Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Building resilience to climate change: impact of mulching on the soil water balance and potato growth

Universiteit Gent
2024
Oluwadamilare Emmanuel
Oloyede
Climate change has a significant impact on agricultural production because of its reliance on
environmental factors. Like in most parts of the world, the climate in Belgium is changing with
projections of increase in winter precipitation and decrease in summer precipitation. With
accompanying higher temperatures, evaporation will increase, and water availability will decrease,
especially in summer. It then becomes necessary to efficiently manage soil water for sustainable
crop production. While conservation agriculture is a promising climate smart agricultural
technology, it is often considered with less focus on mulching, one of the pillars of CA. In cases
where mulching has been studied, it was mostly under conventional tillage system, and about yield
and greenhouse gases emission. Since there is no one-size-fits all on soil water management. It is
imperative to conduct strategies suitable to local conditions. Potato is a staple crop in Belgium,
and it is drought sensitive. This makes it susceptible to effects of climate change. Therefore, this
research studied the impacts of mulching, under reduced tillage, on soil water balance and potato
growth as an adaptation strategy to climate change in the Flemish agricultural context.
A field experiment was conducted on a bio-parcel of the Flanders research institute for agriculture,
fisheries and food in Melle, East Flanders, Blegium. This study evaluated the effects of two
different mulch thickness (6 cm and 12 cm) against bare soil (no mulch) on evapotranspiration
(ET), potato growth, yield and water use efficiency (WUE). An adapted soil water balance
equation was used to determine ET; plant height and leaf area index (LAI) were used as parameter
of crop growth; and WUE was determined as a quotient of yield and ET. Data collected were
subjected to analysis of variance and significantly different means were separated using Tukey’s
Honestly Significant Difference (HSD) at 5% level of significance.
This study revealed that soil structural quality and soil water content improved under mulch; 12
cm mulch performed best in preventing drought stress during low rainfall; ET increased with
increasing mulch thickness though not significantly; 12 cm mulch significantly increased LAI
compared to other treatments; and yield and WUE were not significantly different among the
treatments though 6 cm and 12 cm mulch increased yield by 7.4% and 10.9% respectively.
Meer lezen

The Political Imperative of Public Space - Public sphere and space in the Brussels Capital Region

KU Leuven
2024
Gommaar
Van Reybrouck Van Gelder
This thesis explores the political imperative of public space in the Brussels Capital Region. The city-region, marked by administrative complexity and political stratification, is today also subject to a disconnect between citizens and representative democratic instances. This disaffection is exacerbated by broader political polarisation and hyper-politicization within Belgian society. Furthermore, despite discussions about a reappropriation of public space, true progress remains relative and often coincides with creeping processes of depoliticization.
Public space, however, plays a crucial role within the public sphere, which has been influentially theorised by Jürgen Habermas and Hannah Arendt. Habermas's historical analysis of the bourgeois public sphere highlights principles of accessibility, rational deliberation, and reasoned opinion-formation. This has been critiqued by Nancy Fraser for its exclusion of subaltern groups, leading to her concept of multiple counter-public spheres. Arendt in a different stance emphasises plurality as fundamental to politics, with the public sphere then being the site for action and speech.
The public sphere, although non-dismissible for forming critical public opinion and active citizenship in contemporary democracy, is today challenged by delocalisation and disembodiment. Therefore, in response to challenges to both sphere and space, the political imperative of public space proves essential to (re)consider. Public space must in this regard be seen as a relational entity with socio-physical and spatio-temporal dimensions. Characteristics such as accessibility, inclusivity, and potential for transgression are key, yet public spaces are more often dominated by patterns of e.g. securitization, privatization, and commodification.
The conceptualization of political public space in this thesis considers it as either a playground or a theatre, focusing on democratic performance of both citizens and architecture in itself. The general framework is subsequently applied to the case of the Brussels Capital Region. An analysis of XDGA’s non-realised design for the Schuman Square, a significant political and symbolic site, illustrates the potential and limitations of formal public spaces for embedding political action. In contrast, but refraining from hierarchisation, Filter Café Filtré Atelier’s OpenStreets project demonstrates the potential of informal public spaces to foster political engagement and activism around themes of common interest. The Decoratelier case study ultimately emphasizes the importance of genuine political engagement in public space, warning against superficial participation.
Addressing the political imperative of public space proves crucial for enabling citizen engagement within societal transformation. While public space alone cannot resolve polarisation, it can contribute by making abstract disagreements tangible and fostering continuous negotiation and debate. The thesis identifies key socio-physical and architectural considerations for evaluating the political imperative of public spaces, such as representation, control, and multi-publicity. The goal is to create a framework for spaces that represent both diverse publics and society, while enabling collective action and participation. After all, architects have a significant role in designing these spaces through re-engaging politics and aesthetics by treating space as an active participant in societal and political dynamics.
Meer lezen

Participatief ondernemen in de Belgische evenementensector

UC Leuven-Limburg
2024
Guillaume
Jacquet de Haveskercke
Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een fiscaal voordelige regeling voor medewerkers in de Belgische evenementensector, gericht op het bevorderen van een eigenaarschapmentaliteit en participatief ondernemen.

Het creeërt een win-win situatie voor zowel bedrijf als werknemer, door zelfontplooiing te bevorderen in lijn met de waarden en normen van het bedrijf. Echter, de implementatie van participatief ondernemen in de evenementensector wordt bemoeilijkt door de flexibiliteit en beïnvloeding van externe krachten. Daarom is het essentieel dat bedrijven duidelijk communiceren over hun cultuur en waarden, en dat werknemers betrokken zijn bij het beleid en de doelen van het bedrijf.
Het onderzoek concludeert dat aandeelhouderschap de ultieme motivator en beloning is voor ambitieuze medewerkers, en dat de praktische uitvoering en verdere testen van dit model de volgende stap zijn. Door input van experts zoals Geert Jansens en Thomas Van Eeckhout, wordt een holistische benadering gehanteerd die juridische, fiscale, economische en sociale aspecten overkoepelt. Dit biedt een robuuste basis voor het implementeren van een fiscaal voordelig en motiverend systeem voor medewerkers in de evenementensector.
Meer lezen

Identifying inter-growth form differences and seasonal dynamics in leaf spectral and functional traits of lianas and trees in a tropical forest

Universiteit Gent
2024
Elise
Huysman
Lianen zijn structurele parasieten die bomen beklimmen om toegang te krijgen tot de bovenste bladerdaklaag. Hun abundantie en biomassa nemen toe in de Neotropen, wat waarschijnlijk de werking van deze tropische gebieden beïnvloedt. Lianen hebben minder structureel weefsel en beperken de groei van bomen, waar door de aangetaste bossen minder koolstof vastleggen. Hun bladreflectie is gemiddeld hoger dan die van bomen, wat de spectrale signatuur van de tropische bossen verandert.
Deze studie onderzoekt de structurele en biochemische bladkenmerken van lianen en bomen in een secundair tropisch regenwoud in Panama. De onderzochte kenmerken omvatten bladdikte, equivalente waterdikte (C), bladmassadichtheid (LMA) en koolstof- en stikstofgehalte, evenals hun stabiele isotopen δ13C en δ15N. Daarnaast wordt de bladreflectie tussen 350 en 2500 nm onderzocht, met de focus op verschillen tussen de twee groeivormen en hoe deze kenmerken variëren met seizoensveranderingen. Door een combinatie van bladkenmerkmetingen en hyperspectrale reflectiegegevens, werden statistische testen en lineaire gemengde effectenmodellen gebruikt om de gegevens te analyseren.
De resultaten onthullen significant lagere LMA, C en δ13C-gehalte voor lianen dan voor bomen. Seizoensgebondenheid heeft geen significant effect op de bladkenmerken. De reflectie van lianenbladeren is significant hoger dan die van bomen in twee van de vier waterbanden in het kortgolvig infraroodgebied en het groene gebied. Daarnaast beïnvloeden seizoensvariaties de reflectie-eigenschappen van bomen. Ze blijken significant verschillende reflecties te hebben tussen seizoenen in de twee overgebleven waterbanden en het nabij-infraroodgebied. Lianen daarentegen worden niet significant beïnvloed door seizoensgebondenheid in de vooraf bepaalde banden. De Kullback-Leiber divergentie van de reflectiespectra tussen seizoenen is meer dan 4 keer groter voor bomen dan voor lianen. Deze bevindingen suggereren dat onderzoek naar de reflectie van boombladeren seizoensgebondenheid in aanmerking moet nemen. Voor lianen daarentegen lijkt de reflectie weinig beïnvloed door seizoensgebondenheid. Zowel de bladkenmerken als de reflectie van lianen lijken stabiel te zijn gedurende het natte en droge seizoen.
Onze bevindingen suggereren dat de onderscheidende structurele en biochemische kenmerken van lianen en bomen een cruciale rol spelen in hun ecologische strategieën en interacties binnen het bosecosysteem. Verder benadrukt de studie het potentieel van hyperspectrale reflectie als een proxy voor het monitoren van blad v kenmerken. Deze inzichten dragen bij aan een beter begrip van de ecologische rollen van lianen en bomen en hun reacties op milieuveranderingen, wat essentieel is voor het voorspellen van de gevolgen van klimaatverandering voor tropische bosecosystemen
Meer lezen

The Haunting (of the) Past: Urban Traces in Singapore, Phnom Penh, and Bali

Universiteit Gent
2024
Anissa
Boukra
In 'De Architectuur van de Stad' van Aldo Rossi wordt de existentie voorgesteld van een
gedeelde essentie tussen het menselijk lichaam en de stad, waarbij beide een evolutie
doorgaan die gevormd wordt door unieke ervaringen. Net zoals het menselijk lichaam sporen van trauma kan bewaren, herinnert een stad zich haar verleden via de gebouwde omgeving. Als trauma een diepgaand effect kan hebben op het menselijk lichaam, wat is dan het effect van een traumatisch verleden op de stad en haar inwoners? Deze masterproef verkent de complexe kruispunten tussen koloniale geschiedenissen, traumatische herinneringen, stedelijke landschappen en rechtvaardigheid in Singapore, Phnom Penh en Bali. De centrale vraag luidt: Hoe beïnvloedt het voortlevende verleden van een traumatische geschiedenis de stedelijke landschappen, faciliteert het de exploitatie van trauma voor toerisme en belemmert het de zoektocht naar rechtvaardigheid in Singapore, Phnom Penh en Bali?
Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden, start deze masterproef haar analyse met het onderzoeken van de langdurige impact van koloniale interventies op demografische evolutie, etnisch evenwicht en raciale ondertonen. Diep ingaand op het traumatische verleden van de genocide onder het Khmer Rouge-regime, worden verdrongen herinneringen, zelfcensuur en herinneringspolitiek ontrafeld. Daarnaast behandelt het de vergeten genocide van 1965 in Bali en verkent het de verbanden tussen oorlog, seksueel geweld en architectuur, inclusief een analyse van Singaporese comfortvrouwen. Deze masterproef beschouwt stedelijke ruimtes als palimpsesten, waarbij de uitwissing van visuele informatie en het behoud van onvertelde verhalen in landschappen die fungeren als actieve herdenkingsmonumenten worden benadrukt. De verkenning strekt zich uit tot de vormgevende factoren van het stedelijke landschap van Phnom Penh, van het Franse koloniale tijdperk tot de post-Khmer Rougereconstructie. Diepgaand wordt het concept van de tabula rasa bevraagd, waarmee percepties van Singapore als een homogene stad in twijfel worden getrokken. De exploiterende link tussen toerisme en trauma wordt kritisch onderzocht, waarbij de transformatie van Bali tot een paradijs en de complexiteiten van thanatoerisme in Cambodja worden ontrafeld. De masterproef sluit af met een diepgaande verkenning van de transcendentie van herinneringen en de zoektocht naar overgangsrechtvaardigheid, waarbij specifieke initiatieven in Cambodja en Bali worden belicht, terwijl maatschappelijke uitdagingen die vooruitgang in Singapore belemmeren, worden erkend.
Deze masterproef concludeert door de nadruk te leggen op het belang van het verbreden van de definitie van het archief via de tegenstemmen van kunstenaars, het verbinden van de casestudies met het thema van 'herinneren wat vergeten is,' en het pleiten voor alternatieve wegen in lijn met het concept van 're-memory' van Toni Morrison.
Meer lezen

Él Que se Apura, Pierde Tiempo He Who Rushes, Wastes Time* Charting the Course for a Just Energy Transition in the midst of a Green Hydrogen “Rush” in Magallanes, Chile: The Critical Role of Local Voices

Universiteit Gent
2024
Sil
Maslov
Mijn masterthesis onderzoekt de invloed van de dringende groene energietransitie en de daarbij snelgroeiende groene waterstofindustrie in Patagonië, Chili, op lokale gemeenschappen en het milieu. De studie benadrukt de spanningen tussen wereldwijde klimaatambities en de sociaal-ecologische rechtvaardigheid op lokaal niveau. Door middel van veldonderzoek en interviews met lokale activisten en betrokken burgers, breng ik de risico's van 'groen extractivisme' in kaart, waarbij schijnbaar duurzame technologieën leiden tot nieuwe vormen van exploitatie en marginalisatie. Mijn onderzoek pleit voor een inclusieve en rechtvaardige energietransitie, waarin lokale stemmen centraal staan.
Meer lezen

Deep Learning and Electricity Price Forecasting on the Belgian day-ahead market Using recursive multi-step and probabilistic forecasts to improve accuracy and quantify uncertainty.

KU Leuven
2024
Abel
Kempynck
  • Vic
    Vandeput
Accurate electricity price forecasting is critical in today’s volatile energy markets, particularly with the increasing penetration of renewable energy sources. This thesis aims to
compare the increasingly popular deep learning techniques with established statistical
models for electricity price forecasting in the Belgian day-ahead market. The comparative study uses a deep learning method called Long Short-Term Memory (LSTM) and
a statistical LASSO-Estimated Auto-Regressive (LEAR) model both in predicting price
values as well as quantifying their uncertainty. The main findings reveal that the LEAR
model outperforms the LSTM model in terms of accuracy and computation time. The
study emphasizes the importance of recalibration for improving forecasts and challenges the notion that deep learning models always outperform statistical methods.
The research contributes to the literature by providing insights into the effectiveness of
different forecasting models in the field of electricity price prediction.
Meer lezen

Antiproliferative properties of two legume lectins against cancer cells: effects and modes of action

Universiteit Gent
2024
Lien
Ervijn
Kanker is nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak wereldwijd. Lectinen, één van de belangrijkste groepen van suiker-bindende eiwitten, zijn veelbelovend als kankertherapie. Voortbouwend op dit potentieel werden tijdens deze thesis de effecten van het mannose-specifieke Dioclea megacarpa lectine (DmegA) en het galactose-specifieke Vatairea lundellii lectine (VLL) op verschillende kankercellen onderzocht. Vijf menselijke cellijnen werden geëxamineerd, namelijk de HeLa-, (baarmoederhalskanker), HT-1080- (fibrosarcoma), PANC-1- (pancreaskanker), MCF-7- (borstkanker) en NHDF-cellijnen (fibroblasten). Op basis van levensvatbaarheid, motiliteit en maatschappelijk belang, werden volgende cellijn-lectine combinaties gekozen: DmegA toegediend
aan PANC-1-cellen en VLL toegediend aan HT-1080-cellen.

De lectinen worden geïnternaliseerd in beide cellijnen. Deze observatie in combinatie met een verhoging in ROS-productie, caspase-9 activiteit en PUMA-expressie wijst op de activatie van de intrinsieke apoptose route. Bovendien onthulde de qPCR-analyse een verhoogde expressie van EDEM, een gen van belang in ER-stress. De cellulaire locatie van DmegA in PANC-1-cellen stemt hiermee overeen. Verder duidt het binden van de lectinen aan het celoppervlak, in combinatie met een verhoogde caspase-8 activiteit op de simultane activatie van de extrinsieke apoptose route.
Morfologische veranderingen van de cellen, namelijk vesikels aan het celoppervlak van HT-1080-cellen, en afbraak van de kern en afname van het celvolume van PANC-1-cellen, stroken verder met de activatie van deze routes. De qPCR-analyse impliceert ook de activatie van pyroptose in beide cellijnen, en mitofagie in de HT-1080-cellijn. DmegA en VLL zijn dus lectinen die apoptose en ERstress kunnen induceren in fibrosarcoma- en pancreaskankercellen.
Meer lezen

(Geboorte)kaart; maternale emoties en gedachten in het vroege postpartum ten gevolge van babyblues

VIVES Hogeschool
2024
Bieke
Bauters
  • Aurélie
    Nuyttens
  • Linde
    Decavel
Er wordt in deze bachelorproef ingegaan op de perinatale mentale gezondheid van de
kraamvrouw, waarbij de focus gelegd wordt op het fysiologisch fenomeen ‘babyblues’. Er bestaan hieromtrent geen eenduidige definities, dat kan zorgen voor verwarring en onwetendheid. Deze normale ontwikkeling sluit niet aan op de ‘roze wolk’ verhalen die vaak worden verwacht door moeders. Echter geven studies weer dat 80% van de kraamvrouwen babyblues ervaart tijdens het vroege postpartum. Aan de hand van een literatuurstudie wordt er informatie verzameld die een antwoord biedt op volgende onderzoeksvraag: ‘Aan welke informatie hebben kraamvrouwen in Vlaanderen nood omtrent de emoties en gedachten van babyblues in het vroege postpartum?’.
Meer lezen

Het diepzeedilemma van de Europese Unie: een analyse van de verschillende standpunten van EU-lidstaten met betrekking tot diepzeemijnbouw in internationale wateren (2017-2023)

Universiteit Gent
2024
Seppe
Dewulf
Sinds enkele jaren lopen de politieke spanningen rond de mogelijke goedkeuring van diepzeemijnbouw in internationale wateren hoog op. Meer dan 167 landen onderhandelen binnen de Internationale Zeebodemautoriteit (IZA) over de toekomst van zeebodemexploitatie, met uitgesproken voor- en tegenstanders van de praktijk. Hoewel ook de Europese Unie lid is van dit intergouvernementeel orgaan speelt het tot op heden geen actieve rol in deze onderhandelingen, desondanks de indiening van een voorstel van de Europese Commissie aan de Raad van de Europese Unie in januari 2021 (met het oog op het innemen van een gezamenlijke positie binnen de IZA) – dat onbeantwoord bleef. Vertrekkende vanuit de hypothese dat dit interinstitutioneel (bevoegdheids)conflict binnen de EU te wijten is aan te grote tegenstellingen tussen de standpunten van de EU-lidstaten, worden in dit onderzoek de standpunten van vier lidstaten – België, Duitsland, Frankrijk en Polen – op het vlak van diepzeemijnbouw onderzocht.
Meer lezen

Wonen in de naoorlogse stad

Universiteit Gent
2024
Nienke
Degraeve
Deze masterscriptie onderzoekt de rol van gedeelde ruimte in de leefbaarheid van naoorlogse Weense Gemeindebau, de sociale woningbouw van 1945-1970, in relatie tot de leefbaarheid en duurzaamheid van deze (sociale) woonbuurten. De naoorlogse woonblokken zijn vaak monotoon en beperkt in functie vanwege de beperkte middelen en woningnood na WOII en worden op vele andere plaatsen afgebroken, in Wenen echter niet. Aangezien de gebouwen zelf weinig voorzieningen bieden, zijn nabijgelegen buitenruimtes en sociale voorzieningen essentieel voor de leefbaarheid. Door historische context, stedenbouwkundige planning en drie case studies te analyseren, wordt aangetoond dat aandacht voor stedenbouwkundige en sociale integratie cruciaal is.
Meer lezen

The MIF/CD74 axis in traumatic spinal cord injury: immunological characterization and role in B cell activation

Universiteit Hasselt
2024
Hanne
Coenen
Na een dwarslaesie worden B-cellen geactiveerd in de periferie, migreren ze naar het ruggenmerg en dragen ze bij aan een inflammatoire en autoreactieve immuunrespons die leidt tot verdere schade. Recentelijk hebben we verhoogde frequenties van CD74-positieve B-cellen aangetoond bij dwarslaesiepatiënten. CD74 fungeert als een receptor voor macrofaag migratie inhibitie factor (MIF) en in de aanwezigheid van accessoire eiwitten, waaronder de co-receptor CD44, activeert de binding van MIF aan CD74 signaalcascades die pro-inflammatoire B-celfuncties stimuleren. Desondanks is de MIF/CD74-as niet onderzocht in B-cellen na een dwarslaesie. Daarom hadden we als doel het immuunprofiel na SCI te bestuderen, evenals de expressie en bijdrage van de MIF/CD74-as aan B-celactivatie bij gezonde individuen en dwarslaesiepatiënten. Met behulp van flowcytometrie observeerden we hogere aantallen B-cellen en lagere NK-cel aantallen in de acute fase vergeleken met de subacute en chronische fasen na het letsel, wat suggereert dat ze respectievelijk betrokken zijn bij de vroege en latere fasen van een dwarslaesie. Bovendien werd een flowcytometriepanel geoptimaliseerd om de expressie van de MIF/CD74-as in B-cellen en andere immuuncellen te bestuderen. In B-cellen van gezonde individuen, observeerden we significante verminderingen in proliferatie en expressie van activatiemarkers CD80 en CD86 na CD44-blokkering, evenals een sterke dalende trend in B-celproliferatie bij MIF-remming. Al met al suggereren onze resultaten een rol voor B-cellen en de MIF/CD74-as bij het optreden van een dwarslaesie.
Meer lezen

Naar milieubenchmarks van residentiële gebouwen: invloed van materialiteit, geometrie en typologie

Universiteit Gent
2024
Maud
Haverbeke
De vraag naar oplossingen voor de klimaatproblematiek en voor de reductie van het aanzienlijke aandeel die de bouwsector hieraan bijdraagt, dringt zich steeds meer op. Om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, groeit het ontwikkelen van een milieubenchmark steeds aan belang. Hoewel in verscheidene landen reeds onderzoek naar het opstellen van een benchmark wordt gevoerd, is nog geen optimale methode ontwikkeld. Aan de hand van een levenscyclusanalyse en een brede waaier aan woningvarianten, representatief voor het Belgische gebouwenlandschap, wordt het opstellen van een benchmark op een kritische manier benaderd. De woningvarianten worden bekomen door te starten vanaf een aantal referentietypes en hierop wijzigingen aan te brengen. Door die referentiecases te variëren op vlak van typologie, geometrie en materialiteit wordt het effect van die drie termen op het milieu in kaart gebracht. Aan de hand van benchmarking wordt duidelijk welke specifieke woonscenario’s in de toekomst al dan niet mogelijk zullen zijn. Die vaststellingen hangen sterk samen met de eventuele normalisatie van de milieuscore. Door het analyseren van de normalisatiefactor bestaat de mogelijkheid om bepaalde scenario’s in de toekomst toch te accepteren zonder dat ze een aanzienlijke nefaste uitwerking op de klimaatproblematiek uitoefenen.
Meer lezen

De lbSN woning heropgebouwd: Analyse van het hergebruikpotentieel en de financiële haalbaarheid

Universiteit Gent
2024
Imka
Laeremans
  • Elise
    Masschelein
Het traditionele lineaire model in de bouwsector heeft een aanzienlijke ecologische impact door grondstoffenontginning en afvalproductie. Hergebruik van bouwmaterialen kan deze impact verminderen, maar de kosten-effectiviteit is twijfelachtig. Deze masterproef onderzoekt welke materialen rendabel kunnen worden hergebruikt door een een kosten-batenanalyse uit te voeren op de materialen van de lbSN-woning van BLAF architecten. De woning wordt gedemonteerd en heropgebouwd bij de Verbeke Foundation. De analyse vergelijkt de kosten van demontage en verwerking met de prijzen van nieuwe materialen en die op de hergebruikmarkt. De nodige gegevens hiervoor werden verzameld door literatuur en gesprekken met betrokkenen
Meer lezen

E-Learning nieuwe richtlijnen spinale immobilisatie

VIVES Hogeschool
2024
Eva
Magain
Spinale immobilisatie is een courante techniek binnen de dringende hulpverlening. Deze techniek wordt gebruikt om de wervelkolom van de patiënt te stabiliseren en te beschermen tegen verdere schade na trauma. Naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke inzichten richtte de Nationale Raad voor Dringende Geneeskundige hulpverlening een werkgroep op, die nieuwe richtlijnen heeft uitgewerkt met betrekking tot spinale immobilisatie.
Aangezien de nieuwe richtlijnen pas recent werden ontwikkeld, zijn de spoedverpleegkundigen in AZ Alma Eeklo hier nog onvoldoende mee vertrouwd. In deze bachelorproef wordt onderzocht in hoeverre de kennis van spoedverpleegkundigen in AZ Alma Eeklo, met betrekking tot de nieuwe richtlijnen voor spinale immobilisatie bij traumapatiënten, is toegenomen na het doorlopen van een e-learning.
Meer lezen

Positieve hemoculturen - casusbespreking

Erasmushogeschool Brussel
2024
Karin
Kabiran
Een bacteriëmie duidt op de aanwezigheid van bacteriën in het bloed. Bacteriëmie kan het gevolg zijn van dagelijkse handelingen zoals tandenpoetsen en flossen. In die gevallen verloopt bacteriëmie meestal asymptomatisch en elimineert het immuunsysteem de binnengedrongen bacterie. Wanneer het immuunsysteem hierin faalt, evolueert bacteriëmie naar een septicemie dat een systemisch inflammatoir respons en infectie omvat. Onbehandeld leidt dit septische shock en mogelijks sterfte. Deze infecties zijn ziekenhuis-geassocieerd of community-acquired en gaan gepaard met hoge morbiditeit en mortaliteit. Preventieve maatregelen en een tijdige behandeling zijn noodzakelijk. In dit laatste vervult het microbiologische labo een onontbeerlijke rol (Christaki & Giamarellos-Bourboulis, 2014; Smith & Nehring, 2023).

In het literatuurgedeelte van dit eindwerk worden bacteriëmie en septicemie algemeen besproken. Er wordt gestart met een introductie van bacteriëmie gevolgd door de klinische verschijnselen. In het deel etiologie wordt omschreven welke criteria bepalen of de bacteriëmie primair of secundair is, alsook ziekenhuis-geassocieerd of community-acquired. De meest frequente oorzaken worden eveneens aangehaald. In het deel incidentie wordt omschreven welke micro-organismen regelmatig geïsoleerd worden bij nosocomiale infecties en met welke hulpmiddelen deze infecties geassocieerd zijn. Hierna volgt de algemene pathogenese van bacteriëmie. De verschillende stappen van het infectieproces en daarbij gebruikte virulentiefactoren worden besproken. Vervolgens wordt de rol van het immuunsysteem in bacteriëmie beschreven. Dit deel start met de immunologische afweermechanismen, gevolgd door de bacteriële virulentiefactoren ter evasie en triggering van het immuunsysteem. De literatuurstudie wordt afgesloten met de antibacteriële therapie in bacteriëmie. In dit deel worden de neveneffecten van breedspectrumantibiotica omschreven en het belang van de terugschroeving tot smalspectrumantibiotica.

In het deel van de casusbespreking worden vijf positieve hemoculturen uitgewerkt. Dit deel start met de omschrijving van de algemene procedure voor de verwerking van positieve hemoculturen. Nadien volgt het principe van de gebruikte toestellen en analyses tijdens het routinewerk. Daarna volgen de uitwerkingen van hemoculturen. Elke casus start met een korte achtergrond en probleemstelling waarin de patiënt zich bevindt. Vervolgens worden de gebruikte materialen en methoden omschreven. Hierna volgen de verkregen resultaten en besprekingen. In de conclusie worden de belangrijkst bevindingen kort aangehaald.
Meer lezen

Kan de overlevingsmodus van jongvolwassenen hersteld worden naar leven met perspectief? in het woonconcept Maison Segal, gedragen vanuit Nieuwe Autoriteit

Karel De Grote Hogeschool
2024
Eva
Janssens
Maison Segal is een kleinschalige woonvorm waarbij ik de doelgroep jongvolwassenen tussen 20 en 30 jaar verbind met de doelgroep jonge ouderen tussen 60 en 70 jaar.

Zo is Maison Segal de metaforische cocon waarin beide doelgroepen zich verwezenlijken. Ze vinden hier veilige ondersteuning en betrouwbare voeding om te vinden wie ze willen zijn als vlinder. Wanneer ze zich er klaar voor voelen als volgroeide vlinder, vliegen ze uit. Vol zelfvertrouwen tonen ze al hun pracht aan de wereld.
Meer lezen

Bridging The Gap Between Urban Planning and Development - Generating Value by Shifting Risk and Reward

Universiteit Gent
2024
Wouter
Coucke
De master thesis onderzoekt de complexe interactie tussen stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars bij het vormgeven van de gebouwde omgeving, gekenmerkt door een dynamisch samenspel van visie, onderhandeling en uitvoering tussen deze disciplines. Hoewel zowel ontwikkelaars als stedenbouwkundigen waarde hechten aan professionele samenwerking en erkennen dat dit leidt tot kwalitatief betere projecten en snellere goedkeuringen, wijzen de afgenomen interviews op het bestaan van een grote kloof, gekenmerkt door wederzijds wantrouwen, uiteenlopende doelstellingen en een uiteenlopend discours. Ontwikkelaars geven prioriteit aan winst en rendabiliteit, wat vaak botst met de lange termijnwaarde, de sociale impact en het gemeenschappelijk welzijn, waar stedenbouwkundigen zich op richten. Verschillende opvattingen over eigendomsrechten, een aanvaardbare vergoeding voor de genomen risico's, en verschillende visies omtrent de aanpak van het verdichtingsvraagstuk en de realisatie van betaalbare woningen, verergeren de kloof verder.

Vastgoedontwikkeling is een risicovolle, complexe, multidisciplinaire en kapitaalintensieve onderneming die de interactie en afstemming van verschillende belanghebbenden en een actief risicobeheer vereist. Wanneer risico's correct zijn geïdentificeerd, geanalyseerd en geëvalueerd, kunnen ze worden beheerst door deze te vermijden, te elimineren, te verminderen, te delen, over te dragen en uiteindelijk het restrisico te accepteren. Hoewel risicobeheer een complexe is, is het zeker niet uitsluitend een rationele benadering. Ervaring speelt ook een rol, en de risicoperceptie van ontwikkelaars wordt onder meer beïnvloed door de verwachtingen van consultants, financiële instellingen en investeerders.

Vanuit een stedenbouwkundig perspectief zijn de maatschappelijke risico's breder en de relevante tijdshorizon veel langer dan de doorlooptijd van het ontwikkelingsproces. Het vermogen van een projectontwikkelaar om risico's te delen of zelfs over te dragen aan een andere partij hangt grotendeels af van de professionaliteit en onderhandelingskracht van die andere partij. Hoewel ervaringen met publiek-private samenwerkingen niet eenduidig zijn, bieden ze wel het potentieel om ontwikkelingsrisico's te delen en de nodige publieke capaciteit en competenties op te bouwen om risico's te begrijpen en zelfs te beheren.

Het bereiken van een evenwicht tussen private ambities en maatschappelijke impact is een cruciaal element van stedenbouw en ontwerp. Dit evenwicht wordt vaak aangeduid als de 'kwaliteit' of 'waarde' van het project. Er bestaan echter verschillende waardebegrippen en deze worden in de masterthesis onderzocht. Ruilwaarde verwijst naar de waarde van een goed of dienst in handel, vaak uitgedrukt in geld. De focus op ruilwaarde geeft vaak voorrang aan monetair gewin onder het kapitalisme, waardoor bredere sociale en culturele waarden, die een belangrijke rol spelen in stedelijke ontwikkeling, mogelijks worden verwaarloosd. De conceptie van stedelijke ruimte wordt beïnvloed door dominante visies op sociale en culturele gebruikswaarde en veel minder door persoonlijke emotionele waarden. Het heersende regime, waarvan de stedenbouwkundigen de vertegenwoordigers zijn, controleert de productie van sociale ruimte door middel van de conceptie ervan , en dit kan botsen met de puur economische focus op ruilwaarde, vaak aangenomen door projectontwikkelaars.

Effectieve kwaliteitsborging in ruimtelijke ontwikkeling vereist duidelijke discussies tussen ontwikkelaars en autoriteiten over de onderliggende aannames, ambities en strategieën om een goed projectresultaat te bereiken. Om stedelijke kwaliteit te evalueren, is een genuanceerde en veelzijdige benadering noodzakelijk. Kwaliteitskamers, opgericht in allerlei vormen om projectkwaliteit te evalueren en te waarborgen, missen formele autoriteit en een coherente aanpak, en de toepassing ervan wordt niet dooer iedereen positief beoordeeld. Het is daarom aangewezen om de noodzaak en de werking van deze kwaliteitskamers te evalueren en desnoods te herzien.

De algemene uitkomst van de interviews is een falen van een effectief ruimtelijk beleid in Vlaanderen. De centrale Vlaamse overheid wordt als zwak en afwezig beschouwd, terwijl kleinere lokale overheden onderbemand en niet toegerust zijn om complexe vergunningsaanvragen aan te pakken. De 'laissez-faire'-aanpak kan historisch worden gesitueerd, maar heeft geleid tot een ongekende verstedelijking, aangejaagd door kansen voor grondeigenaren om speculatieve waarde te creëren en te behouden door het verkrijgen van vergunningen. Dit gedrag wordt vaak toegeschreven aan projectontwikkelaars, maar hun werkterrein is verschoven naar de herontwikkeling van bestaande locaties en gebouwen.

Het debat over ruimtelijke ordening richt zich hoofdzakelijk op het verlenen van vergunningen, met een zeer sterke nadruk op formaliteiten. Het vergunningsproces is ook overmatig gereguleerd en de nadruk op juridische formaliteiten heeft geleid tot een verlies aan strategische visie, terwijl belangrijke planningsuitdagingen blijven bestaan. Het ontbreken van duidelijke ontwikkelingskaders creëert bovendien onzekerheid, wat efficiënte en innovatieve stedelijke ontwikkeling belemmert.

De Vlaamse overheid moet opnieuw de controle verwerven over planning en programmering door middel van een synergetische aanpak aan te nemen waarbij beslissingen meer centraal worden genomen en middelen worden gebundeld, en waarbij stedelijke ontwikkelingskaders op subregionaal niveau worden vastgelegd. Zodra het ontwikkelingskader is bepaald, is het een stevig werkinstrument voor zowel stedenbouwkundigen als ontwikkelaars. De betrokkenheid van provincies op dit tussenniveau, of een andere subregionale instantie, moet verder worden onderzocht. Bovendien moeten een aantal dubbelzinnige ruimtelijke concepten worden herzien door ze te beoordelen vanuit hun collectieve gebruikswaarde en de grenzen met puur emotionele waarde, zodat ze bruikbare concepten worden in plannings- en vergunningsprocedures.

De vergunningsprocedure dient grondig herzien te worden, onder andere om de mogelijkheden van lichtvaardige beroepen op basis van persoonlijke emotionele waarden of zakelijke motieven te beperken, en om de mogelijkheid om de hele vergunningsbeoordeling compleet over te doen in de adminsitratieve beroepsprocedure, zonder daarmee rekening te houden met voorafgaande afspraken en overwegingen, af te schaffen. De rol en reikwijdte van de zogenaamde Kwaliteitskamers moet worden gestructureerd en geïntegreerd in het vergunningsproces, o.a. door de mogelijkheden van ontwikkelingskosten en ontwikkelingsakkoorden uit te breiden. Een fundamentele vraag in dit alles is wat de rol van de stedenbouwkundige in dit alles is.

Tenslotte heeft de analyse van de case study aangetoond dat Upgrade Estate in staat is relaties op te bouwen met zijn stakeholders en een product te ontwikkelen dat voldoet aan de behoeften van zijn huurders en investeerders, gebaseerd op grondig marktonderzoek. De behoefte aan het product, de marketingaanpak en, tot op zekere hoogte, de architecturale vorm van de Loop 5-gebouwen creëren een gevoel van collectiviteit dat Upgrade Estate in staat stelt zijn operatie te financieren op basis van naamsbekendheid en reputatie, wat het resultaat is van een zeer sterke relatie met zijn investeerders, een stabiel maar relatief laag financieel rendement, het nemen van sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid, een uitstekende corporate marketingmachine en een bewezen staat van dienst. De financiering van het project gebeurt via een innovatief financieringssysteem dat aan de aandacht van de de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) ontsnapt lijkt te zijn. Om de risico's voor de eindinvesteerders te beperken, zou de FSMA dit soort structuren dringend moeten herzien, met name met betrekking tot deugdelijk bestuur, marktconforme waardering en transparantie.
Meer lezen

Naadloze transitie

Odisee
2024
Yanou
Beyers
De overgang van thuis naar een woonzorgcentrum is een ingrijpende gebeurtenis die
veel stress en onzekerheid met zich meebrengt voor ouderen en hun families. Deze
bachelorproef onderzoekt hoe een gezinswetenschapper een positieve bijdrage kan
leveren aan deze transitie. Door middel van een casusbeschrijving, theoretische analyses
en praktijkgerichte veranderingsstrategieën, biedt deze studie concrete oplossingen en
inzichten om de overgang naar een woonzorgcentrum te vergemakkelijken.
De probleemstelling richt zich op de complexiteit van de overgang naar een
woonzorgcentrum en de impact hiervan op ouderen en hun families. De praktijkgerichte
probleemverkenning omvat een casusbeschrijving van mevrouw Van Dam, een 78-jarige
vrouw die zes maanden geleden naar een woonzorgcentrum is verhuisd en moeite heeft
met de aanpassing aan haar nieuwe omgeving.
De theoretische analyse is opgebouwd uit drie invalshoeken: de pedagogische,
psychologische en sociologische invalshoek. De pedagogische invalshoek maakt gebruik
van het Ecologische Systeemmodel van Bronfenbrenner ("#$#), om de invloed van de
verschillende omgevingsfactoren op de ontwikkeling en het welzijn van ouderen te
begrijpen. De psychologische invalshoek onderzoekt verschillende coping-mechanismen en
de emotionele aanpassing van ouderen naar een woonzorgcentrum, met de nadruk op
probleemgerichte coping, emotionele coping, acceptatiegerichte coping en de sociale
B / D
ondersteuning. De sociologische invalshoek richt zich op de sociale verbondenheid en
gemeenschapsvorming, sociale identiteit en de rol van familie- en mantelzorgers.
Op basis van deze theoretische analyse zijn drie veranderingsgerichte strategieën
ontwikkeld. De eerste strategie is het Levensverhalenproject, gericht op het creëren van
identiteit en verbondenheid door middel van Levensreiswijzers en de Levensreisatlas. De
tweede strategie omvat een informatieve brochure voor het bevorderen van de
psychologische veerkracht bij ouderen tijdens de transitie naar een woonzorgcentrum. De
derde strategie is de bewustwordings- en betrokkenheidscampagne “Samen voor Ouderen”,
die een inclusieve samenleving bevordert.
De belangrijkste inzichten uit mijn bachelorproef zijn als volgt: ten eerste is een
multidimensionale benadering essentieel om de complexiteit van de overgang naar een
woonzorgcentrum te begrijpen en aan te pakken. Ten tweede kunnen
gezinswetenschappers een cruciale rol spelen bij het bevorderen van de sociale
verbondenheid en het ondersteunen van de emotionele aanpassing voor ouderen. Ten derde
is het belangrijk om samen te werken met verschillende stakeholders, waaronder families,
zorgverleners en de bredere gemeenschap om een ondersteunende en inclusieve omgeving
te creëren.
Ik ben tevreden met mijn keuze van mijn bachelorproef omdat het me in staat heeft gesteld
een relevant en betekenisvol onderwerp te onderzoeken dat directe impact kan hebben op
het welzijn van ouderen en hun families. Mijn motivatie om dit onderwerp te kiezen was
gebaseerd op de wens om bij te dragen aan een beter begrip van de uitdagingen waarmee
ouderen worden geconfronteerd tijdens de transitie naar een woonzorgcentrum en om
praktische oplossingen te bieden die hun welzijn kunnen verbeteren.
De meerwaarde van mijn bachelorproef ligt in de combinatie van theoretische inzichten en
praktische toepassingen, die samen een solide basis vormen voor effectieve interventies en
beleidsaanbevelingen. De veraneringsvoorstellen die ik heb uitgewerkt, kunnen iets
betekenen voor gezinnen, organisaties en beleidsmakers door de overgang naar een
woonzorgcentrum te vergemakkeljken en de sociale verbondenheid te versterken.
Uiteindelijk streef ik ernaar dat mijn bachelorproef bijdraagt aan een inclusieve en
ondersteunende samenleving waarin ouderen zich gewaardeerd en verbonden voelen
Meer lezen

Kan een klein antilichaam helpen Alzheimer te stoppen?

Universiteit Hasselt
2024
Irem
Kural
Dit rapport gaat over de studie naar de ziekte van Alzheimer, specifiek naar de giftige effecten van amyloïde-bèta 42 (Aβ42) oligomeren, een eiwit betrokken bij deze ziekte. We hebben een single-domain antilichaam, genaamd DesAb-O, getest, dat specifiek deze Aβ42 oligomeren bindt. De resultaten tonen aan dat DesAb-O in staat is om de giftige effecten van deze oligomeren, zoals oxidatieve stress en mitochondriale disfunctie, te verminderen. Dit wijst erop dat DesAb-O veel potentieel heeft als diagnostisch hulpmiddel en mogelijk als behandeling voor Alzheimer.
Meer lezen

THE AMERICAN DREAM IN DE VLAAMSE FILMINDUSTRIE: EEN KWALITATIEF ONDERZOEK OVER DE HOLLYWOOD- ERVARINGEN VAN VLAAMSE FILMMAKERS EN - PRODUCENTEN

Universiteit Gent
2024
Jens
Van Landschoot
Deze masterproef gaat aan de hand van interviews in op de verschillende filmproductionele en -creatieve context in Hollywood en Europa met Vlaanderen als specifieke case. De focus ligt voornamelijk op de verschillende aspecten van beide productiecontexten. De onderzoeksvraag luidt: “Wat zijn de verschillen tussen de Vlaamse/Europese productiecontext en die in Hollywood, en hoe ervaren Vlaamse filmmakers deze verschillen?”. Een eerste stap in het formuleren van een antwoord op deze vraag was dan ook het interviewen van enkele Vlaamse filmmakers met ervaringen in beide productiecontexten. Deze data werd vervolgens aangevuld met een krantenanalyse. Met behulp van een thematische analyse werden daarna negen thema’s op een inductieve wijze ontwikkeld om de onderzoeksvraag te helpen beantwoorden. Deze thema’s hebben betrekking op de vrijheid van de filmmaker, censuur, agents, streamers, het sterrensysteem, de macht van de vakbonden, financiering, hoe filmmakers in Hollywood geraken en de schaalvergroting. Uit dit onderzoek blijkt dat de voornaamste resultaten bijna allemaal wel teruggekoppeld kunnen worden aan de commerciële verschillen van beide productiecontexten. In Hollywood overheersen de commerciële belangen namelijk veel meer de genomen beslissingen dan in Vlaanderen en
Europa. Daardoor is deze laatste productiecontext in staat om grotere risico’s te handhaven. Daarnaast zijn de verschillen ook vaak te verklaren door de schaalvergroting die de Hollywoodiaanse filmindustrie kenmerkt.
Meer lezen

De verruimde devolutieve werking: ook in meerpartijengeschillen?

Universiteit Gent
2024
Senne
Van Boven
Het eerste deel bevat een uiteenzetting van het hoger beroep en zijn gevolgen in het Belgisch, Frans en Nederlands procesrecht. In het tweede deel schuift de auteur een oplossing naar voor om de twee aanleggen in de burgerlijke procedure voor alle partijen - zowel eiser, als verweerder, als tussenkomende partijen - evenveel te waarborgen.
Meer lezen

Franse militaire interventies in de Sahel: verklaringen hoe Russische inmenging de Franse terugtrekking beïnvloedde

Universiteit Gent
2024
Aelön
Messiaen
Deze masterproef heeft als doel om verklaringen te vinden voor de impact van Russische
inmenging op de terugtrekking van Franse militaire interventies in de Sahel. Daarbij wordt
gefocust op interventies van de afgelopen tien jaar met als vertrekpunt de toegenomen
militarisering in de regio. Dit zal namelijk een proces in gang zetten dat leidde tot de Franse terugtrekking waarbij onderzocht wordt wanneer en in welke mate Rusland via o.a. huurlingen (PMSC’s) invloed uitoefende. Voor het onderzoek naar de geselecteerde cases Mali, Burkina Faso en Niger wordt gebruikt gemaakt van de methode theory-testing process-tracing. Concreet wordt aan de hand van bevindingen uit de literatuur en voorgaand onderzoek een model opgesteld dat de verhouding tussen de militarisering van de Sahel, de Franse terugtrekking en de Russische inmenging theoretiseert. Hieruit worden hypotheses afgeleid en getest aan de hand van observaties. Een eerste vaststelling is dat er aanwijzingen zijn dat Rusland invloed uitoefende bij de gemilitariseerde lokale bevolking wiens onvrede leidde tot een staatsgreep, vooral door het bestaande anti-regeringssentiment te exploiteren. Vervolgens werden observaties gevonden dat Rusland via PMSC’s en lokale pro-Russische organisaties uit de civil society een anti-Frans narratief verspreidde bij de junta. Ten slotte werd met de uiteindelijke ontplooiing van Russische PMSC’s bevestigd dat de nieuwe machtshebbers voluit voor het aanbod van Moskou hebben gekozen. De impact van Russische inmenging op de Franse militaire terugtrekkingen van Opération Barkhane, Opération Sabre en Les éléments français au Niger werd dus in redelijke mate bevestigd, waarbij Rusland vooral een bestaand ongenoegen succesvol capteerde.
Meer lezen

Een case study naar studiekeuzeprocessen bij laatstejaars. The adventures of Alice, Cat, Rabbit and several others in Choosing Land

Universiteit Antwerpen
2024
Lise
Bergen
Laatstejaars in het secundair onderwijs maken een studiekeuze als ze verder willen studeren. Dat proces verloopt via vijf studiekeuzetaken die een belangrijke voorspeller vormen van studiesucces en drop-out in het hoger onderwijs.

Voorgaand onderzoek is hoofdzakelijk kwantitatief van aard. Bovendien is er gebrek aan gecontextualiseerd onderzoek op dit terrein. Daarom kiezen we in deze masterproef voor een kwalitatieve aanpak, meer bepaald een casestudy, waarmee we peilen naar de opvattingen, percepties en ervaringen van 13 laatstejaars gedurende een volledig schooljaar binnen de context van één school. Via interviews, observaties, documentanalyse, interventieonderzoek en vragenlijsten proberen we grip te krijgen op het studiekeuzeproces dat zij doorlopen. Daarnaast exploreren we in welke mate de functiebeperkingen autismespectrumstoornissen (ASS) en dyslexie invloed kunnen uitoefenen op het studiekeuzeproces. Ten slotte bekijken we de rol die de school speelt bij het begeleiden van studiekeuzeprocessen en onderzoeken we welke activiteiten jongeren hierbij waarderen.

Uit de resultaten blijkt dat jongeren die leercoaching volgen hun mogelijkheden breder en diepgaander exploreren dan jongeren die dat niet doen. De meeste leerlingen raadplegen hierbij bronnen zoals mensen, zowel bekenden als professionals, exploreren op afstand via websites, brochures en sociale media en leggen plaatsbezoeken af waar ze peers en docenten ontmoeten. Niet al deze bronnen zijn even kwaliteitsvol, waardoor jongeren ook op basis van desinformatie een keuze dreigen te maken. Verder stellen we vast dat eenzelfde leerling meerdere studiekeuzeprocessen kan doorlopen. Wie een eerste keuze maakt, maar een toegangsproef voor deze keuze moet afleggen, doorloopt een parallel keuzeproces om een backup-plan te voorzien. We merken dat dit tweede keuzeproces anders verloopt dat het eerste. Hierdoor stellen we niet alleen variabiliteit vast in de tijd en tussen leerlingen, maar ook binnen eenzelfde persoon.
Bovendien vinden we indicaties die doen vermoeden dat jongeren met ASS en dyslexie anders exploreren dan leerlingen zonder deze functiebeperkingen. Ten slotte waarderen leerlingen een aanpak op maat, waarbij scholen zowel één-op-één gesprekken als groepssessies voorzien om op een regelmatige basis studiekeuzebegeleiding aan te bieden. Een combinatie van verschillende generieke, gefocuste en vakspecifieke activiteiten, waaruit ze autonoom kunnen kiezen, zijn zinvol volgens deze respondenten.
Meer lezen

Hedendaagse transformaties van 19e-eeuwse Antwerpse burgerhuizen tot meergezinswoningen

Universiteit Antwerpen
2024
Nele
Ritzen
Purpose - This thesis determines how to preserve and adapt built heritage while simultaneously adding density to the urban fabric of historic cities. Densifying already-existing houses could be an effective alternative for urban sprawl, which is unsustainable and puts cultural heritage at risk by causing heritage assets to become fragmented and deteriorated. The main goal is to investigate the current strategies used to densify townhouses from the 19th century in Zuidwijk, Antwerp.

Methodology - By creating a database on the historic and current situation of these 19th-century townhouses in Zuidwijk, tendencies regarding their residential use and densification are analysed. Additionally, a qualitative categorization of various adaption strategies for the same townhouses is created by examining building permits that are accessible through archived and on-site research.

Findings - This study shows that Zuidwijk is experiencing a trend of single-family townhouses being adapted into multiple-family residences. This adaptation can occur through a variety of strategies. Selecting the appropriate typology for a given building is crucial within the adaptation process, as it determines the potential of the existing townhouse and the objectives to be achieved through the adaptation. This thesis aims to serve as a basis for conducting more in-depth research into the phenomenon of adapting historic residences into multiple-family units, exploring its range of opportunities.

Research limitations - Identified research limitations include a small case study sample, mainly analysed without on-site visits and assessed from an architectural and heritage perspective. Further research and more detailed data regarding criteria such as policy and sustainability, should be considered in the future.
Meer lezen

Mannelijk, ziek, gevaarlijk en vreemd. De representatie van lesbian-like vrouwen in de Belgische dagbladpers tijdens het interbellum.

KU Leuven
2024
Lea
Schiettecatte

Sinds het midden van de jaren 1970 besteden historici steeds meer aandacht aan de geschiedenis van lesbische vrouwen. Hoewel er sindsdien al veel invloedrijke werken verschenen, is er nog weinig historisch onderzoek gevoerd naar de geschiedenis van de representatie van vrouwelijke homoseksualiteit. Deze masterproef besprak daarom de representatie van lesbian-like vrouwen in de Belgische pers tijdens het interbellum. Daarbij werd een discoursanalyse toegepast op meer dan 150 krantenartikelen van 37 verschillende kranten. In de eerste plaats toonde dit onderzoek aan dat journalisten uitvoerig berichtten over vrouwen die zich mannelijk kleedden. Die vrouwen werden tijdens het interbellum ‘garçonnes’ genoemd. Journalisten gingen daarbij op zoek naar verschillende mogelijke oorzaken voor het bestaan van de garçonne, waarbij ze de Eerste Wereldoorlog en de emancipatie van de vrouw aanhaalden. Welke reden ze ook toeschreven aan hun bestaan, de verslaggevers waren het erover eens dat garçonnes onaantrekkelijk waren. Daarbij benadrukten socialistische en liberale journalisten dat de omgeving van de garçonne misnoegd was over haar uiterlijk en drukten katholieke journalisten hun bezorgdheid uit over de gezondheid van de vrouwen. Daarnaast benoemden verslaggevers de garçonne als een sociaal probleem, waarbij ze zich volgens hen ‘immoreel’ gedroeg. Daarnaast toonde dit onderzoek aan dat Belgische journalisten het pathologisch discours van medici overnamen. In die representaties was de lesbian-like vrouw een femme fatale, die roofdiergedrag vertoonde. Mogelijke slachtoffers van die femme fatale waren kinderen, maar ook volwassen vrouwen en mannen. Daarnaast geloofden de verslaggevers dat lesbian-like vrouwen een gevaar vormden voor de maatschappij, waarbij ze een bedreiging vormden voor gezinnen en bijgevolg de toekomst van het land. Afhankelijk van de ideologie van de krant waarvoor ze werkten, haalden journalisten de censuur van fictieve werken met lesbian-like personages aan als oplossing voor de bedreiging van de lesbian-like vrouwen. Ten slotte benoemden journalisten lesbian-like vrouwen consequent als ‘de andere’. Zo werden ze vereenzelvigd met de oudheid, waarbij ze zelfs als oorzaak van de val van het Griekse Rijk benoemd werden. Lesbian-like vrouwen werden echter ook vaak geassocieerd met het buitenland, met Frankrijk en Duitsland in het bijzonder. Die associatie was wellicht het gevolg van de imago’s van Berlijn en Parijs als steden met een sterke homoseksuele subcultuur. Daarnaast maakte specifiek de socialistische pers de associatie van lesbian-like gedrag met de hoogste klasse, wat gekaderd kan worden binnen het idee van de klassenstrijd. Het onderzoek toonde aan dat er zowel sprake was van gelijkenissen als verschillen tussen de berichtgeving per ideologie. Daarbij was er vaak sprake van meningsverschillen tussen de katholieke en socialistische pers en nam de liberale pers een meer ambigu standpunt in. Daarnaast kan de berichtgeving van België vergeleken worden met die van andere Europese landen. Daarbij kwamen bredere trends op het continent, zoals het pathologisch discours, het nationalisme en de afkeur ten opzichte van garçonnes, ook terug in Belgische pers. Toch verschilde de Belgische casus ook van andere Europese landen, bijvoorbeeld wat betreft de ideologische verschillen in het land en het uitzonderlijk verbod op censuur.
Meer lezen

Omgaan met diversiteit in mentaal welzijn bij cursisten

Hogeschool PXL
2024
Nicole
Vanheusden
Met dit onderzoek werd geprobeerd om op een zo efficiënt mogelijke wijze enkele budgetvriendelijke suggesties aan te reiken om het mentaal welzijn van de cursisten van Qrios te verhogen. Er werd gekozen om in te zetten op verschillende sporen om het mentaal welzijn te verhogen van de cursisten. Voor de leerkrachten, leerloopbaanbegeleiders en zorgcoördinatoren werd ingezet op het bewaken van hun eigen grenzen bij het ondersteunen van cursisten.
Meer lezen

ALGAL RESPONSES TO MICRO- AND NANOPLASTICS EXPOSURE: UNDERSTANDING THE ROLE OF EXTRACELLULAR POLYMERIC SUBSTANCES

Universiteit Gent
2024
Laila
Herder
While the potential threat of micro- and nanoplastics (MNPs) to marine ecosystems is gain- ing attention, research often utilizes unrealistically high exposure levels. This study bridges that gap by investigating the effects of environmentally relevant MNP concentrations on the saltwater microalgae Rhodomonas salina. It further explores the role of Extracellular Poly- meric Substances (EPS) in mitigating these effects. Microalgae were exposed to a range of PET and aged-PET concentrations (10, 100, 1000, and 10000 particles/mL) to account for potential changes in polymer properties and additive release due to aging. Kaolin served as a control for non-plastic particle effects. Although the study’s findings on algal growth didn’t show a clear trend, they did reveal some intriguing patterns in EPS quantity and com- position. Notably, at the low MNP concentrations used, there were no significant changes in total EPS amount. However, the Protein-to-Carbohydrate (P/C) ratio within the EPS dis- played distinct responses depending on the exposure type. While the P/C-ratio remained stable for PET exposures, it significantly increased for aged-PET and kaolin at higher con- centrations. Interestingly, kaolin exposure resulted in more and larger aggregates, whereas higher concentrations of PET and aged-PET led to fewer and smaller ones. Furthermore, at the highest exposure (10000 particles/mL), all treatments displayed a shift in aggregate composition, with a higher proportion of algal cells relative to EPS. These findings signifi- cantly improve risk assessment of MNPs under current marine pollution conditions. They also highlight the critical role of algal EPS in the aggregation of both microalgae and MNPs, ultimately influencing their environmental fate.
Meer lezen

Unraveling the genetic background of porcine congenital splay leg syndrome in piglets

KU Leuven
2024
Jaro
De Kort
Porcine congenital splay leg syndrome (PCS), ook wel bekend als ‘zwemmers’, is de
nummer één oorzaak van kreupelheid in pasgeboren biggen. Getroffen dieren kunnen zich amper voortbewegen en sterven vaak op een tragische manier. Ondanks de aanzienlijke impact van deze aandoening op de varkenshouderij, blijven de precieze oorzaken nog grotendeels onbekend. Maar er is hoop! Door middel van genome-wide association studies (GWAS) kon een veelbelovend gen worden geïdentificeerd dat mogelijks de sleutel kan zijn tot het begrijpen van zwemmers. Deze kennis biedt mogelijkheden voor genetische selectie en kan op jaarlijkse basis het welzijn van tienduizenden varkens verbeteren!
Meer lezen

Fleet replacement strategy during a sustainable transition

Universiteit Antwerpen
2024
Anton
Smidts
In dit onderzoek werd er een single-case study uitgevoerd op basis van kwantitatieve analyses en kwalitatieve interviews. De studie tracht de vraag: “Hoe kan het uitvoeren van een Life Cycle Cost Analysis (LCCA) en een Total Cost of Ownership (TCO) analyse logistieke bedrijven ondersteunen bij het vormgeven van hun fleet replacement strategy?” te beantwoorden.

De uitvoering van de analyse resulteert in een jaarlijkse equivalente kost die inzicht geeft in de optimale vervangleeftijd van de traditionele trekker. Het resultaat (zonder interest) geeft duidelijk zowel het verwachte stijgende verloop bij de onderhouds- en herstellingskosten als het dalend verloop van de depreciatie weer.

Het onderzoek concludeert dat de combinatie van een Life Cycle Cost Analysis met de TCO-analyse voldoende informatie genereert voor logistieke wagenparkbeheerder om hun fleet replacement strategy onderbouwd vorm te geven. Beide analyses kunnen een hoge toegevoegde waarde creëren bij het maken van wetenschappelijk onderbouwde beslissingen. Wegens de impact van de beslissing alsook de invloed van de variabelen op de resultaten, is het van essentieel belang om als logistieke speler de analyses uitsluitend te voeden met zeer betrouwbare (primaire) data.
Meer lezen