Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Saint Ignatius' Letter to the Romans: a study on the Greek MS Tor. C.I.10 and the Slavonic MSS Ath. Chil. 644 and Vindob. Slav. 33.

Universiteit Gent
2024
Evelyne
Diels
My paper will discuss the results of my MA Thesis, defended at Ghent University. In this context, I will focus on the philological and linguistic outcomes, alongside a presentation of the sources and the methodology I adopted. In particular, my presentation will first introduce Saint Ignatius' Letter to the Romans alongside its Greek and Slavonic manuscript tradition.
Among the corpus of seven letters attributed to Ignatius of Antioch, a second-century bishop of Antioch, the Letter to the Romans (CPG 1025.4) is very interesting. It was addressed to the community in Rome after Ignatius, sentenced to death, had to travel to Rome. The Letter to the Romans differs from the others since it is the only letter embedded in the Martyrdom of Ignatius = Passio (BHG 0813) – given its content related to Ignatius’ visions on martyrdom. Furthermore, it is the sole Ignatius’ letter to have been translated into Slavonic. Nine manuscripts transmit the Passio Ignatii (BHG 0813) in Greek. Seventeen manuscripts, dated or datable between the fourteenth and the sixteenth century, preserve the Slavonic version of Ignatius’ Passio and are known in South Slavic and East Slavic redactions. Next to the Greek and Slavonic versions, it has Syriac, Arabic, Latin, Armenian and Georgian translations too. The poster also gives an account of the complex tradition of the Slavonic version(s). My focus is on the Pre-Metaphrastic version (BHG 0813), dated before the tenth-century revision of Symeon Metaphrastes (BHG 0815).
Among the Greek manuscripts, my presentation will concentrate on the so-termed Taurinensis (Torino, BNU, C.I.10 - Diktyon 63833) because, unlike other Greek manuscripts, it displays a remarkable closeness with the Slavonic manuscripts, especially with the witnesses of the earliest South Slavic version. These involve the Codex Athous Chilandaricus 644, an early fourteenth-century paper codex in Serbian orthography and the Manuscript of Vienna (Wien, ÖNB, Vindobonensis slav. 33), a late fourteenth-century reading also in Serbian orthography.
Furthermore, my thesis touches upon the methodologies I adopt to investigate my sources: palaeography, cultural linguistics, and translation theories. The palaeographic part entails comprehending the palaeographic and codicological characteristics of the manuscripts (deciphering, reading and dating a manuscript).
Meer lezen

The Performing Person. Judith Butler and Wojtyla on Gender

KU Leuven
2024
Bram
Schreurs
Over the last thirty years, gender has become an increasingly hotly debated topic within the Roman Catholic
Church. The core of the debate seems to revolve around the nature of gender. On one side stand gender
scholars such as de Beauvoir, Wittig, and Butler who regard gender as socially constructed. Butler as the
most influential philosopher of gender suggested that gender is performative. It has no particular basis in
nature but it is rather in performing acts that the reality of gender comes to be. On the other stands a reading
of gender as undetachable from biological sex. Readings of the latter sort often draw upon John Paul II’s
complementarian anthropology as sketched in his Theology of the Body. However, as an academic in
philosophy, Karol Wojtyła developed an understanding of the human person as constituted through their
acts in his book Person and Act. Due to the similarity in the concept of performed gender and that of the
enacted person, the following question arises: how does gender fit within Wojtyła’s understanding of the
person and how does this add up to John Paul II’s later complementarian anthropology?
To answer these questions, the first chapter will outline gender performativity as Judith Butler
understands is. However, the emphasis is placed on performativity rather than gender per se. Therefore, the
chapter first explores the roots of Butler’s gender performativity in the performative speech theory of J.L.
Austin. Thereafter Butler’s own contributions and adaptations to Austin’s framework are explored. The
main takeaways constitute the definition of performativity as a new reality established through acting act
as well as the insight that any performance is by definition rooted in social conventions.
In the second chapter, the primary findings of Karol Wojtyła in Person and Act are examined in
relation to Butler’s concept of performativity. Wojtyła presents an analysis of the human person in which
the person itself is constituted, changed, even “made”, through acts. The chapter goes on to illustrate just
how similar Butler’s concept of performativity really is to Wojtyła’s understanding of the establishing of
the person through the act. From there on several other similarities and differences between both authors
are explored, showing them to be better read in tandem than as opposed to one another.
In the third and final chapter, we explore where performative gender would fit in Wojtyła’s
framework established in Person and Act. This exploration results in the finding that gender is more
properly understood as part of the acting, personal capacities of the human person rather than their
biological nature. From this intermediary conclusion, the chapter shifts focus to John Paul II’s Theology of
the Body to see whether Person and Act’s personalistic framework is applied correctly when it comes to
gender. The thesis concludes that it is not because Theology of the Body intertwines biological sex with
gender, thereby not doing justice to gender as part of the person and as constituted in the act.
The entire thesis comes together in a brief conclusion about the performance of drag, summarising
the main points and showing how drag is met with different responses by Karol Wojtyła and John Paul II.
Meer lezen

PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE

Universiteit Gent
2024
Jef
Potargent
  • Astrid
    Berlengé
DEEL 1: ATLAS VAN BROEDPLEKKEN:
In een continu veranderende maatschappij, lijkt een verlies van het
gemeenschapsgevoel op te treden. Om de uitdagingen die voor ons
liggen te lijf te gaan, lijkt er een nood aan een nieuwe maatschappelijke
infrastructuur. Een infrastructuur die erin slaagt mensen samen te brengen,
een concreet antwoord te bieden op hedendaagse vragen en wijken te
transformeren tegen ongewenste stedelijke tendensen in. Deze plekken
lijken te ontstaan, vaak bottom-up en kleinschalig maar met lokaal
een grote impact. Mensen werken samen op nieuwe manieren en gaan
inventief te werk om hun eigen leefwereld en die van andere mensen in
hun omgeving vorm te geven. Hetzij uit noodzaak, hetzij uit persoonlijke
motivatie, wordt er zo concreet gewerkt aan een nieuwe typologie binnen
de sociale infrastructuur.
Dit eerste luik van deze (tweedelige) thesis probeert een begrip te
maken van dit soort plek en bloot te leggen welke instrumenten en
strategieën erachter schuilen. Vooraleerst werd na een eerste verkenning
een afbakening gemaakt van geschikte cases, op basis van een aantal
kenmerken die wij als noodzakelijk aanvoelden. Deze filter werd uitgedrukt
aan de hand van het begrip ‘broedplekken’. Zich verhoudend ten opzichte
van anderen die dit begrip reeds gebruikten, formuleerden we een eigen
definitie voor het begrip aan de hand van drie pijlers: het concretiseren van
maatschappelijke thema’s, het vooropstellen van sociaal kapitaal en het
adaptief karakter.
Deze drie kenmerken omvatten alle bekeken cases maar leveren zeker
geen eenduidig resultaat op. In de manier waarop deze definitie tot uiting
komt, zit een grote verscheidenheid. Dit komt door de vele facetten waaruit
een broedplek bestaat. Om hier vat op te krijgen, bouwden we deze thesis
op in twee delen. Een eerste deel behandelt in zes afzonderlijke essays
een verschillend aspect omtrent broedplekken en bespreekt enkele
exemplarische cases, om zo te bouwen aan een bril om de broedplek te
bekijken. Deze werden geordend aan de hand van de drie kenmerken van
de definitie, om die gericht uit te diepen. In een 2de deel bekijken we dan
een selectie van zeven cases op alle facetten en maken we een grafische
vertaling van de inzichten die we kregen door verdere analyse. De twee
onderdelen samen brachten ons het besef dat ‘de ideale broedplek’ niet
te definiëren valt, maar dat we wel tot een waaier aan instrumenten,
strategieën en motieven komen die in wisselende samenstellingen achter
de cases schuilgaan.
Zo kunnen broedplekken testkamers zijn voor nieuwe aanpakken op bredere
maatschappelijke vraagstukken. Hun sterkte blijkt bovendien te liggen in
het verbinden van meerdere thema’s en zo testkamer te bieden richting een
duurzame transitie, zonder deze op zichzelf te proberen bewerkstelligen.
Het tweede en derde essay diepen de tweede pijler, het sociaal kapitaal,
uit. Zo blijkt een nauwe samenwerking met een stadsbestuur cruciaal
voor het duurzaam verder leven van een broedplek. Indien de verhouding
tussen de twee ontbreekt, lijkt de impact van korte duur. Daarnaast
lijken broedplekken ook een interessante piste voor stadsbesturen zelf,
aangezien ze een instrument kunnen zijn om aan gemeenschapsopbouw
te doen. Hiervoor is de toegankelijkheid van broedplekken cruciaal. Ze
willen zich enerzijds openstellen voor een breed publiek maar hebben
anderzijds nood aan drempels zodat bepaalde groepen zich er ook veilig
voelen. Een continue balans, waarbij zaken als de toegang, zichtbaarheid
en de symboliek van zowel het gebouw als de ingrepen hierop een rol
spelen. De derde eigenschap is die waarmee broedplekken zich het
meeste onderscheiden van bestaande typologieën: hun adaptief karakter.
We merken dat broedplekken vaak startten uit tijdelijke invullingen, wat
noopt tot een creatieve aanpak. Ze evolueren echter doorheen de tijd en
nemen zo meerdere gedaantes aan. Om hiermee om te gaan, is er een
bijzondere aandacht voor de infrastructuur die de brug maakt tussen de
vaak onaangepaste gebouwen en hun missie. Dit maatwerk zorgt voor een
flexibiliteit. Deze flexibiliteit uit zich in een multifunctionaliteit, zowel in tijd
als in ruimte, waarmee broedplekken zich onderscheiden van bestaande
publieke gebouwen. Deze kunnen zich hierdoor laten inspireren, al kunnen
ze de aanpak ook niet zomaar kopiëren.
Deze thesis legt zo veel bloot, al roept ze evenveel vervolgonderzoeken
op. Daarom werd er in drie vervolgonderzoeken dieper ingegaan op een
bepaald thema via ontwerpend onderzoek. Deze steunen op de lessen die
uit deze Atlas getrokken werden en proberen enkele bijkomende vragen te
beantwoorden.

DEEL 2: PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE: De Herontwikkeling van het Maria-Magadalenaklooster naar een semi-permanente broedplek. Dit werk sluit aan op de ‘atlas van broedplekken’ een casuïstische analyse van broedplekken. Broedplekken zijn stedelijke laboratoria, die zowel sociale als ruimtelijke weefsels verdichten door maatschappelijke uitdagingen te concretiseren
op een plek. Ze stellen de ontwikkeling van sociaal kapitaal voorop en zijn constant in evolutie. Ze hebben een adaptief karakter waardoor ze kort op de bal kunnen spelen bij veranderingen in de maatschappij.
Uit de analyse in de atlas leerden we dat tijdelijkheid een handig middel kan zijn voor broedplekken. Een tijdelijke bezetting zorgt ervoor dat men flexibel moet zijn op ruimtelijk en organisatorisch vlak. Het geeft broedplekken het vermogen om snel te kunnen reageren op de urgente behoeften van de buurt. Een tijdelijke opzet heeft een sociaal-experimenteel karakter dat lokale buurtontwikkeling kan ondersteunen. Tegelijk dwingt tijdelijkheid een noodgedwongen afscheid af. Duurzame oplossingen vragen om stabiliteit, wat tijdelijke invullingen niet altijd kunnen bieden. Het maakt broedplekken
dus ook kwetsbaar. Gebruikers worden aan de deur gezet vanaf dat de renovatie of herontwikkeling van de site begint. Het engagement gaat zo verloren en sociale linken worden verbroken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit niet gebeurt? ‘Een Pleidooi voor broedruimte: De herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster naar een semi-permanente broedplek’ handelt over de paradoxale aspecten van tijdelijke buurtontwikkeling, toegepast op de case Mona van Toestand in het Maria-Magdalenaklooster. Het doel van Toestand is om de lokale partners en de buurt tijdelijk te begeleiden om een gezamenlijke plek te maken voor en door iedereen, met de hoop dat ze hierna op hun eigen benen kunnen staan. De sociale impact primeert in het project van intensieve maar kortstondige ondersteuning. Het model van Toestand, gefocust op
tijdelijkheid, heeft echter haar limieten. Wat gebeurt er na hun vertrek? Het moet sommige initiatieven alleen achterlaten, wat het succes van buurtontwikkeling en sociale ondersteuning ondermijnt. Kan deze tijdelijke invulling ook fungeren als een test voor
toekomstig gebruik van de ruimte die niet alleen de buurtontwikkeling ondersteunt, maar ook helpt bij de herontwikkeling van een site? Wat kunnen we leren uit deze tijdelijke
bezetting en welke aspecten nemen we mee om de toekomst van dit klooster vorm te geven?
Deze thesis zoekt via ontwerpend onderzoek naar manieren om een semi-permanente broedplek vorm te geven, die tijdelijkheid met stabiliteit combineert. We gebruiken deze tijdelijke invulling als hefboom om het Maria-Magdalenaklooster te
herontwikkelen. We verbeelden drie verschillende toekomstscenario’s voor
het Maria-Magdalenaklooster. De architecturale ontwerpen van de broedplek gaan om met de paradox van tijdelijkheid door de stabiliteit van een langetermijnvisie en de wendbaarheid van tijdelijkheid te combineren. Voortbouwend op het engagement van Toestand zoeken de toekomstscenario’s naar een balans tussen de belangen van de private eigenaar, de gebruikers en de buurt. De scenario’s focussen op de samen-
werking tussen actoren en programma’s en werken met minimale architecturale ingrepen. Ze zijn gestructureerd volgens een tijdlijn, een stappenplan dat het traject richting de toe-
komst bevattelijk probeert te maken. Vanuit de reflectie op de ontwerpen destilleren we tot slot de essentie. We maken een pleidooi, formuleren eisen die als advies kunnen dienen bij de herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster.
Meer lezen

'Gekleurde huid' op het witte scherm. Een exploratief onderzoek naar de ervaringen van Vlaamse niet-witte actrices en/of actrices met een migratieachtergrond.

Universiteit Gent
2024
Souad
Boukhatem
Deze masterproef onderzoekt de professionele ongelijkheden waarmee niet-witte actrices en actrices met een migratieachtergrond geconfronteerd worden in de Vlaamse film- en televisiesector, met een focus op de intersectionaliteit van ras en gender. De studie identificeert specifieke uitdagingen en barrières die deze actrices ervaren, uiteengezet in vier deelvragen die de complexe lagen van ongelijkheid binnen de sector blootleggen.

Ten eerste ervaren niet-witte actrices psychologische belasting door hun representatieve last en het gevoel van isolatie in een overwegend witte omgeving. Ze worden vaak gecast in stereotiepe rollen die hun echte identiteiten en ervaringen niet weerspiegelen, wat leidt tot professionele frustraties en psychologische stress. Daarnaast versterkt hun casting de dominantie van witte en mannelijke perspectieven, wat hun marginalisatie bevordert.

Het onderzoek toont verder aan dat discriminatie op basis van ras en gender leidt tot significante professionele, sociale en economische nadelen. Deze actrices stuiten op structurele barrières zoals beperkte en vaak stereotiepe rollen die hun carrièremogelijkheden beperken. Ze ervaren subtiele tot expliciete discriminatie, die samen met ontransparante loonstructuren hun financiële welzijn en professionele groei beïnvloeden.

Persoonlijk welbevinden van de actrices lijdt ook onder deze ongelijkheden. De cumulatieve effecten van discriminatie schaden hun geestelijke gezondheid, resulterend in symptomen van angst, onzekerheid en een verlaagd zelfvertrouwen. Ondanks deze uitdagingen ontwikkelen de actrices diverse copingstrategieën zoals het vormen van netwerken voor steun, het initiëren van eigen projecten, en het ontwikkelen van onverschilligheid om emotionele energie te bewaren.

De masterproef concludeert met aanbevelingen voor de sector, waaronder de noodzaak voor herziening van narratieve structuren en een meer inclusieve representatie in de media. Er moet een effectief diversiteitsbeleid komen met concrete, meetbare doelen voor inclusiviteit. Het Vlaams Audiovisueel Fonds kan een belangrijkere rol spelen door het bevorderen van diversiteit zowel voor de camera als in creatieve en leiderschapsposities achter de schermen. Onderwijs speelt een cruciale rol in het bevorderen van een meer inclusieve en minder Eurocentrische wereldvisie. Bovendien is dekolonisatie van het curriculum en aan toneelscholen noodzakelijk om een meer inclusieve opleiding te bieden. Ook het aanstellen van diversiteitscoördinatoren en het trainen van vertrouwenspersonen in discriminatie-herkenning zou bijdragen aan een inclusiever werkklimaat. Tot slot benadrukt deze masterproef de behoefte aan verder onderzoek naar de specifieke ervaringen van niet-witte actrices, acteurs en andere identiteitsaspecten zoals seksuele oriëntatie en disability om effectieve beleidsmaatregelen en interventies te ontwikkelen.
Meer lezen

Identifying inter-growth form differences and seasonal dynamics in leaf spectral and functional traits of lianas and trees in a tropical forest

Universiteit Gent
2024
Elise
Huysman
Lianen zijn structurele parasieten die bomen beklimmen om toegang te krijgen tot de bovenste bladerdaklaag. Hun abundantie en biomassa nemen toe in de Neotropen, wat waarschijnlijk de werking van deze tropische gebieden beïnvloedt. Lianen hebben minder structureel weefsel en beperken de groei van bomen, waar door de aangetaste bossen minder koolstof vastleggen. Hun bladreflectie is gemiddeld hoger dan die van bomen, wat de spectrale signatuur van de tropische bossen verandert.
Deze studie onderzoekt de structurele en biochemische bladkenmerken van lianen en bomen in een secundair tropisch regenwoud in Panama. De onderzochte kenmerken omvatten bladdikte, equivalente waterdikte (C), bladmassadichtheid (LMA) en koolstof- en stikstofgehalte, evenals hun stabiele isotopen δ13C en δ15N. Daarnaast wordt de bladreflectie tussen 350 en 2500 nm onderzocht, met de focus op verschillen tussen de twee groeivormen en hoe deze kenmerken variëren met seizoensveranderingen. Door een combinatie van bladkenmerkmetingen en hyperspectrale reflectiegegevens, werden statistische testen en lineaire gemengde effectenmodellen gebruikt om de gegevens te analyseren.
De resultaten onthullen significant lagere LMA, C en δ13C-gehalte voor lianen dan voor bomen. Seizoensgebondenheid heeft geen significant effect op de bladkenmerken. De reflectie van lianenbladeren is significant hoger dan die van bomen in twee van de vier waterbanden in het kortgolvig infraroodgebied en het groene gebied. Daarnaast beïnvloeden seizoensvariaties de reflectie-eigenschappen van bomen. Ze blijken significant verschillende reflecties te hebben tussen seizoenen in de twee overgebleven waterbanden en het nabij-infraroodgebied. Lianen daarentegen worden niet significant beïnvloed door seizoensgebondenheid in de vooraf bepaalde banden. De Kullback-Leiber divergentie van de reflectiespectra tussen seizoenen is meer dan 4 keer groter voor bomen dan voor lianen. Deze bevindingen suggereren dat onderzoek naar de reflectie van boombladeren seizoensgebondenheid in aanmerking moet nemen. Voor lianen daarentegen lijkt de reflectie weinig beïnvloed door seizoensgebondenheid. Zowel de bladkenmerken als de reflectie van lianen lijken stabiel te zijn gedurende het natte en droge seizoen.
Onze bevindingen suggereren dat de onderscheidende structurele en biochemische kenmerken van lianen en bomen een cruciale rol spelen in hun ecologische strategieën en interacties binnen het bosecosysteem. Verder benadrukt de studie het potentieel van hyperspectrale reflectie als een proxy voor het monitoren van blad v kenmerken. Deze inzichten dragen bij aan een beter begrip van de ecologische rollen van lianen en bomen en hun reacties op milieuveranderingen, wat essentieel is voor het voorspellen van de gevolgen van klimaatverandering voor tropische bosecosystemen
Meer lezen

Een tactiele kijk op grotkunst – Onderzoek naar de rol van tastzin in het maak-, creatie- en belevingsproces van laatpaleolithische grotkunst in Europa

Vrije Universiteit Brussel
2024
Sarah
Deleersnyder
In de studie rond de creatie en beleving van grotkunst wordt er grotendeels aandacht besteed aan de visuele factoren. Andere zintuigen worden daarentegen nauwelijks mee betrokken, het onderzoek naar de creatie of van grotkunst in het algemeen kan hierdoor voornamelijk een eenduidige kijk verkrijgen. Het doel van deze masterproef is om aan te tonen dat er meer is dan alleen het visuele en dat de rol van de tastzin een eventuele cruciale rol speelt in het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst. Waardoor de hoofdvraag van deze thesis luidt: “Wat is de mogelijke rol van tastzin in het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst in het Europees laatpaleolithicum?”. Het heeft als doel om te onderzoeken hoe de tastzin op verschillende manieren iets meer kan vertellen over het cultureel gedrag van tijdens het laatpaleolithicum.

Om een antwoord te kunnen bieden op deze hoofdvraag ging het onderzoek van start met een grondige literatuurstudie. Hierbij wordt er eerst gekeken naar de tijd en ruimte waar de grotkunst van dit onderzoek betrekking op heeft. Alsook werd er beargumenteerd waarom deze thesis zich focust op de regio Europa, waarbij vast te stellen is dat de grotkunst meer divers onderzoeksmateriaal opleverde. Daarna werd er toegespitst op de tastzin zelf, om zo meer betekenis en aanvulling te kunnen geven waarom het van belang kan zijn om tastzin mee te incorporeren in onderzoek. Het is namelijk ons eerste primitieve zintuig dat zowel bewust als onbewust zijn invloed uitoefent doorheen het dagelijkse leven. De belangrijke en invloedrijke achtergrond van tastzin en zijn betrekking tot de kunst kan al een aanduiding geven waarom tast een rol kan gespeeld hebben bij grotkunst. Toeschouwers hebben namelijk de drang om kunstwerken aan te raken en van dichterbij te bestuderen, waarbij het vastnemen van objecten de standaard norm was in de 17e en 18e in musea, in tegenstelling tot vandaag de dag.

De literatuurstudie spitst zich hierna voornamelijk toe op de voorgaande vaststellingen en eigen verworven interpretaties. Waarbij verschillende aspecten van de grotkunst worden belicht. Gaande van de gebruikte technieken, de gewaarwording van de omgevingsfactoren en hypothesen rond de drijfveer voor de totstandkoming van de creaties en hoe tast hier een bijkomende invloed op kan gehad hebben. Hierbij werd er bijvoorbeeld gekeken naar hoe de omgeving al een betrekking had tot de tastzin, zoals het feit dat er nood was aan speciale fotografie om afgewerkte beschilderingen te bekomen, die voordien als onafgewerkt werden beschouwd. Waarbij het bestuderen en mee betrekken van de structuur van de wand als noodzaak wordt gevonden bij onderzoeken rond beschilderingen. Deze beschilderingen waren namelijk niet vast te stellen met het blote oog aangezien deze voortvloeide in het reliëf, waardoor de rol van de tastzin en dus het voelen van de wand hier eventueel mee een betrekking had op de creatie. Het is hierdoor dus van belang om onze moderne manier van denken en hulpmiddelen in deze onderzoeken op de juiste manier in te schakelen.

Het is bijkomend van belang om te ervaren hoe het was om zich toen in de grotten te begeven, waarbij dit kan gedaan worden door gebruik te maken van de lichtbronnen van toen zoals fakkels, haarden en vetlampen. Het heeft namelijk als doel om bepaalde aspecten van het cultureel gedrag naar de voorgrond te brengen. Het helpt ons zo ook om dichter te staan bij de verschillende denkprocessen van toen. In dit onderzoek is nagegaan hoe de tast dus eventueel een rol kan gespeeld hebben op grotkunst door gebruik te maken van onderzoekers hun vaststellingen tot de creatie van grotkunst en hun bijhorende methodes. De verschillende toebehorende technieken van creatie bevatten elk een vorm van tast die onbewust of bewust een invloed zullen gehad hebben op de verschillende processen die in deze thesis worden onderzocht. Zoals het feit dat het reliëf van de wand in relatie staat tot de creatie, doordat op wanden die verschillende structuren bevatten meer grotkunst te vinden is in tegenstelling tot vlakke ondergronden. Echter kan het construeren van graveringen, beschilderingen en het bewerken van de wand al gezien worden als een vorm van tast. Waarbij deze toepassingen van tastzin een rol kan gespeeld hebben in het creatief denken en de toebehorende beleving. Doorheen de literatuurstudie werden verschillende inzichten bekomen die resulteerden in het opstellen van verschillende bijhorende onderzoeksvragen. Deze vragen en hypotheses kunnen voor bijhorende diepgang zorgen, waardoor er een grondiger antwoord kan geleverd worden op de hoofdvraag.
Om de inzichten en de bijhorende onderzoeksvragen te beantwoorden die voortvloeiden uit de literatuurstudie werd er aan eigen empirisch onderzoek gedaan waarbij er via diepte-interviews resultaten uit verworven konden worden. Hierbij werden individuele interviews uitgevoerd met personen die zeer dicht staan tot hun kennis en gebruik van tastzin. Deze personen waren namelijk geboren of op latere leeftijd met blind- of slechtziendheid geconfronteerd. Hierbij was het van belang om vanuit hun eigen interpretatie en expertise te vertrekken rond de rol van tastzin. De resultaten die voortvloeiden uit dit kwalitatief onderzoek tonen aan dat de rol van tastzin niet mag vergeten worden in het verkrijgen van nieuwe inzichten met betrekking tot de grotkunst. Het is een zintuig dat van cruciaal belang is en waar eventueel in het laatpaleolithicum meer op werd gefocust. Het betreden van een grot is al een tastervaring op zich waardoor het niet onvermijdelijk is dat de tastzin een invloed heeft gehad.

De conclusie van deze thesis is dus opgesteld aan de hand van de literatuurstudie en de resultaten verworven vanuit eigen empirisch onderzoek. Waarbij er geconcludeerd kan worden dat het bestuderen van de tastzin en het mee incorporeren in onderzoek een breder scala aan inzichten kan geven met betrekking tot het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst uit het laatpaleolithicum.
Meer lezen

Middelengebruik in de Vlaamse Dovengemeenschap: een kwalitatief onderzoek

Universiteit Gent
2024
Tamie
Wuytjens
Dit scriptie richt zich op middelengebruik binnen de Vlaamse dovengemeenschap, een thema dat internationaal lange tijd over het hoofd wordt gezien. Uit onderzoek blijkt dat dove personen unieke risico's lopen op middelengebruik die niet te vergelijken zijn met personen met een handicap. Er is echter een gebrek aan kennis over de patronen van middelengebruik binnen de dovengemeenschap en hoe deze verschillen van de horende samenleving. Daarnaast is er weinig onderzoek gedaan naar de perspectieven en ervaringen van dove mensen zelf op dit gebied.

Het doel van deze studie is om meer inzicht te geven in de percepties, omvang en aard van middelengebruik onder dove individuen binnen de Vlaamse dovengemeenschap. De studie bestaat uit twee delen: een onderzoek naar de omvang en aard van middelengebruik en een verkenning van de heersende opvattingen hierover binnen de dovengemeenschap. Aangezien dit een van de eerste kwalitatieve studies is op het gebied van middelengebruik onder dove mensen, is verder onderzoek noodzakelijk om een dieper begrip te krijgen.
Meer lezen

Mannelijk, ziek, gevaarlijk en vreemd. De representatie van lesbian-like vrouwen in de Belgische dagbladpers tijdens het interbellum.

KU Leuven
2024
Lea
Schiettecatte

Sinds het midden van de jaren 1970 besteden historici steeds meer aandacht aan de geschiedenis van lesbische vrouwen. Hoewel er sindsdien al veel invloedrijke werken verschenen, is er nog weinig historisch onderzoek gevoerd naar de geschiedenis van de representatie van vrouwelijke homoseksualiteit. Deze masterproef besprak daarom de representatie van lesbian-like vrouwen in de Belgische pers tijdens het interbellum. Daarbij werd een discoursanalyse toegepast op meer dan 150 krantenartikelen van 37 verschillende kranten. In de eerste plaats toonde dit onderzoek aan dat journalisten uitvoerig berichtten over vrouwen die zich mannelijk kleedden. Die vrouwen werden tijdens het interbellum ‘garçonnes’ genoemd. Journalisten gingen daarbij op zoek naar verschillende mogelijke oorzaken voor het bestaan van de garçonne, waarbij ze de Eerste Wereldoorlog en de emancipatie van de vrouw aanhaalden. Welke reden ze ook toeschreven aan hun bestaan, de verslaggevers waren het erover eens dat garçonnes onaantrekkelijk waren. Daarbij benadrukten socialistische en liberale journalisten dat de omgeving van de garçonne misnoegd was over haar uiterlijk en drukten katholieke journalisten hun bezorgdheid uit over de gezondheid van de vrouwen. Daarnaast benoemden verslaggevers de garçonne als een sociaal probleem, waarbij ze zich volgens hen ‘immoreel’ gedroeg. Daarnaast toonde dit onderzoek aan dat Belgische journalisten het pathologisch discours van medici overnamen. In die representaties was de lesbian-like vrouw een femme fatale, die roofdiergedrag vertoonde. Mogelijke slachtoffers van die femme fatale waren kinderen, maar ook volwassen vrouwen en mannen. Daarnaast geloofden de verslaggevers dat lesbian-like vrouwen een gevaar vormden voor de maatschappij, waarbij ze een bedreiging vormden voor gezinnen en bijgevolg de toekomst van het land. Afhankelijk van de ideologie van de krant waarvoor ze werkten, haalden journalisten de censuur van fictieve werken met lesbian-like personages aan als oplossing voor de bedreiging van de lesbian-like vrouwen. Ten slotte benoemden journalisten lesbian-like vrouwen consequent als ‘de andere’. Zo werden ze vereenzelvigd met de oudheid, waarbij ze zelfs als oorzaak van de val van het Griekse Rijk benoemd werden. Lesbian-like vrouwen werden echter ook vaak geassocieerd met het buitenland, met Frankrijk en Duitsland in het bijzonder. Die associatie was wellicht het gevolg van de imago’s van Berlijn en Parijs als steden met een sterke homoseksuele subcultuur. Daarnaast maakte specifiek de socialistische pers de associatie van lesbian-like gedrag met de hoogste klasse, wat gekaderd kan worden binnen het idee van de klassenstrijd. Het onderzoek toonde aan dat er zowel sprake was van gelijkenissen als verschillen tussen de berichtgeving per ideologie. Daarbij was er vaak sprake van meningsverschillen tussen de katholieke en socialistische pers en nam de liberale pers een meer ambigu standpunt in. Daarnaast kan de berichtgeving van België vergeleken worden met die van andere Europese landen. Daarbij kwamen bredere trends op het continent, zoals het pathologisch discours, het nationalisme en de afkeur ten opzichte van garçonnes, ook terug in Belgische pers. Toch verschilde de Belgische casus ook van andere Europese landen, bijvoorbeeld wat betreft de ideologische verschillen in het land en het uitzonderlijk verbod op censuur.
Meer lezen

Tussen religie en politiek: religieuze en politieke dimensies van het Israëlisch-Palestijns conflict

KU Leuven
2024
Hicham
Aanaji
Deze thesis heeft daarom als doel een grondige analyse te maken van de religieuze en de politieke dimensies van het conflict, met een focus op de oorlog tussen Israël en Hamas die begon op 7 oktober 2023. De onderzoeksvraag luidt als volgt: in hoeverre spelen religieuze en politieke motieven een rol in het Israëlisch-Palestijns conflict? Dit onderzoek is hoofdzakelijk gebaseerd op een uitgebreide literatuurstudie, waarbij historische bronnen en actuele politieke analyses worden gebruikt om een zo compleet mogelijk beeld te schetsen van het Israëlisch-Palestijns conflict. Dit onderzoek streeft naar een evenwichtige benadering door gebruik te maken van verschillende bronnen om de academische neutraliteit te garanderen. Deze studie hoopt bij te dragen aan een genuanceerde, beargumenteerde beeldvorming over het Israëlisch-Palestijns conflict en over de joods-islamitische relaties opdat een meer constructieve dialoog mogelijk is.
Het eerste hoofdstuk zet de historische context uiteen van de Joodse diaspora, zodat de lezer het verlangen naar een Joodse staat historisch kan kaderen. Het tweede hoofdstuk bespreekt de belangrijkste gebeurtenissen in de aanloop naar en de oprichting van de Joodse staat in 1948, evenals de spanningen tussen de Arabische buurlanden en Israël. Het kaderen van deze gebeurtenissen is cruciaal voor een beter begrip van het huidige conflict. Het derde en vierde hoofdstuk gaat dieper in op de religieuze dimensies van dit conflict, met aandacht voor de laatste oorlog tussen Hamas en Israël vanaf 7 oktober 2023. Hoofdstuk vijf richt zich expliciet op de politieke dimensies die dit conflict beïnvloeden. Hoofdstuk zes onderzoekt mogelijke oplossingen voor dit conflict. Tot slot volgt een eindconclusie alsook aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
Meer lezen

De Sint-Martinuskerk te Beveren, een immersieve beleving via een audiovisuele rondleiding.

Odisee
2024
Robin
Van Mieghem
Tijdens een ‘onderdompelende’ activiteit in de kerk van Beveren gaf een leerling aan dat de ervaring bijzonder was. Deze spontane opmerking ligt volledig in de lijn van wat bisschop Lode Van Hecke en leraars godsdienst ook reeds stelden, namelijk dat er in het secundair onderwijs binnen het vak r.-k. godsdienst onvoldoende aandacht wordt besteed aan geloofsbeleving.

Draagt een te rationeel opgezet godsdienstonderwijs bij tot een groeiende vervreemding tussen leerlingen en de godsdienst met bijhorende geloofsbeleving? Dit onderzoek verkent de hypothese of een immersief bezoek aan een gebedshuis de geloofsbeleving, de motivatie voor en prestaties in het vak r.-k. godsdienst verbeteren. Specifiek wordt gekeken naar de impact van een immersieve audiovisuele rondleiding in de Sint-Martinuskerk te Beveren.

Het onderzoek begon met een uitgebreide literatuurstudie naar didactiek. Twee klassen van de Sint-Maarten Bovenschool in Beveren namen deel: het 6de jaar verzorging kreeg reguliere lessen, terwijl het 7de jaar kinderzorg en thuis- en bejaardenzorg een audiotour door de kerk volgde. De controlegroep kreeg een traditionele les met PowerPoint-foto's, terwijl de experimentele groep zelfstandig de kerk ontdekte via de ErfgoedApp en hierbij ook de mogelijkheid kreeg om de stilte te beleven.

Toetsen en enquêtes werden gebruikt om de invloed van geloofsbeleving op prestaties en motivatie te meten. Observaties ondersteunden deze bevindingen.

De spectaculaire resultaten tonen aan dat leerlingen die deelnamen aan de audiotour hogere en consistentere scores behaalden dan degenen die reguliere lessen volgden. De experimentele groep was ook meer gemotiveerd. Dit suggereert dat praktijkervaringen, zoals kerkbezoeken, waardevolle aanvullingen zijn op traditioneel onderwijs en bijdragen aan betere lesmethoden en motivatie in het godsdienstonderwijs.

Leerlingen die de kerk bezochten, scoorden hoger op kennisvragen en toonden meer motivatie en interesse dan de controlegroep. Hoewel de bevindingen positief zijn, blijft de generaliseerbaarheid beperkt door de kleine steekproef en de eenmalige uitvoering van het onderzoek. Voor sterkere conclusies is herhaling met een grotere en diverse steekproef nodig.

Andere scholen kunnen leren dat praktijkervaringen, zoals kerkbezoeken, significant bijdragen aan de motivatie en prestaties van leerlingen. Het is echter belangrijk om rekening te houden met kosten, audiovisuele middelen en voorbereiding door de leerkracht, evenals de lokale context en behoeften van de leerlingen.
Meer lezen

Zelfsturing in de les economie

Odisee
2023
Inne
Boulpaep
Mijn onderzoek gaat over zelfsturing in de les economie bevorderen. Ik heb daarvoor een lessenpakket ontworpen met hierin strategieën. Het is belangrijk om zelfsturing goed op te bouwen en de leerlingen van de nodige motivatie te voorzien.
Meer lezen

Het Ethisch Subject: Revelatie & Reanimatie van Betekenis

Universiteit Gent
2023
Lei
Decappelle
Het modern subject, het ego begrepen als de centrale en autonome materialisatie van rationaliteit of bewustzijn, krijgt binnen de Westerse traditie menigmaal het statuut van een soort sacrale feitelijkheid toegewezen. In dit werk zullen we doorheen een drieluik van essays pogen weerstand te bieden tegenover deze dominante egologische visie, die, zoals we zullen zien, resulteert in een betekenisloos relativisme en in politieke vruchteloosheid. Levinas en zijn visie op het subject als ethisch in zoverre deze gericht is op de Andere, zal gedurende dit project steeds een leidraad en houvast bieden.
Meer lezen

“Aseksualiteit? Dat komt niet vaak aan bod, hé?”

Universiteit Gent
2023
Lieze
Berkein
In deze scriptie wordt de inclusie van aseksualiteit in het secundair onderwijs onderzocht. Dit gebeurt a.d.h.v semi-gestructureerde interviews met leerkrachten levensbeschouwelijke vakken en natuurwetenschappen.
Meer lezen

Het recht op persoonlijk contact van het kind. Een analyse van het wetgevend kader vanuit mensenrechtelijk en rechtsvergelijkend perspectief. Is het Burgerlijk Wetboek aan een update toe?

Universiteit Hasselt
2023
Amber
Jans
Het recht op persoonlijk contact is het recht om op regelmatige wijze contact te hebben met een minderjarig kind. Omwille van de mondige positie van het kind lijkt het vanzelfsprekend dat het kind contacten mag houden met wie en wanneer hij of zij dat wil. Toch is dat vandaag niet het geval. Het IVRK plaatst het kind in de hoofdrol door het als rechtssubject te beschouwen. Dat wil zeggen dat het kind zelf in de mogelijkheid moet zijn om zijn rechten te kunnen invullen, uitoefenen en afdwingen. Tot op heden is het oud BW echter ingebed in het idee dat enkel volwassenen dat kunnen, ook wanneer het om het recht op persoonlijk contact gaat. Deze masterscriptie gaat na op welke manier dit recht op persoonlijk contact van het kind wordt ingevuld in de mensenrechtelijke, Belgische, Nederlandse en Duitse regelgeving. Hierbij wordt een antwoord geformuleerd op de centrale onderzoeksvraag hoe de Belgische regelgeving betreffende het recht op persoonlijk contact van het kind in overeenstemming gebracht kan worden met de mensenrechtelijke verplichtingen uit artikel 9.3 IVRK en artikel 8.1 EVRM.
Meer lezen

Verleden verhandeld, toekomst gevonden: Het desistance verhaal van voormalige drugshandelaren

Universiteit Gent
2023
Evelien
Lootens-Stael
Deze scriptie bestudeerde hoe persoonlijke, sociale en structurele factoren het veranderingsproces van het ontstaan naar het beëindigen van een criminele carrière in de handel van drugs beïnvloeden.
Meer lezen

Characterising the maternal vaginal microbiome during pregnancy and its vertical transmission

Universiteit Antwerpen
2023
Margo
Hiel
In deze masterscriptie werd onderzocht of het vaginale microbioom van een moeder ook invloed heeft op dat van haar dochter op latere leeftijd. Ook de dynamiek van het vaginale microbioom tijdens de zwangerschap werd bestudeerd.
Meer lezen

Masters of Grand Strategy

Universiteit Gent
2023
Samuel
Boucké
In onderstaand beleidsrapport wordt geanalyseerd hoe strategic simulations een staat, zoals België, kunnen helpen bij de grand strategy, strategische cultuur en civiele-militaire relaties. Om dit te bereiken wordt eerst de term strategic simulations gedefinieerd. Dit is nodig om een fundatie
te bouwen waarop kan worden verder gewerkt. De term strategic simulations wordt gehanteerd als containerterm zodat alle essentiële types simulaties hieronder vallen. Vervolgens worden alle hoofdthema’s (grand strategy, strategische cultuur en civiele-militaire relaties) geanalyseerd en wordt er gekeken hoe deze in verhouding (kunnen) staan met strategic simulations. Op deze manier ontstaat er een rode draad doorheen het beleidsrapport die gevolgd kan worden en de verschillende thema’s met elkaar verbindt.
Meer lezen

Go duurzaam digital!

Arteveldehogeschool Gent
2023
Joris
Blomme
De digitale stroom aan informatie is meer dan ooit aanwezig in onze huidige maatschappij. Hoe gaan we om met onze (digitale) data en hoe zorgen we ervoor dat deze op lange termijn toegankelijk blijf? Lees snel verder en kom dit allemaal te weten!
Meer lezen

Etnisch-raciale diversiteit in prentenboeken

AP Hogeschool Antwerpen
2023
Christina
Van Goethem
  • Anouck
    Smeets
  • Nancy
    Marivoet
  • Rovena
    Hoxha
Genomineerde shortlist Klasseprijs
Onze basisscholen weerspiegelen tegenwoordig de steeds groter wordende diversiteit van cultuur, taal en vaardigheden in onze samenleving. De diversiteit van deze leerlingen zien we echter niet altijd terug in de educatieve benaderingen of materialen (Galda, Sipe, Liang & Cullinan, 2013). Voor ons onderzoek is het belangrijk om kort stil te staan bij multiculturele literatuur omtrent etnische achtergrond (kleur en cultuur). Kinderen hebben kennis nodig van hoe tekst en beeld samen een verhaal vertellen, oftewel van de mogelijke structuren van
Meer lezen

Preclinical Mouse Study on Maternal Separation Impacting Childhood Chemotherapy-induced Cognitive Impairment

KU Leuven
2022
Sien
Verelst
Dit thesisonderzoek gaat over het effect van maternal separation op chemotherapiegeïnduceerde cognitieve beperkingen tijdens de kindertijd, uitgewerkt in een muizenmodel. Chemotherapie in de kindertijd heeft een grote neurobiologische impact en kinderen zijn voor de behandeling vaak lang gescheiden van hun ouders, wat een extra invloed kan uitoefenen. De resultaten in deze studie zijn subtiel maar beschrijven een eerste muizenparadigma (met toediening van chemo en maternal separation) voor de gevolgen van kinderkanker.
Meer lezen

Long-term dynamics in ruderal plant communities through climate and land use change in the Scandinavian mountains

Universiteit Antwerpen
2022
Dymph
Wiegmans
Klimaatopwarming, veranderingen in landgebruik en ruderalen. Een onderzoek naar de langetermijndynamiek in vegetatiesamenstelling in de Scandinavische bergen
Meer lezen

Spraaknormen over raciale en etnische diversiteit: een vergelijking tussen generaties

Universiteit Antwerpen
2022
Fien
Van Rosendaal
In het debat rond woke ontstond polarisatie over 'wat er nog gezegd kan worden' door witte mensen over raciale en etnische diversiteit, en deze polarisatie lijkt samen te hangen met een generatiekloof.
Meer lezen

Masker van de schone schijn

Odisee
2022
Kelly
Van Heymbeeck
Genomineerde longlist Klasseprijs
Doordat pijn iets heel subjectief is, is het niet altijd gemakkelijk om begrepen te worden door anderen. Zonder woorden bestaat de pijn alleen voor diegene die pijn
lijdt. Door ze onder woorden te brengen wordt de pijn een werkelijkheid voor anderen.
Dit onderzoek trachtte daarom vertelkaarten te creëren om adolescenten te ondersteunen bij het open en diepgaand praten en reflecteren over de eigen pijnbeleving. Zo krijgen jongeren eens de kans om hun masker af te zetten voor de buitenwereld...
Meer lezen

De toegankelijkheid van mondzorg in kansarme wijken in Gent.

Arteveldehogeschool Gent
2022
Dania
Imad Abed
  • Dania
    Imad Abed
Het is onbekend in hoeverre bewoners van Nieuw-Gent en Ledeberg de toegankelijkheid van mondzorg ervaren. Aan de hand van deze bachelorproef werden de baseline gegevens verzameld.
Meer lezen

De Sint-Rochuskerk (1925-1928) te Halle: een innovatieve betonbouw

Vrije Universiteit Brussel
2022
Bart
Pierreux
Deze masterproef onderzoekt de Sint-Rochuskerk in Halle (Vlaams-Brabant), een innovatieve betonbouw in België, gerealiseerd in 1928. De kerk werd met een complexe genese opgetrokken in het interbellum door de samenwerking van drie architecten. Ondanks haar innovatieve karakter werd de kerk nog niet eerder wetenschappelijk bestudeerd.
Meer lezen

Biseksualiteit in beeld

Universiteit Gent
2022
Caroline
Kodeck
Worden biseksuele personen negatiever bekeken door hetero's dan door homo's en lesbiennes? Uit dit kwantitatief onderzoek in Vlaanderen blijkt alvast van niet. Wel is er een verband met leeftijd, gender van de biseksuele persoon en het kennen van een biseksueel persoon.
Meer lezen

Effortful control als modererende factor tussen reactieve temperamentsfactoren en psychopathologie bij psychogeriatrische patiënten

Vrije Universiteit Brussel
2022
Camille
Testaferrata
De duale procestheorie stelt dat psychopathologie voortkomt uit een onevenwicht tussen het regulatieve (Effortful Control; EC) en reactieve (Behavioral Inhibition System; BIS en Behavioral Activation System; BAS) temperament, waarin EC een doorslaggevende rol speelt in het al dan niet ontwikkelen van psychopathologie. De duale procestheorie wordt nagegaan en bevestigd bij psychogeriatrische patiënten.
Meer lezen

Al Jazeera English: betrouwbare bron of Taliban-bondgenoot? Visuele framinganalyse over Afghanistan tijdens de terugtrekking van de Amerikaanse troepen in 2021

KU Leuven
2022
Hanna
Van Rompaey
Deze masterproef tracht een antwoord te zoeken op volgende onderzoeksvraag: Hoe representeert
Al Jazeera English de situatie in Afghanistan tijdens de terugtrekking van de Amerikaanse troepen
tussen 15 augustus en 31 augustus 2021 op zijn Instagram-pagina? Aan de hand van een visuele
framinganalyse waarvoor een onderzoekkader wordt opgesteld, worden 104 foto’s op de Instagrampagina van Al Jazeera English tussen 15 en 31
augustus 2021 geanalyseerd.
Meer lezen

Are you a feminist, nationalist or both? A comparative case study of the intersectional struggle of Sahrawi and Kurdish female activists in the diaspora

Vrije Universiteit Brussel
2022
Camille
Demoulin
Deze thesis gaat op zoek naar de intersectionele strijd van vrouwelijke diaspora activisten. Het gaat om een vergelijkende case-study tussen de Sahrawi die in Spanje wonen en Koerden die deel uitmaken van de diaspora in België. Dit onderzoek wil een bijdrage leveren aan studies over bewegingen in de derde wereld, diaspora en sociale bewegingen en transnationaal feminisme.
Meer lezen

De seksuele autonomie als leidinggevend principe in het nieuwe seksueel strafrecht? Een analyse van de hervormde wetgeving.

Universiteit Gent
2022
Maxime
Castermans
In mijn masterproef onderzocht ik of het door de wetgever geproclameerde principe van de seksuele autonomie als basis voor de hervorming van het seksueel strafrecht ook als dusdanig neerslag vindt in de concreet ingevoerde wetteksten. Het onderzoek toont aan dat dit toch enige nuance verdient.
Meer lezen