyseerd. De deelnemers werden gevraagd het eerste hoofdstuk van The Empress of Salt and Fortune te lezen en beantwoordden daarna de vragen gebaseerd op hun leeservaring. Om het verschil in begrip te onderzoeken, werden drie identieke teksten waar enkel de voornaamwoorden verschilden willekeurig onder de respondenten verspreid. De non-binaire voornaamwoorden die gebruikt werden voor dit onderzoek waren die/hen/hun, die/die/diens en hen/hen/hun. De voornaamwoorden die het hoogst scoorden op reading engagement en mental imagery werden gebruikt in de uiteindelijke vertaling aangezien ervan uit gegaan wordt dat deze het meest kans maken om door een Nederlandstalig leespubliek geaccepteerd te worden. Verschillende subgroepen gebaseerd op bepaalde demografische gegevens, zoals provincie, werden ook onderzocht om de impact van deze factoren op het begrip van non-binaire voornaamwoorden te bestuderen.

De resultaten wijzen uit dat er slechts minieme verschillen in begrip waren tussen de drie verschillende groepen non-binaire voornaamwoorden. Alle teksten scoorden slecht op vlak van transportation, maar het begrip lag met die/die/diens voornaamwoorden algemeen iets hoger. Bijgevolg werd de volledige vertaling van de eerste vijf hoofdstukken van de novelle vertaald met die/die/diens voornaamwoorden.
Meer lezen

Omzetting van geschreven cursus naar stripformaat ter vergemakkelijking van het verwerken van de leerstof voor de studenten met dyslexie: hepatitis B (HBV)

Universiteit Gent
2024
Yanaika
Hublou
In deze scriptie werd een onderdeel uit de cursus virologie (3e bachelor biomedische wetenschappen, UGent) omgezet naar stripformaat om leerlingen met dyslexie te helpen bij het studeren. De scriptie bestaat uit volgende onderdelen:
- Literatuuronderzoek: dyslexie, leesbaarheid van teksten (lettertype, vet drukken van tekst, hoofdlettergebruik, ...), lay-out die bevorderlijk is voor de leesbaarheid (bv. type papier, kleur van het papier, textuur, ...), geschiedenis en gebruik van stripverhalen.
- Toepassing van de literatuurstudie op het eindproduct.
- Omzetting van een deel van de cursus (bestaande uit PowerPointpresentaties) naar stripformaat. Hierbij werd gefocust op het behouden van de
leerstof, zonder de inhoud te vereenvoudigen.

Deze scriptie had aanvankelijk studenten met dyslexie op het oog als doelgroep, maar er werd al snel gemerkt dat dit werk mogelijks ook breder ingezet zou kunnen worden. Er wordt gehoopt de resultaten ook in te kunnen zetten voor studenten met ADHD, een OKAN-achtergrond, etc. en de doelgroep mogelijks ook uit te breiden met leerlingen uit het secundair onderwijs, patiënten, ...
Meer lezen

Bepaling van kwaliteitsindicatoren voor opvolging van Diabetes Mellitus door de apotheker: een RAND-gemodificeerde Delphi methode

KU Leuven
2024
Laura
Christiaens
Diabetes Mellitus is een complexe aandoening die een multidisciplinaire aanpak vereist waarbij apothekers een belangrijke rol spelen. Kwaliteitsindicatoren en de combinatie hiervan met audit en feedback kunnen helpen om de zorg voor diabetespatiënten te verbeteren. Echter zijn de bestaande richtlijnen voor diabeteszorg door apothekers niet gevalideerd in België waardoor onmiddellijk gebruik als indicator niet mogelijk is. Dit onderzoek had als doel een set gevalideerde kwaliteitsindicatoren te ontwikkelen om de zorgkwaliteit door Belgische apothekers aan diabetespatiënten te evalueren. Met behulp van de RAND-gemodificeerde Delphi-methode werden aanbevelingen uit nationale en internationale richtlijnen beoordeeld door een multidisciplinair panel. Dit resulteerde in 14 procesindicatoren waarvan er momenteel 3 volledig te extraheren zijn uit het gedeelde farmaceutische dossier. Deze zijn gericht op vaccinatie, patiënteneducatie en levensstijlmanagement. Voordat de indicatoren in de praktijk kunnen worden uitgerold, zijn verdere implementatiestudies vereist.
Meer lezen

Het ontwikkelen van een kader voor het beschrijven en selecteren van digitale prentenboeken ter stimulering van de vroege taalontwikkeling van 3- tot 6-jarigen

KU Leuven
2024
Ines
Geysels
Het voorlezen van prentenboeken kan de vroege taalontwikkeling van 3- tot 6-jarigen stimuleren. Mede door de digitalisering is er een ruim aanbod aan digitale prentenboeken binnen het handbereik van kleuters, met grote variaties in vormgeving en inhoud. Dit kan extra mogelijkheden bieden voor de taalontwikkeling. Uit onderzoek blijkt echter dat niet elke vormgeving van de beschikbare digitale prentenboeken effectief is om de vroege taalontwikkeling te stimuleren. Met deze masterproef willen we kleuterleerkrachten helpen om gericht te kiezen uit het grote aanbod aan digitale prentenboeken door een kader te ontwikkelen voor het beschrijven en selecteren van digitale prentenboeken met oog op de stimulering van de taalontwikkeling van kleuters.

Op basis van de beschikbare wetenschappelijke onderzoeksliteratuur werd de eerste versie van het kader opgesteld. De verdere ontwikkeling van het kader verliep via een Delphi-studie. De Delphi-studie telde drie rondes waarin negen experten in de domeinen taalontwikkeling, prentenboeken en/of digitale leermiddelen feedback gaven in functie van de volledigheid, duidelijkheid en juistheid van het kader tijdens een individueel interview en twee focusgroepen. De bruikbaarheid van het uiteindelijke kader werd door middel van individuele interviews nagegaan bij 22 onderwijsprofessionals, met name pedagogische begeleiders, kleuter- en zorgleerkrachten.

Op basis van zowel de wetenschappelijke literatuur, de feedback van de experten en de evaluatie door de onderwijsprofessionals kwamen we tot een versie van het kader dat volgens de experten onderbouwd en omvattend en volgens de onderwijsprofessionals bruikbaar is in de onderwijspraktijk. Het kader kan kleuterleerkrachten helpen bij het beschrijven en selecteren van digitale prentenboeken ter stimulering van de vroege taalontwikkeling van 3- tot 6-jarigen. Het finale kader is een beschrijvend kader met elementen die de vroege taalontwikkeling van kleuters kunnen stimuleren. We ronden deze masterproef af met een kritische reflectie over de theoretische implicatie van het kader en formuleren suggesties voor verder onderzoek en de onderwijspraktijk.
Meer lezen

Hoe als zorgverlener omgaan met agressie bij ouderen met dementie?

Thomas More Hogeschool
2024
Sandra
Vanooteghem
  • Lynn
    Scheurweg
Doorheen de jaren wordt bemerkt dat dementie vaak gepaard gaat met onbegrepen gedrag, waaronder agressie. Zorgverlening bij dementie met onbegrepen gedrag is complex. Zorgverleners geven aan het moeilijk te hebben in de omgang met agressief gedrag. Met deze scriptie werd onderzocht welke elementen kunnen bijdragen tot het ondersteunen van zorgverleners in het omgaan met agressief gedrag bij ouderen met dementie.
Meer lezen

Een tactiele kijk op grotkunst – Onderzoek naar de rol van tastzin in het maak-, creatie- en belevingsproces van laatpaleolithische grotkunst in Europa

Vrije Universiteit Brussel
2024
Sarah
Deleersnyder
In de studie rond de creatie en beleving van grotkunst wordt er grotendeels aandacht besteed aan de visuele factoren. Andere zintuigen worden daarentegen nauwelijks mee betrokken, het onderzoek naar de creatie of van grotkunst in het algemeen kan hierdoor voornamelijk een eenduidige kijk verkrijgen. Het doel van deze masterproef is om aan te tonen dat er meer is dan alleen het visuele en dat de rol van de tastzin een eventuele cruciale rol speelt in het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst. Waardoor de hoofdvraag van deze thesis luidt: “Wat is de mogelijke rol van tastzin in het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst in het Europees laatpaleolithicum?”. Het heeft als doel om te onderzoeken hoe de tastzin op verschillende manieren iets meer kan vertellen over het cultureel gedrag van tijdens het laatpaleolithicum.

Om een antwoord te kunnen bieden op deze hoofdvraag ging het onderzoek van start met een grondige literatuurstudie. Hierbij wordt er eerst gekeken naar de tijd en ruimte waar de grotkunst van dit onderzoek betrekking op heeft. Alsook werd er beargumenteerd waarom deze thesis zich focust op de regio Europa, waarbij vast te stellen is dat de grotkunst meer divers onderzoeksmateriaal opleverde. Daarna werd er toegespitst op de tastzin zelf, om zo meer betekenis en aanvulling te kunnen geven waarom het van belang kan zijn om tastzin mee te incorporeren in onderzoek. Het is namelijk ons eerste primitieve zintuig dat zowel bewust als onbewust zijn invloed uitoefent doorheen het dagelijkse leven. De belangrijke en invloedrijke achtergrond van tastzin en zijn betrekking tot de kunst kan al een aanduiding geven waarom tast een rol kan gespeeld hebben bij grotkunst. Toeschouwers hebben namelijk de drang om kunstwerken aan te raken en van dichterbij te bestuderen, waarbij het vastnemen van objecten de standaard norm was in de 17e en 18e in musea, in tegenstelling tot vandaag de dag.

De literatuurstudie spitst zich hierna voornamelijk toe op de voorgaande vaststellingen en eigen verworven interpretaties. Waarbij verschillende aspecten van de grotkunst worden belicht. Gaande van de gebruikte technieken, de gewaarwording van de omgevingsfactoren en hypothesen rond de drijfveer voor de totstandkoming van de creaties en hoe tast hier een bijkomende invloed op kan gehad hebben. Hierbij werd er bijvoorbeeld gekeken naar hoe de omgeving al een betrekking had tot de tastzin, zoals het feit dat er nood was aan speciale fotografie om afgewerkte beschilderingen te bekomen, die voordien als onafgewerkt werden beschouwd. Waarbij het bestuderen en mee betrekken van de structuur van de wand als noodzaak wordt gevonden bij onderzoeken rond beschilderingen. Deze beschilderingen waren namelijk niet vast te stellen met het blote oog aangezien deze voortvloeide in het reliëf, waardoor de rol van de tastzin en dus het voelen van de wand hier eventueel mee een betrekking had op de creatie. Het is hierdoor dus van belang om onze moderne manier van denken en hulpmiddelen in deze onderzoeken op de juiste manier in te schakelen.

Het is bijkomend van belang om te ervaren hoe het was om zich toen in de grotten te begeven, waarbij dit kan gedaan worden door gebruik te maken van de lichtbronnen van toen zoals fakkels, haarden en vetlampen. Het heeft namelijk als doel om bepaalde aspecten van het cultureel gedrag naar de voorgrond te brengen. Het helpt ons zo ook om dichter te staan bij de verschillende denkprocessen van toen. In dit onderzoek is nagegaan hoe de tast dus eventueel een rol kan gespeeld hebben op grotkunst door gebruik te maken van onderzoekers hun vaststellingen tot de creatie van grotkunst en hun bijhorende methodes. De verschillende toebehorende technieken van creatie bevatten elk een vorm van tast die onbewust of bewust een invloed zullen gehad hebben op de verschillende processen die in deze thesis worden onderzocht. Zoals het feit dat het reliëf van de wand in relatie staat tot de creatie, doordat op wanden die verschillende structuren bevatten meer grotkunst te vinden is in tegenstelling tot vlakke ondergronden. Echter kan het construeren van graveringen, beschilderingen en het bewerken van de wand al gezien worden als een vorm van tast. Waarbij deze toepassingen van tastzin een rol kan gespeeld hebben in het creatief denken en de toebehorende beleving. Doorheen de literatuurstudie werden verschillende inzichten bekomen die resulteerden in het opstellen van verschillende bijhorende onderzoeksvragen. Deze vragen en hypotheses kunnen voor bijhorende diepgang zorgen, waardoor er een grondiger antwoord kan geleverd worden op de hoofdvraag.
Om de inzichten en de bijhorende onderzoeksvragen te beantwoorden die voortvloeiden uit de literatuurstudie werd er aan eigen empirisch onderzoek gedaan waarbij er via diepte-interviews resultaten uit verworven konden worden. Hierbij werden individuele interviews uitgevoerd met personen die zeer dicht staan tot hun kennis en gebruik van tastzin. Deze personen waren namelijk geboren of op latere leeftijd met blind- of slechtziendheid geconfronteerd. Hierbij was het van belang om vanuit hun eigen interpretatie en expertise te vertrekken rond de rol van tastzin. De resultaten die voortvloeiden uit dit kwalitatief onderzoek tonen aan dat de rol van tastzin niet mag vergeten worden in het verkrijgen van nieuwe inzichten met betrekking tot de grotkunst. Het is een zintuig dat van cruciaal belang is en waar eventueel in het laatpaleolithicum meer op werd gefocust. Het betreden van een grot is al een tastervaring op zich waardoor het niet onvermijdelijk is dat de tastzin een invloed heeft gehad.

De conclusie van deze thesis is dus opgesteld aan de hand van de literatuurstudie en de resultaten verworven vanuit eigen empirisch onderzoek. Waarbij er geconcludeerd kan worden dat het bestuderen van de tastzin en het mee incorporeren in onderzoek een breder scala aan inzichten kan geven met betrekking tot het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst uit het laatpaleolithicum.
Meer lezen

De dynamiek van teamreflexiviteit: patronen onthuld. Een longitudinale bayesiaanse polynomiale multilevel analyse van teamreflexiviteit in projectteams.

Universiteit Antwerpen
2024
Liesje
Vanhaecke
Teamreflexiviteit – het vermogen van teams om gezamenlijk na te denken over doelen, strategieën en werkwijzen – kan bijdragen aan betere samenwerking en het voorspellen van teamdynamiek.

Door middel van Bayesiaanse statistiek, een statistische methode die onzekerheden in kaart brengt en voorspellingen mogelijk maakt, kunnen wetenschappers inzicht krijgen in hoe teamreflexiviteit zich ontwikkelt tijdens de levenscyclus van een project. Het onderzoek toont aan dat dit proces niet lineair verloopt, maar een bergparabolische vorm heeft, met pieken rondom deadlines en evaluatiemomenten. Elk aspect van teamreflexiviteit – zoals het stellen van doelen of evalueren van werkwijzen en sociale interacties – kent een eigen ontwikkelingspatroon, waarbij sommige vroeg pieken en andere later in het proces.

Uit het longitudinale onderzoek van 12 projectteams blijkt bovendien dat teams onderling sterk verschillen in hun reflexieve ontwikkeling. Dit onderzoek biedt organisaties de mogelijkheid om interventies beter te timen en teamprestaties te optimaliseren, een waardevol hulpmiddel voor succesvolle teams.
Meer lezen

Positieve hemoculturen - casusbespreking

Erasmushogeschool Brussel
2024
Karin
Kabiran
Een bacteriëmie duidt op de aanwezigheid van bacteriën in het bloed. Bacteriëmie kan het gevolg zijn van dagelijkse handelingen zoals tandenpoetsen en flossen. In die gevallen verloopt bacteriëmie meestal asymptomatisch en elimineert het immuunsysteem de binnengedrongen bacterie. Wanneer het immuunsysteem hierin faalt, evolueert bacteriëmie naar een septicemie dat een systemisch inflammatoir respons en infectie omvat. Onbehandeld leidt dit septische shock en mogelijks sterfte. Deze infecties zijn ziekenhuis-geassocieerd of community-acquired en gaan gepaard met hoge morbiditeit en mortaliteit. Preventieve maatregelen en een tijdige behandeling zijn noodzakelijk. In dit laatste vervult het microbiologische labo een onontbeerlijke rol (Christaki & Giamarellos-Bourboulis, 2014; Smith & Nehring, 2023).

In het literatuurgedeelte van dit eindwerk worden bacteriëmie en septicemie algemeen besproken. Er wordt gestart met een introductie van bacteriëmie gevolgd door de klinische verschijnselen. In het deel etiologie wordt omschreven welke criteria bepalen of de bacteriëmie primair of secundair is, alsook ziekenhuis-geassocieerd of community-acquired. De meest frequente oorzaken worden eveneens aangehaald. In het deel incidentie wordt omschreven welke micro-organismen regelmatig geïsoleerd worden bij nosocomiale infecties en met welke hulpmiddelen deze infecties geassocieerd zijn. Hierna volgt de algemene pathogenese van bacteriëmie. De verschillende stappen van het infectieproces en daarbij gebruikte virulentiefactoren worden besproken. Vervolgens wordt de rol van het immuunsysteem in bacteriëmie beschreven. Dit deel start met de immunologische afweermechanismen, gevolgd door de bacteriële virulentiefactoren ter evasie en triggering van het immuunsysteem. De literatuurstudie wordt afgesloten met de antibacteriële therapie in bacteriëmie. In dit deel worden de neveneffecten van breedspectrumantibiotica omschreven en het belang van de terugschroeving tot smalspectrumantibiotica.

In het deel van de casusbespreking worden vijf positieve hemoculturen uitgewerkt. Dit deel start met de omschrijving van de algemene procedure voor de verwerking van positieve hemoculturen. Nadien volgt het principe van de gebruikte toestellen en analyses tijdens het routinewerk. Daarna volgen de uitwerkingen van hemoculturen. Elke casus start met een korte achtergrond en probleemstelling waarin de patiënt zich bevindt. Vervolgens worden de gebruikte materialen en methoden omschreven. Hierna volgen de verkregen resultaten en besprekingen. In de conclusie worden de belangrijkst bevindingen kort aangehaald.
Meer lezen

Van pen tot prompt: academisch schrijven met ChatGPT

KU Leuven
2024
Lotte
Uyttenbroeck
Schrijven is een cognitieve vaardigheid die niet alleen een diepgaand begrip van taal en grammatica vraagt maar ook het vermogen om ideeën helder over te brengen. Binnen de cognitieve en ontwikkelingspsychologie bestuderen wetenschappers al decennialang schrijfmodellen om dat proces te schetsen (Flower & Hayes 1980; Bereiter & Scardamalia 1987; Engeström 1987; Zimmerman & Risemberg 1997). Technologische innovaties veranderen de aard van het schrijfproces echter en zorgen voor conceptuele verschuivingen (Cummings 2023). Binnen de academische gemeenschap neemt schrijfvaardigheid een essentiële plaats in aangezien veel kennis schriftelijk geëvalueerd en gepresenteerd wordt. Er is bijgevolg ook een specifiek academisch register met eigen stijlkenmerken (Van Kalsbeek & Kuiken 2014). Ondanks het belang van deze vaardigheid, signaleren onderzoeken dat die daalt bij studenten (Berckmoes & Rombout 2009; De Bakker et al 2015). Het is daarom essentieel om te onderzoeken welke digitale ondersteuningsmechanismen beschikbaar zijn voor studenten (Allen et al. 2016; Strobl 2019) en welke rol generatieve artificiële intelligentie (GenAI) daarin kan spelen sinds november 2022 (Su et al. 2023). De onderzoeksvragen luiden dan ook “In welke mate en voor welke doeleinden schakelen (on)ervaren academische schrijvers GenAI in voor academische schrijfopdrachten?” en “Wat is de houding van (on)ervaren academische schrijvers ten opzichte van GenAI?”

Om een antwoord te bieden op die onderzoeksvragen, heeft deze masterproef kwantitatief en kwalitatief onderzoek gecombineerd. Een online enquête met stellingen in matrixtabellen (studie A) wordt verdiept aan de hand van schrijfopdrachten waarbij 11 studenten ChatGPT gebruiken en in real time geobserveerd worden met think aloud protocols (studie B). De enquête, afgenomen bij 258 studenten sociale wetenschappen of letteren aan de KU Leuven, toont dat de grote meerderheid vooral bekend is met ChatGPT en ongeveer 60% het inzet voor academische schrijfopdrachten. Ze geven aan het vooral te gebruiken tijdens de pre-writing en writing-fasen om concepten uit te leggen, te brainstormen en teksten te verrijken. Ze vinden het een handig hulpmiddel maar zijn ook sceptisch over de betrouwbaarheid en academische integriteit van de gegenereerde inhoud. Ervaren schrijvers (n = 188) rapporteren een frequenter gebruik dan onervaren schrijvers (n = 60) voor alle doeleinden behalve het zoeken van bronnen en staan positiever ingesteld tenzij over het leerverlies en de duidelijkheid van de richtlijnen. Studie B laat zien dat studenten ook synoniemen opzoeken en hele teksten door GenAI laten genereren om die vervolgens te reviseren, waarbij gedrag sterk varieert per individu en geen link met de academische ervaring lijkt te vertonen. Ze gebruiken GenAI als aanvulling in een arsenaal van hulpmiddelen en de resultaten tonen aan dat de gangbare theoretische schrijfmodellen herzien moeten worden. Ook valt op dat sterke schrijfvaardigheden essentieel blijven bij het beoordelen van de output en sommige deelnemers hier voldoening uithalen en verkiezen alles zelf te schrijven. Uit studie B blijkt dat het formuleren van prompts een vaardigheid op zich is die tekortkomingen vertoont. Het hoger onderwijs moet zich zeker ook richten op het aanleren van prompt engineering en een betere kadering bieden van toegestaan gebruik van GenAI in schrijfopdrachten
Meer lezen

Multi-Robot Task and Motion Planning

Vrije Universiteit Brussel
2024
Viktor Laurens
De Groote
Genomineerde longlist mtech+prijs
Naarmate robots steeds belangrijker worden in diverse industrieën, krijgt de coördinatie van meerdere autonome robots in gedeelde omgevingen meer aandacht in onderzoek. Multi-Robot Systemen (MRS) beloven verhoogde efficiëntie, robuustheid en nieuwe mogelijkheden, maar brengen ook uitdagingen met zich mee, vooral op het gebied van bewegingsplanning. Dit geldt met name voor de coördinatie van meerdere manipulators, waarbij geavanceerde strategieën nodig zijn door de hoge dimensionale complexiteit van het probleem.

Traditioneel worden gekoppelde en ontkoppelde methoden gebruikt om het probleem van bewegingsplanning voor meerdere robots aan te pakken. Gekoppelde methoden hebben aanzienlijke schaalbaarheidsproblemen, omdat de reken- en geheugencapaciteit exponentieel toeneemt met elke extra vrijheidsgraad (DOF) in het systeem. Ontkoppelde methoden daarentegen zijn beter schaalbaar, maar leveren vaak suboptimale oplossingen en bieden geen garanties dat er een oplossing wordt gevonden, zelfs als die er is.

Dit onderzoek verkent een hybride aanpak tot bewegingsplanning, dat gebruikmaakt van Conflict-Based Search (CBS) als het low-level zoekalgoritme voor Probabilistic Roadmaps (PRM). Deze hybride benadering combineert de voordelen van zowel gekoppelde als ontkoppelde methoden. De effectiviteit van de hybride aanpak is geëvalueerd en vergeleken met beide methoden via Python-gebaseerde simulaties in twee experimentele opstellingen: één met vlakke manipulators in elkaars nabijheid en een andere met Franka Emika Panda-manipulators in PyBullet. De resultaten tonen aan dat CBS-PRM beter schaalt bij toenemende dimensionaliteit vergeleken met gekoppelde methoden, en dat het verbeterde slagingspercentages en efficiëntere paden oplevert ten opzichte van ontkoppelde methoden.

De ontwikkeling van deze hybride methode werd ondersteund door de creatie van een bibliotheek voor multi-robot bewegingsplanning, die de besproken algoritmen implementeert en benchmarking in verschillende scenario's ondersteunt. Hoewel de hybride aanpak aanzienlijke verbeteringen biedt, zijn er nog volop mogelijkheden voor verdere verfijning en optimalisatie.
Meer lezen

The Post Olympic Tourist Trap

KU Leuven
2024
Vic
Winters
The thesis project 'The Post Olympic Tourist Trap' (1) researches how reality is experienced and (2) experiments with a way to depict this contemporary reality, to challenge the awareness about our surroundings.
Meer lezen

Met autismespectrumstoornis voor de klas

Odisee
2024
Arthur
Bettens
In dit populair wetenschappelijk artikel beschrijf ik de sterktes van leraren met ASS die kunnen ingezet worden, waarom een leerkracht met ASS een plaats heeft in het onderwijs, welke ondersteuningsmogelijkheden er zijn, welke rechten en plichten er op de inclusieve werkvloer gelden. Ook uitdagingen worden uitgelicht en hoe hiermee om te gaan. De informatie heb ik gehaald dankzij een literatuuronderzoek en interviews. De bedoeling van dit artikel is om met de resultaten van het onderzoek toekomstige leerkrachten met ASS te empoweren indien ze twijfelen over dit carrièrepad.
Meer lezen

Naadloze transitie

Odisee
2024
Yanou
Beyers
Genomineerde shortlist Bachelorprijs
De overgang van thuis naar een woonzorgcentrum is een ingrijpende gebeurtenis die
veel stress en onzekerheid met zich meebrengt voor ouderen en hun families. Deze
bachelorproef onderzoekt hoe een gezinswetenschapper een positieve bijdrage kan
leveren aan deze transitie. Door middel van een casusbeschrijving, theoretische analyses
en praktijkgerichte veranderingsstrategieën, biedt deze studie concrete oplossingen en
inzichten om de overgang naar een woonzorgcentrum te vergemakkelijken.
De probleemstelling richt zich op de complexiteit van de overgang naar een
woonzorgcentrum en de impact hiervan op ouderen en hun families. De praktijkgerichte
probleemverkenning omvat een casusbeschrijving van mevrouw Van Dam, een 78-jarige
vrouw die zes maanden geleden naar een woonzorgcentrum is verhuisd en moeite heeft
met de aanpassing aan haar nieuwe omgeving.
De theoretische analyse is opgebouwd uit drie invalshoeken: de pedagogische,
psychologische en sociologische invalshoek. De pedagogische invalshoek maakt gebruik
van het Ecologische Systeemmodel van Bronfenbrenner ("#$#), om de invloed van de
verschillende omgevingsfactoren op de ontwikkeling en het welzijn van ouderen te
begrijpen. De psychologische invalshoek onderzoekt verschillende coping-mechanismen en
de emotionele aanpassing van ouderen naar een woonzorgcentrum, met de nadruk op
probleemgerichte coping, emotionele coping, acceptatiegerichte coping en de sociale
B / D
ondersteuning. De sociologische invalshoek richt zich op de sociale verbondenheid en
gemeenschapsvorming, sociale identiteit en de rol van familie- en mantelzorgers.
Op basis van deze theoretische analyse zijn drie veranderingsgerichte strategieën
ontwikkeld. De eerste strategie is het Levensverhalenproject, gericht op het creëren van
identiteit en verbondenheid door middel van Levensreiswijzers en de Levensreisatlas. De
tweede strategie omvat een informatieve brochure voor het bevorderen van de
psychologische veerkracht bij ouderen tijdens de transitie naar een woonzorgcentrum. De
derde strategie is de bewustwordings- en betrokkenheidscampagne “Samen voor Ouderen”,
die een inclusieve samenleving bevordert.
De belangrijkste inzichten uit mijn bachelorproef zijn als volgt: ten eerste is een
multidimensionale benadering essentieel om de complexiteit van de overgang naar een
woonzorgcentrum te begrijpen en aan te pakken. Ten tweede kunnen
gezinswetenschappers een cruciale rol spelen bij het bevorderen van de sociale
verbondenheid en het ondersteunen van de emotionele aanpassing voor ouderen. Ten derde
is het belangrijk om samen te werken met verschillende stakeholders, waaronder families,
zorgverleners en de bredere gemeenschap om een ondersteunende en inclusieve omgeving
te creëren.
Ik ben tevreden met mijn keuze van mijn bachelorproef omdat het me in staat heeft gesteld
een relevant en betekenisvol onderwerp te onderzoeken dat directe impact kan hebben op
het welzijn van ouderen en hun families. Mijn motivatie om dit onderwerp te kiezen was
gebaseerd op de wens om bij te dragen aan een beter begrip van de uitdagingen waarmee
ouderen worden geconfronteerd tijdens de transitie naar een woonzorgcentrum en om
praktische oplossingen te bieden die hun welzijn kunnen verbeteren.
De meerwaarde van mijn bachelorproef ligt in de combinatie van theoretische inzichten en
praktische toepassingen, die samen een solide basis vormen voor effectieve interventies en
beleidsaanbevelingen. De veraneringsvoorstellen die ik heb uitgewerkt, kunnen iets
betekenen voor gezinnen, organisaties en beleidsmakers door de overgang naar een
woonzorgcentrum te vergemakkeljken en de sociale verbondenheid te versterken.
Uiteindelijk streef ik ernaar dat mijn bachelorproef bijdraagt aan een inclusieve en
ondersteunende samenleving waarin ouderen zich gewaardeerd en verbonden voelen
Meer lezen