Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Leopoldskazerne Gent

Thomas More Hogeschool
2025
maaren
nijs
De Leopoldskazerne in Gent moet gerenoveerd worden tot een volwaardig hotel met 110 kamers en
bijhorende faciliteiten. Het HVAC-gedeelte wordt opgeleverd door meerdere bedrijven binnen de
Bumacogroup, vooral de HVAC-afdeling van Bumaco.
De bachelorproef omvat een beschrijving van de volledige HVAC, maar gaat dieper vooral in op de installatie
en ontwerp van het SWW-systeem met CO₂ warmtepompen van Mitsubishi. Alsook het opmaken van
logistieke documenten bv. materiaallijst, kabellijst, ….
Er is slechts 1 keer met CO₂ warmtepompen gewerkt binnen Bumaco en daar is dus veel onderzoek naar de
werking hiervan gebeurd.
Meer lezen

Reliability of the ASH test in asymptomatic and symptomatic overhead athletes

Universiteit Antwerpen
2024
Michelle
Schellekens
  • Noa
    Verheyen
  • Jonas
    Pittoors
Schouderblessures komen vaak voor bij racketsporters door repetitieve, intense bewegingen zoals smashes en services. De Athletic Shoulder Test (ASH-test) biedt een betrouwbare methode om schouderkracht te meten in verschillende posities die specifiek zijn voor racketsporters. Uit onderzoek blijkt dat de test zeer betrouwbaar is, zowel binnen dezelfde onderzoeker als tussen verschillende therapeuten. De ASH-test helpt therapeuten om nauwkeurig inzicht te krijgen in de schouderkracht en biedt waardevolle ondersteuning bij het herstel van blessures. Toekomstig onderzoek moet de voorspellende waarde van de test verder onderzoeken en de toepasbaarheid in staande positie beoordelen.
Meer lezen

Game changers? De rol van sociale media bij de gelijkheid van gender in de internationale topsport

KU Leuven
2024
Fleur
De Laet
Genderongelijkheid in de sport is een probleem dat zich ook in de media manifesteert. Deze studie probeert dit fenomeen als een vicieuze cirkel voor te stellen en gaat daarom op zoek naar een antwoord op de vraag: Hoe staat de vertegenwoordiging van atleten op sociale media, vergelijkend op basis van gender, in relatie tot de attitudes van het publiek ten opzichte van deze atleten? Zowel de mediadekking, media representatie en de publieke attitudes van en tegenover atleten werden onderzocht via de Instagramaccounts van twee prominente Vlaamse mediabedrijven. Hierdoor konden patronen ontdekt worden die bewijs leveren voor de relatie tussen de portrettering van mannelijke en vrouwelijke atleten en de publieke attitudes ten opzichte van hen. Een inhoudsanalyse is uitgevoerd op zowel de berichten die geplaatst zijn rond belangrijke sportevenementen van 12 verschillende sporten, alsook op de publieke reacties op Instagram op deze berichten. De resultaten bevestigen dat vrouwelijke atleten ook op Instagram ondervertegenwoordigd blijven in vergelijking met mannelijke atleten en dat sportgerelateerde genderstereotypen nog steeds aanwezig zijn in de actuele berichtgeving over sport. Wat betreft de publieke attitudes waren er enige tegenstrijdigheden te bemerken: hoewel het publiek gemiddeld een positievere houding had ten opzichte van vrouwelijke atleten, ontvingen zij tegelijk wel de meeste haatreacties. Bepaalde atleten of sporten konden meer betrokkenheid ontvangen vanwege de aard van hun berichtgeving, wat aantoont dat er een relatie is tussen mediarepresentatie en publieke attitudes. Een opvallende bevinding is dat het publiek ook kritiek uitte op het aanbod van de zender, omdat het programma naar hun mening niet voldoende gevarieerd was. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op hoe de houding van het publiek ten opzichte van atleten kan veranderen na verloop van tijd, door het zien van sociale media posts. Daarnaast zou het interessant zijn om een experiment uit te voeren om een causaal verband tussen beide variabelen aan te tonen.
Meer lezen

Getxent als geurdrager: Verkenning van snuffelduur, effect van impregnatietijd en geurtype

Odisee Hogeschool
2024
Lien
Geudens
Detectiehonden worden meer en meer ingezet in verschillende sectoren. Soms is de zoekgeur waarop ze getraind moeten worden moeilijk te verkrijgen, te manipuleren of te transporteren of is het bezit ervan niet voor iedereen toegelaten, zoals kadavers, explosieven of drugs. Door middel van het gebruik van geurdragers – in dit werk Getxent tubes die enkel de geur van het zoekdoel bevatten - gaat er een wereld aan trainingsmogelijkheden open. In deze studie werd het inzetten van Getxent-tubes als geurdragers getest. Dertien verschillende detectiehonden, getraind op Kong, werden getest op Getxent-tubes met drie verschillende impregnatiesterktes van Kong-geur 6u, 24u en 120u. Hierbij werd gemeten d.m.v. de SnuffelSensor - een carrousel met acht armen - hoelang de honden snuffelden aan de verschillende geuren. Per run kregen de honden toegang tot één geïmpregneerde Getxent, één lege Getxent, één blanco (lege pot) en vijf nevengeuren. Per treatment werden zes runs gedaan per hond. Er werd gescoord of de honden een aanduiding gaven en welke gedragingen ze toonden. Hieruit bleek dat de honden significant langer snuffelden aan de met Kong geïmpregneerde Getxents dan aan de andere geuren. Er was geen significant verschil in snuffelduur tussen de verschillende impregnatieduren, maar wel in correcte aanduidingen, met de hoogste percentages bij de langste impregnatieduur. De gedragsobservaties toonden dat honden vaak eerder twijfelend waren bij hun correct positieve aanduidingen op de geïmpregneerde Getxent, maar dat dit na enkele
herhalingen verdween, allicht door verdere generalisatie. Er kan worden besloten dat Getxent-tubes kunnen ingezet worden als geurdragers binnen trainingen, maar het is aangewezen om daarnaast ook te trainen met de echte geur om de generalisatie te consolideren.
Meer lezen

Advancing the I2C proposal for WebAssembly System Interface

Universiteit Gent
2024
Friedrich
Vandenberghe
Dit proefschrift richt zich op de dringende behoefte aan robuuste en veilige softwareoplossingen in kritieke infrastructuursystemen, waar plotselinge storingen ernstige gevolgen kunnen hebben. Het onderstreept het belang van tijdige software-updates, vooral in industrieën als de auto-industrie, gezondheidszorg en transport. Het benadrukt de noodzaak van naadloze rollback-mechanismen in geval van storingen.

Het onderzoek introduceert WebAssembly en WebAssembly System Interface als veelbelovende technologieën voor dergelijke toepassingen, maar identificeert een kritiek gat in hun ondersteuning voor het veelgebruikte I2C-protocol in IoT-apparaten.

Het primaire doel van dit onderzoek is om deze kloof te overbruggen door I2C-connectiviteit mogelijk te maken voor WebAssembly-applicaties, met inachtneming van strenge beveiligings-, betrouwbaarheids- en overheadbeperkingen. Daarnaast heeft het proefschrift als doel om deze aanpak te standaardiseren, waardoor de wijdverspreide toepassing in de industrie wordt bevorderd en de duurzaamheid op lange termijn van kritieke infrastructuursystemen wordt gegarandeerd.

Om dit te vergemakkelijken worden de wasi-i2c interfaces voorgesteld. Deze interfaces volgen het capability-based security design principe dat centraal staat binnen WebAssembly System Interface. Om de deugdelijkheid van wasi-i2c vast te stellen worden implementaties geleverd. Deze implementaties variëren van verschillende runtimes, platformen en architecturen. Daarna wordt een evaluatie van de gemiddelde uitvoeringstijd en het geheugengebruik uitgevoerd.
Meer lezen

Langs de zijlijn of buitenspel? Representatie van partners van voetballers in de Vlaamse sportpers van 1978 tot 1997 en hun ervaringen.

KU Leuven
2024
Maarten
Drossart
Voetballers zijn al decennialang gemediatiseerde figuren, die aandacht krijgen via verschillende media. Met name sinds het begin van de 21ste eeuw zorgde dit ook voor een toename in aandacht voor hun respectievelijke partners, de Zogenaamde WAGs, Wives and Girlfriends. Dit onderzoek tracht een bijdrage te leveren rond de representatie van vrouwen van voetballers in de media in de periode vóór de toegenomen aandacht rond hun figuur, specifiek van 1978 tot 1997. Daarnaast gaat dit onderzoek ook dieper in op de ervaringen van vrouwen getrouwd met een profvoetballer op het einde van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw. Dit onderzoek bevindt zich door de focus op een marginale groep binnen de sportwereld op de kruising tussen sport- gender- en subalterne geschiedenis.
Dit onderzoek voerde een kwalitatief personderzoek uit op artikels uit Vlaamse sport- en voetbalmagazines zoals Sport ’80, Sport ’90 en Voetbalmagazine over een periode van 1978 tot 1997. Samen met artikels uit januari-edities van Het Laatste Nieuws, over een periode van 16 jaar (1980-1995), vormden deze het bronnencorpus. In de verschillende artikels kwamen de partners van voetballers via woord of beeld aan bod. Aan de hand hiervan kwamen verschillende vormen van representatie naar voren, met een sterke nadruk op traditionele vrouwelijke rollen als huismoeder of opvoedster van de kinderen. Daarnaast kwamen verschillende stereotypen naar boven die focusten op de zorgzaamheid van de vrouwen, de steun die ze boden of een focus op hun uiterlijk en vertoon. Verder waren er ook artikels die dieper ingingen op de partners zelf en dusdanig non-stereotiepe representaties vormden, wat vernieuwend was in vergelijking met gelijkaardig onderzoek.
De vrouwen die dit onderzoek interviewde bespraken zowel hun privéleven, hun omgang met de media als hun positie en rol binnen de voetbalwereld. Hierbij gaven de vrouwen wat betreft hun privéleven aan dat zij verantwoordelijk waren voor zowel het huishouden als de zorg over de kinderen, mede door de carrières van hun echtgenoten. Zij waren zich bewust van hun persoonlijke opofferingen en rationaliseerden deze vanuit andere positieve neveneffecten verbonden aan een voetbalcarrière, zoals de mogelijkheid tot verschillende mooie reizen. Dit kwam grotendeels overeen met ander onderzoek naar sporthuwelijken. Wat betreft media-aandacht, gaven de vrouwen aan hier geen belang aan te hechten, en hadden zij tevens het gevoel dat deze tijdens de spelerscarrières van hun echtgenoten tot op zekere hoogte voor hen beperkt was. Wat betreft hun positie binnen de voetbalwereld waren de vrouwen zich bewust van hun marginale positie, wat zij niet negatief ervaarden. De voetbalwereld bood hen herinneringen waar ze zeer positief op terugkeken, zoals het verkrijgen van een nieuwe sociale kring. Al bij al hielden de vrouwen overwegend positieve herinneringen over aan de actieve spelerscarrières van hun echtgenoten.
Meer lezen

Wegwijs in voeding: een historische analyse van voedingsvoorlichting in Vlaanderen sinds 1960

Hogeschool UCLL
2024
Ayla
Van den Eynde
  • Femke
    Moyens
Voeding is altijd een belangrijk onderdeel van mensen hun leven geweest en meer dan ooit is er nood aan concrete en betrouwbare informatie over voeding op maat van de consument. Adviezen over wat ‘gezonde voeding’ nu juist inhoudt en modellen die mensen visueel helpen om tot een gezond voedingspatroon te komen, worden al meerdere decennia gepubliceerd. In België werd het eerste officiële voorlichtingsmodel, het Klavertje Vier, in de jaren 1960 gepubliceerd en de daaropvolgende jaren veranderden voedingsvoorlichtingsmodellen drastisch. Het doel is te achterhalen hoe deze modellen zijn geëvolueerd tot de Voedingsdriehoek zoals we hem vandaag kennen. En te kijken op welke informatie de Belgische en later de Vlaamse overheid zich baseerde om deze modellen te creëren.
Aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie zijn we allereerst op zoek gegaan naar de evolutie van de voedingswetenschap omdat dit de basis is van voedingseducatie en voorlichtingsmodellen. De kennisbank van het CAG en (achtergronddocumenten van) Gezond Leven brachten waardevolle informatie aan. Vervolgens onderzochten we de oorsprong van voedingseducatie waarbij het CAG en artikels gepubliceerd door Peter Scholliers en historische kookboeken zoals ‘Ons Kookboek’ interessante bronnen waren. Voor de evolutie van de modellen hebben we diverse bronnen geraadpleegd: websites, boeken en kookboeken... Ook hebben we Erika Vanhauwaert geïnterviewd, zij stond namelijk aan de basis van de ontwikkeling van de Voedingsdriehoek, waardoor ze waardevolle ongepubliceerde informatie kon geven. Krantenartikels uit De Standaard en HLN, gaven ons een breed beeld van wat de reactie was op de modellen door het algemene publiek en experten.
Voedingsvoorlichtingmodellen zijn vaak veranderd in Vlaanderen doorheen de jaren. Sinds het begin van voedingsonderzoek in de late 19e eeuw tot nu is voedingsvoorlichting geëvolueerd van simpele brochures en boekjes om deficiëntieziekten te voorkomen, naar visuele modellen op voedingsmiddelenniveau om welvaartsaandoeningen te voorkomen en naar modellen die een zo holistisch mogelijk beeld proberen te schetsen van voedingspatronen. Voedingsadviezen werden eerst door zowat iedereen verspreid, maar vandaag de dag houdt de overheid zich bezig met de publicatie van een eenduidig voorlichtingsmodel. Ook het doelpubliek waartoe de modellen zich richtten veranderde, eerst waren het vooral educatietools voor gezondheidsprofessionals, waarna ze meer en meer voor de algemene bevolking werden ontwikkeld. Het onderzoek dat voorafgaat aan de publicatie van de modellen wordt steeds uitgebreider met de jaren om zoveel mogelijk factoren te implementeren voor een zo integraal mogelijk beeld op gezondheid. Ondanks dit uitgebreid onderzoek stuiten de modellen echter steeds op kritiek en is het duidelijk dat modellen geregeld herzien en aangepast moeten worden om te blijven voldoen aan veranderingen in de maatschappij.
Voeding is een snel evoluerende wetenschap en van fundamenteel belang voor de algemene gezondheid. Uit het verleden leren we dat het belangrijk is om duidelijke en onderbouwde voedingsadviezen en voorlichtingsmodellen de wereld in te sturen die makkelijk te begrijpen zijn voor de algemene bevolking en aangepast worden op basis van de nieuwste wetenschappelijke consensus.
Meer lezen

Autonomic function parameters are predictors of increased limitations in Activities of Daily Living after a 2-year follow-up period in octogenarians: a prospective longitudinal study

Vrije Universiteit Brussel
2024
Jordy
Saren
Background: Neurogenic orthostatic hypotension and blood pressure variability (BPV) may be considered as additional clinical parameters to evaluate pharmaceutical and non-pharmaceutical preventive interventions. This is particularly relevant if these parameters predict difficulties in performing Activities of Daily Living (ADL).

Aim: To explore the predictive value of autonomic function parameters for alternations in ADL mediated by changes in locomotor function in relatively robust octogenarians after a 2-year follow-up period.

Methods: This prospective longitudinal study included 267 participants (mean age: 82.98 ± 2.87 years) from the BUTTERFLY study. Data were collected at baseline and after 6, 12, and 24 months. The two-year follow-up period enabled the examination of both direct and indirect influences of autonomic function on the decline in ADL, mediated by changes in locomotor function, using PROCESS macro mediating logistic regression analysis.

Results: Systolic supine-to-stand BPV was associated with increased dependency in advanced ADL (unstandardized beta = 0.160, p<0.001) after a two-year follow-up in adults aged 80 and above. Visit-to-visit systolic BPV indirectly predicted more a-ADL limitations, mediated by changes in gait speed during year 1. No direct or indirect impact of autonomic function on b-ADL or i-ADL was observed after two years.

Conclusion: Our prospective study demonstrated that various autonomic function parameters predicted increased limitations in ADL among octogenarians after a two-year follow-up period. Consensus on threshold values for defining high BPV is essential for its clinical implementation, even in low cardiovascular risk cohorts.
Meer lezen

PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE

Universiteit Gent
2024
Jef
Potargent
  • Astrid
    Berlengé
DEEL 1: ATLAS VAN BROEDPLEKKEN:
In een continu veranderende maatschappij, lijkt een verlies van het
gemeenschapsgevoel op te treden. Om de uitdagingen die voor ons
liggen te lijf te gaan, lijkt er een nood aan een nieuwe maatschappelijke
infrastructuur. Een infrastructuur die erin slaagt mensen samen te brengen,
een concreet antwoord te bieden op hedendaagse vragen en wijken te
transformeren tegen ongewenste stedelijke tendensen in. Deze plekken
lijken te ontstaan, vaak bottom-up en kleinschalig maar met lokaal
een grote impact. Mensen werken samen op nieuwe manieren en gaan
inventief te werk om hun eigen leefwereld en die van andere mensen in
hun omgeving vorm te geven. Hetzij uit noodzaak, hetzij uit persoonlijke
motivatie, wordt er zo concreet gewerkt aan een nieuwe typologie binnen
de sociale infrastructuur.
Dit eerste luik van deze (tweedelige) thesis probeert een begrip te
maken van dit soort plek en bloot te leggen welke instrumenten en
strategieën erachter schuilen. Vooraleerst werd na een eerste verkenning
een afbakening gemaakt van geschikte cases, op basis van een aantal
kenmerken die wij als noodzakelijk aanvoelden. Deze filter werd uitgedrukt
aan de hand van het begrip ‘broedplekken’. Zich verhoudend ten opzichte
van anderen die dit begrip reeds gebruikten, formuleerden we een eigen
definitie voor het begrip aan de hand van drie pijlers: het concretiseren van
maatschappelijke thema’s, het vooropstellen van sociaal kapitaal en het
adaptief karakter.
Deze drie kenmerken omvatten alle bekeken cases maar leveren zeker
geen eenduidig resultaat op. In de manier waarop deze definitie tot uiting
komt, zit een grote verscheidenheid. Dit komt door de vele facetten waaruit
een broedplek bestaat. Om hier vat op te krijgen, bouwden we deze thesis
op in twee delen. Een eerste deel behandelt in zes afzonderlijke essays
een verschillend aspect omtrent broedplekken en bespreekt enkele
exemplarische cases, om zo te bouwen aan een bril om de broedplek te
bekijken. Deze werden geordend aan de hand van de drie kenmerken van
de definitie, om die gericht uit te diepen. In een 2de deel bekijken we dan
een selectie van zeven cases op alle facetten en maken we een grafische
vertaling van de inzichten die we kregen door verdere analyse. De twee
onderdelen samen brachten ons het besef dat ‘de ideale broedplek’ niet
te definiëren valt, maar dat we wel tot een waaier aan instrumenten,
strategieën en motieven komen die in wisselende samenstellingen achter
de cases schuilgaan.
Zo kunnen broedplekken testkamers zijn voor nieuwe aanpakken op bredere
maatschappelijke vraagstukken. Hun sterkte blijkt bovendien te liggen in
het verbinden van meerdere thema’s en zo testkamer te bieden richting een
duurzame transitie, zonder deze op zichzelf te proberen bewerkstelligen.
Het tweede en derde essay diepen de tweede pijler, het sociaal kapitaal,
uit. Zo blijkt een nauwe samenwerking met een stadsbestuur cruciaal
voor het duurzaam verder leven van een broedplek. Indien de verhouding
tussen de twee ontbreekt, lijkt de impact van korte duur. Daarnaast
lijken broedplekken ook een interessante piste voor stadsbesturen zelf,
aangezien ze een instrument kunnen zijn om aan gemeenschapsopbouw
te doen. Hiervoor is de toegankelijkheid van broedplekken cruciaal. Ze
willen zich enerzijds openstellen voor een breed publiek maar hebben
anderzijds nood aan drempels zodat bepaalde groepen zich er ook veilig
voelen. Een continue balans, waarbij zaken als de toegang, zichtbaarheid
en de symboliek van zowel het gebouw als de ingrepen hierop een rol
spelen. De derde eigenschap is die waarmee broedplekken zich het
meeste onderscheiden van bestaande typologieën: hun adaptief karakter.
We merken dat broedplekken vaak startten uit tijdelijke invullingen, wat
noopt tot een creatieve aanpak. Ze evolueren echter doorheen de tijd en
nemen zo meerdere gedaantes aan. Om hiermee om te gaan, is er een
bijzondere aandacht voor de infrastructuur die de brug maakt tussen de
vaak onaangepaste gebouwen en hun missie. Dit maatwerk zorgt voor een
flexibiliteit. Deze flexibiliteit uit zich in een multifunctionaliteit, zowel in tijd
als in ruimte, waarmee broedplekken zich onderscheiden van bestaande
publieke gebouwen. Deze kunnen zich hierdoor laten inspireren, al kunnen
ze de aanpak ook niet zomaar kopiëren.
Deze thesis legt zo veel bloot, al roept ze evenveel vervolgonderzoeken
op. Daarom werd er in drie vervolgonderzoeken dieper ingegaan op een
bepaald thema via ontwerpend onderzoek. Deze steunen op de lessen die
uit deze Atlas getrokken werden en proberen enkele bijkomende vragen te
beantwoorden.

DEEL 2: PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE: De Herontwikkeling van het Maria-Magadalenaklooster naar een semi-permanente broedplek. Dit werk sluit aan op de ‘atlas van broedplekken’ een casuïstische analyse van broedplekken. Broedplekken zijn stedelijke laboratoria, die zowel sociale als ruimtelijke weefsels verdichten door maatschappelijke uitdagingen te concretiseren
op een plek. Ze stellen de ontwikkeling van sociaal kapitaal voorop en zijn constant in evolutie. Ze hebben een adaptief karakter waardoor ze kort op de bal kunnen spelen bij veranderingen in de maatschappij.
Uit de analyse in de atlas leerden we dat tijdelijkheid een handig middel kan zijn voor broedplekken. Een tijdelijke bezetting zorgt ervoor dat men flexibel moet zijn op ruimtelijk en organisatorisch vlak. Het geeft broedplekken het vermogen om snel te kunnen reageren op de urgente behoeften van de buurt. Een tijdelijke opzet heeft een sociaal-experimenteel karakter dat lokale buurtontwikkeling kan ondersteunen. Tegelijk dwingt tijdelijkheid een noodgedwongen afscheid af. Duurzame oplossingen vragen om stabiliteit, wat tijdelijke invullingen niet altijd kunnen bieden. Het maakt broedplekken
dus ook kwetsbaar. Gebruikers worden aan de deur gezet vanaf dat de renovatie of herontwikkeling van de site begint. Het engagement gaat zo verloren en sociale linken worden verbroken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit niet gebeurt? ‘Een Pleidooi voor broedruimte: De herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster naar een semi-permanente broedplek’ handelt over de paradoxale aspecten van tijdelijke buurtontwikkeling, toegepast op de case Mona van Toestand in het Maria-Magdalenaklooster. Het doel van Toestand is om de lokale partners en de buurt tijdelijk te begeleiden om een gezamenlijke plek te maken voor en door iedereen, met de hoop dat ze hierna op hun eigen benen kunnen staan. De sociale impact primeert in het project van intensieve maar kortstondige ondersteuning. Het model van Toestand, gefocust op
tijdelijkheid, heeft echter haar limieten. Wat gebeurt er na hun vertrek? Het moet sommige initiatieven alleen achterlaten, wat het succes van buurtontwikkeling en sociale ondersteuning ondermijnt. Kan deze tijdelijke invulling ook fungeren als een test voor
toekomstig gebruik van de ruimte die niet alleen de buurtontwikkeling ondersteunt, maar ook helpt bij de herontwikkeling van een site? Wat kunnen we leren uit deze tijdelijke
bezetting en welke aspecten nemen we mee om de toekomst van dit klooster vorm te geven?
Deze thesis zoekt via ontwerpend onderzoek naar manieren om een semi-permanente broedplek vorm te geven, die tijdelijkheid met stabiliteit combineert. We gebruiken deze tijdelijke invulling als hefboom om het Maria-Magdalenaklooster te
herontwikkelen. We verbeelden drie verschillende toekomstscenario’s voor
het Maria-Magdalenaklooster. De architecturale ontwerpen van de broedplek gaan om met de paradox van tijdelijkheid door de stabiliteit van een langetermijnvisie en de wendbaarheid van tijdelijkheid te combineren. Voortbouwend op het engagement van Toestand zoeken de toekomstscenario’s naar een balans tussen de belangen van de private eigenaar, de gebruikers en de buurt. De scenario’s focussen op de samen-
werking tussen actoren en programma’s en werken met minimale architecturale ingrepen. Ze zijn gestructureerd volgens een tijdlijn, een stappenplan dat het traject richting de toe-
komst bevattelijk probeert te maken. Vanuit de reflectie op de ontwerpen destilleren we tot slot de essentie. We maken een pleidooi, formuleren eisen die als advies kunnen dienen bij de herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster.
Meer lezen

Spelenderwijs op het woonwagenterrein: onderzoek naar speel- en leermogelijkheden voor het woonwagenterrein, die sociaal-emotionele ontwikkeling kunnen bevorderen

Hogeschool UCLL
2024
Riene
Decoene
Dit onderzoek biedt de mogelijkheid om leerkansen te creëren voor de huidige
woonwagenbewoners. Leren gaat immers niet alleen via school, maar ook via spel.
Dit werd verder aan het licht gebracht aan de hand van een literatuurstudie, die
zich spreidt over vier topics: woonwagencultuur, onderwijs, spel en sociaal-emotioneel leren (SEL). Voor spel en SEL werden respectievelijk volgende theorieën
gefilterd: flow- en zelfdeterminatietheorie én het CASEL framework.
Om betrokkenheid tijdens het onderzoek te vergroten werd er participatief gewerkt
met Art Based Research methoden. Daarnaast werd er een expertinterview
afgenomen bij Mobile School om na te gaan wat deze organisatie zou kunnen
betekenen in het kader van sociaal-emotioneel leren via spel op het
woonwagenterrein.
Hieruit is gebleken dat spel aanbieden op het terrein wel degelijk een meerwaarde
zou zijn. Zo kunnen kinderen namelijk sociaal-emotionele vaardigheden aanleren, die
ze in hun latere leven kunnen gebruiken. Bovendien draagt dit bij tot een positievere
beeldvorming van de maatschappij naar de gemeenschap toe.
Daarom mondt dit artikel uit in ontwerpeisen voor een speelterrein.
Meer lezen

Fiets je Vrij

Thomas More Hogeschool
2024
Sulekha
Salah
Fiets plan voor kansarme jongeren in Den Haag
Meer lezen

Trainen met ketonen in de benen

KU Leuven
2024
Nicolas
Timmermans
Recent onderzoek heeft aangetoond dat het innemen van ketonen na het sporten en voor het
slapengaan tijdens een intensief trainingsprogramma, symptomen van overbelasting vermindert, de
tolereerbare trainingsbelasting aan het einde van het programma verhoogt en de uithoudingsprestatie
met 15% verbetert. Maar kunnen ketonen ook de prestaties verbeteren tijdens een gebalanceerd
trainingsprogramma zonder overbelastingssymptomen?
Een nieuwe studie onderzocht deze vraag door 28 recreatief getrainde mannelijke wielrenners te laten
deelnemen aan een acht weken durend duurtrainingsprogramma. Ze kregen hierbij ofwel een ketonen
supplement ofwel een placebosupplement onmiddellijk na het sporten en 30 minuten voor het
slapengaan. Gedurende de studie werden op vier momenten, namelijk voor de trainingsperiode, na
drie weken, na zeven weken, en na de trainingsperiode, experimentele testen uitgevoerd, waaronder
een 30-minuten durende tijdrit en verschillende bloed- en spierstalen.
De resultaten tonen aan dat het innemen van ketonen leidt tot een duidelijke toename van ketonen
concentraties in het bloed. De deelnemers die ketonen innamen presteerden hierdoor 4% beter op de
30-minuten durende tijdrit dan de placebogroep en vertoonden daarbij ook een grotere stijging in de
maximale zuurstofopnamecapaciteit. Deze verbeteringen gingen gepaard met een toename in de
enzymactiviteit van citraatsynthase, een cruciaal enzyme voor de energieproductie in de
mitochondriën van de spieren.
We kunnen vervolgens concluderen dat, in afwezigheid van overbelastingssymptomen, ketonen
supplementatie de prestaties bij duurtraining verbetert door positieve veranderingen in de
mitochondriale inhoud te bewerkstelligen. Ketonen zijn daarmee een waardevolle aanvulling voor
atleten die hun uithoudingsprestatie willen verbeteren.
Meer lezen

Rouw bij topsporters na het beëindigen van de topsportcarrière

AP Hogeschool Antwerpen
2024
Hanne
Van Bossele
  • Liesbet
    Van Breedam
De overgang van een leven als topsporter naar een ander carrièrepad is vaak een complex
proces dat gepaard gaat met diverse uitdagingen, waaronder het ervaren van rouw en
verlies. Dit verkennend onderzoek richt zich op de verschillende ervaringen van
tweeëntwintig voormalige atleten met betrekking tot rouw en verlies bij het beëindigen van
hun carrière in de topsport. Deze atleten hebben hun topsportcarrière minimaal drie jaar en
maximaal zestien jaar geleden stopgezet. De hoofdvraag probeert te achterhalen op welke
manier deze topsporters het best kunnen ondersteund worden tijdens deze overgangsfase.
De deelvragen richten zich op factoren die de verlieservaring beïnvloeden, handvaten en
belemmeringen voor het verwerkingsproces, en de emoties die domineren bij het beëindigen
van de carrière en hoe deze veranderen na verloop van tijd.
Een uitgebreide literatuurstudie werd uitgevoerd en twee experten in het begeleiden van
(ex-)topsporters werden bevraagd. Semigestructureerde interviews en vragenlijsten werden
afgenomen bij tweeëntwintig ex-topsporters. De interviews werden geanalyseerd aan de
hand van een thematische analyse. De bevindingen tonen aan dat zeventien van de
tweeëntwintig deelnemers een rouwervaring hebben doorgemaakt bij het beëindigen van
hun topsportcarrière. Dit suggereert dat rouw of verlies een veelvoorkomend fenomeen is
tijdens deze overgang.
De analyse wijst op enkele belangrijke tendensen. Factoren die de verlieservaring
beïnvloeden, omvatten onder andere het niveau en de intensiteit van de topsportbeoefening.
Respondenten die voorafgaand aan hun beëindiging een duidelijk plan hadden en/of een
afscheid of erkenning kregen, ervaarden minder intense rouwgevoelens. Sociale steun van
familie, vrienden en lotgenoten bleek een belangrijke buffer te zijn tegen mogelijke
rouwgevoelens en respondenten die hun carrière onvrijwillig moesten beëindigen, voelden
vaker intense rouwgevoelens dan diegenen die vrijwillig stopten. Daarnaast suggereert het
onderzoek dat het inzetten op enkel topsport, ook tijdens de carrière, belemmerend kan
werken in het leven na topsport.
De resultaten benadrukken het belang van bewustwording en erkenning van de uitdagingen
die voormalige topsporters ervaren bij de carrièrebeëindiging alsook het belang van goede
begeleiding bij het afsluiten van een topsportcarrière. Aanbevolen
ondersteuningsmogelijkheden omvatten psychologische ondersteuning, het opzetten van
p 5 / 109
mentorprogramma’s met ervaren ex-topsporters, inclusief loopbaanbegeleiding en
netwerkuitbreiding. Verder is er aandacht voor erkenning en afscheid binnen de
topsportgemeenschap als belangrijk aspect voor een succesvolle overgang.
Het onderzoek benadrukt de complexiteit van het proces en pleit voor een holistische
benadering van ondersteuning van (voormalige) topsporters bij het beëindigen van hun
carrière, met aandacht voor zowel de mentale als fysieke aspecten, alsook de ontwikkeling
van een bredere identiteit en sociale netwerken buiten de sport.
Meer lezen

Innovatief gevelsysteem met metselwerk en biobased isolatie: Hygrothermische evaluatie via experimenten en HAM-simulaties

Universiteit Gent
2024
Ruben
Van den Bossche
De energietransitie in de bouw geeft aanleiding tot grotere isolatiediktes, waardoor de klassieke spouwmuur onhoudbaar wordt. Daarom gaat dit onderzoek in op een innovatief gevelsysteem via de praktijk van BLAF architecten, bestaande uit een metselwerk buitenschil en achterliggend houtskelet met biobased isolatie. De evaluatie gebeurt vanuit hygrothermisch oogpunt, dus met aandacht voor vocht- en warmtetransport in de wand. Enkel zo kunnen we meer inzicht verwerven in de performantie van duurzame bouwmethoden. Bovendien is het ook cruciaal om het risico op vochtschade te begroten en beperken. Het onderzoek verliep via simulaties, experimentele opstellingen met testmuren en een meetcampagne in een eengezinswoning.
Meer lezen

Help! My character is non-binary: A English-Dutch translation informed by a survey of young Flemish readers’ comprehension of and preferences for the Dutch non-binary pronouns die/diens, hen/hun and die/hun

KU Leuven
2024
Lisa
Van Poucke
Deze masterproef is ontworpen als een hulpmiddel voor vertalers Engels-Nederlands bij het beslissen hoe non-binaire voornaamwoorden te vertalen. Een deel bestaat uit een reader-response vragenlijst van een cohort van zestien- tot negentien-jarigen waarvan gevraagd werd om een door mij vertaald fragment uit een verhaal met een non-binair personage te begrijpen en hun voorkeuren daaromtrent te uiten. De resultaten werden dan gebruikt om een geïnformeerde beslissing te maken voor de uiteindelijke vertaling, wat het tweede, praktische deel van de thesis inhield. Er zijn in het Nederlands tot op heden geen officiële richtlijnen omtrent non-binaire voornaamwoorden en vertalers worden zo geregeld geconfronteerd met onduidelijkheid rond het vertalen van een tekst met non-binaire voornaamwoorden. Dit onderzoek is aanvullend onderzoek bij het werk van Vos en Nutters (2022), maar verschilt in dat het zich focust op Nederlandstalige jongeren in België. Door middel van de reader-response vragenlijst werd onderzocht hoe de respondenten scoorden op vlak van ‘narrative engagement’ en ‘mental imagery’ tijdens het lezen van mijn vertaling van het eerste hoofdstuk uit de novelle The Empress of Salt and Fortune van Nghi Vo (2020).

In de kritische literatuurstudie wordt een overzicht gegeven van strategieën en inzichten uit andere talen of uit de strijd voor inclusief taalgebruik, onder andere uit het werk van Blaubergs (1980), Gustafsson Sendén et al. (2015), Waszink (2022) en Wehle (2020). Daarnaast werd er ook gekeken hoe literatuur een hulpmiddel kan zijn bij het verbeteren van real-life houdingen tegenover non-binaire en genderqueer mensen door het ‘mere exposure’ effect (Zajonc, 1968) en de transportation theorie (Green & Brock; 2000).

De enquête was gebaseerd op de vragenlijst gebruikt door Vos en Nutters (2022) en bevatte de narrative engagement-schaal ontwikkeld en getest door Buselle en Bilandzic (2009) en een onderdeel rond mental imagery van Kuijpers et al. (2014). De enquête werd verstuurd naar scholen in Vlaanderen en 100 volledig ingevulde enquêtes werden teruggestuurd en geanalyseerd. De deelnemers werden gevraagd het eerste hoofdstuk van The Empress of Salt and Fortune te lezen en beantwoordden daarna de vragen gebaseerd op hun leeservaring. Om het verschil in begrip te onderzoeken, werden drie identieke teksten waar enkel de voornaamwoorden verschilden willekeurig onder de respondenten verspreid. De non-binaire voornaamwoorden die gebruikt werden voor dit onderzoek waren die/hen/hun, die/die/diens en hen/hen/hun. De voornaamwoorden die het hoogst scoorden op reading engagement en mental imagery werden gebruikt in de uiteindelijke vertaling aangezien ervan uit gegaan wordt dat deze het meest kans maken om door een Nederlandstalig leespubliek geaccepteerd te worden. Verschillende subgroepen gebaseerd op bepaalde demografische gegevens, zoals provincie, werden ook onderzocht om de impact van deze factoren op het begrip van non-binaire voornaamwoorden te bestuderen.

De resultaten wijzen uit dat er slechts minieme verschillen in begrip waren tussen de drie verschillende groepen non-binaire voornaamwoorden. Alle teksten scoorden slecht op vlak van transportation, maar het begrip lag met die/die/diens voornaamwoorden algemeen iets hoger. Bijgevolg werd de volledige vertaling van de eerste vijf hoofdstukken van de novelle vertaald met die/die/diens voornaamwoorden.
Meer lezen

Literaire reisverslagen over koloniaal Congo: de interactie tussen jacht, mensen en natuur

Universiteit Gent
2024
Cyril
Ducheyne
De masterscriptie legt een volledig nieuwe focus op koloniale reisverslagen over Congo. Door deze werken niet louter als historische bronnen te bekijken, maar als koloniale wapens van propaganda, worden ze het eigenlijke studieobject van de thesis. Uitgaande van het belang van de koloniale jacht in de narratieven, werden zes belangrijke reizigers/jagers geselecteerd, die zowel tijdens de Congo-Vrijstaat als Belgisch Congo verslagen over hun ervaringen hebben opgesteld. Op basis hiervan werd een uitgebreide analyse opgezet, waarbij een verscheidenheid aan literaire en visuele strategieën werd onthuld en gedeconstrueerd, die de koloniale aanwezigheid in Congo en het imperialisme in het algemeen verdedigen.
Meer lezen

Een nieuwe kijk op transportveiligheid: Een benadering vanuit stress en veiligheidsprestatie bij chauffeurs ADR klasse 7

Universiteit Antwerpen
2024
Tori
Ceusters
Chauffeurs ADR klasse 7, die instaan voor het vervoer van radioactieve materialen, worden tijdens de uitoefening van hun taken blootgesteld aan een complexe en dynamische werkomgeving. Hoewel het huidige veiligheidsparadigma effectief is gebleken, blijft het een uitdaging om adequaat te reageren op onvoorziene gebeurtenissen. Dit onderzoek verkent daarom een nieuwe benadering van transportveiligheid door de menselijke factor meer te integreren. Daartoe richt deze studie zich op het potentieel van stress voor het bevorderen van een holistische benadering van veiligheid bij het vervoer van radioactieve materialen. Stress wordt geconceptualiseerd volgens de actieregulatietheorie, waarbij regulatieproblemen (obstakels, onzekerheden en overlading) als stressbronnen worden gezien. Veiligheidsprestatie wordt benaderd als een drieledig construct bestaande uit safety compliance, veiligheidsparticipatie en veiligheidsadaptatie. De relatie tussen stress en veiligheidsprestatie wordt vervolgens geanalyseerd. De centrale onderzoeksvraag luidt: In welke mate kan het concept 'stress' bijdragen aan een meer holistische kijk op veiligheid bij het vervoer van radioactieve materialen?

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, wordt een mixed methods onderzoek uitgevoerd. Een cross-sectionele survey onder chauffeurs ADR klasse 7 (n=58) wordt gecombineerd met diepte-interviews (n=5). De resultaten na analyse van deze data tonen een significant verband tussen stresscomponenten zoals obstakels, onzekerheden en overlading. Ongevallenrisico bleek de meest prominente stressor te zijn en deze correleerde significant en positief met safety compliance. Daarentegen hadden werkprestatiebeperkingen, werkonderbrekingen en onzekerheden een significant negatieve correlatie met safety compliance. Er werd geen significante correlatie gevonden tussen stress en veiligheidsparticipatie en -adaptatie. Uit zowel kwantitatieve als kwalitatieve data blijkt dat chauffeurs overtuigd zijn van hun hoge mate van safety compliance, hoewel interviews aanpassingen aan het licht brachten waarvan chauffeurs zich vaak niet bewust waren.

Dit onderzoek toont aan hoe stress kan bijdragen aan een holistische kijk op veiligheid bij het vervoer van radioactieve materialen. Hoewel er nog veel vragen onbeantwoord blijven, biedt dit onderzoek nieuwe inzichten die een dialoog over een holistische veiligheidsbenadering kunnen stimuleren. Door stress als concept te verkennen, brengt dit onderzoek de realiteit van chauffeurs ADR klasse 7 in beeld en kan het belang van een nieuwe kijk op veiligheid met het oog op continue verbetering benadrukt worden.
Meer lezen

Problematic Content and Online Harm in the Lived Experience of Neurodivergent Social Media Users

Universiteit Antwerpen
2024
Hanne
Goor
Sociale media worden vandaag de dag door heel veel mensen gebruikt. Dit gaat gepaard met bezorgdheden over veiligheid en online harm. Eerder onderzoek heeft al uitgebreid de kenmerken en gevolgen van online harm onderzocht. Aangezien sociale media platformen negatieve effecten voornamelijk proberen tegen te gaan via content moderatie, hebben onderzoekers ook dit aspect van sociale media al uitgebreid besproken. Niettemin is de motivatie van platformen om hun content te modereren niet enkel om hun gebruikers te beschermen, maar willen ze vooral wettelijke en commerciële doeleinden volgen. Dit maakt dat de ervaring van de gebruiker niet de belangrijkste leidraad is voor platformen bij het opstellen van beleid en het opmaken van hun content moderatie systeem. In deze studie staat de ervaring van de gebruiker centraal. Aan de hand van diepte-interviews met neurodiverse sociale media gebruikers, wordt er inzicht verkregen in hoe deze groep problematische content ervaart, alsook de mogelijke negatieve effecten die deze content kan teweegbrengen. Door specifiek te focussen op neurodiversiteit als doelgroep, worden de noden van deze vaak vergeten minderheidsgroep aan het licht gebracht.
Meer lezen

Vergunningverlening op krediet in een vol stikstofbad. Een milieurechtelijke en wetenschappelijke analyse van de Vlaamse PAS.

Universiteit Antwerpen
2024
Sybren
Cardoen
De gemiddelde totale stikstofdepositie bedraagt in Vlaanderen 22,5 kg N/ha.jaar, met uitschieters tot 49,4 kg N/ha.jaar. Deze depositie is voornamelijk afkomstig van verzurende en vermestende ammoniakemissies. Atmosferische stikstofdepositie in de vorm van NHx en NOx leidt tot bodemverzuring, wat kan resulteren in een afname van soortenrijkdom, en tot vermesting, wat kan leiden tot het verdwijnen van stress-tolerante soorten. Onder meer als gevolg van de overmatige stikstofdepositie bevindt 90% van de stikstofgevoelige habitattypen zich in een zeer ongunstige staat van instandhouding. In 65% van deze habitats ligt de stikstofdepositie boven de kritische depositiewaarde (KDW).

De habitatspecifieke kritische depositiewaarden die in de Vlaamse programmatische aanpak stikstof (PAS) worden gehanteerd, zijn gebaseerd op achterhaalde wetenschappelijke kennis, waardoor de kwaliteit van habitats ook onder deze grens significant kan worden aangetast. Hierdoor worden zowel de impactscore als de neerwaartse depositietrend die worden gehanteerd binnen de vergunningenkaders van het stikstofdecreet, onbruikbaar in de passende beoordelingsprocedure van artikel 6, lid 3 van de Habitatrichtlijn. Ook de herziene habitatspecifieke KDW’s van Wamelink et al. (2023) kunnen significante negatieve effecten niet uitsluiten. In het licht van het voorzorgsprincipe kan alleen de onderste grens van de KDW-range, vastgesteld door Bobbink et al. (2022), significante effecten voldoende uitsluiten.

De PAS betrekt instandhoudingsmaatregelen en preventieve maatregelen in de programmatische passende beoordeling (PB), gericht op het realiseren van een reductie van 50% van de gemiddelde overschrijding van de KDW tegen 2030. Het vergunningenkader van het stikstofdecreet maakt vergunningverlening ‘op krediet’ mogelijk, waarbij vooruitgelopen wordt op de toekomstige positieve gevolgen o.b.v. de voorgestelde maatregelen. Hierdoor is de totale actuele hoeveelheid stikstofdepositie, passend beoordeeld binnen de Vlaamse D-PAS, onverenigbaar met de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden. Daarnaast blijkt uit de programmatische PB niet dat projecten onder de de minimisdrempels geen significante gevolgen kunnen veroorzaken voor de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.

Sleutelwoorden: Stikstofdepositie, Habitatrichtlijn, Natura 2000, Kritische depositiewaarden, PAS, Passende beoordeling, Stikstofdecreet, Hof van Justitie.
Meer lezen

Identifying inter-growth form differences and seasonal dynamics in leaf spectral and functional traits of lianas and trees in a tropical forest

Universiteit Gent
2024
Elise
Huysman
Lianen zijn structurele parasieten die bomen beklimmen om toegang te krijgen tot de bovenste bladerdaklaag. Hun abundantie en biomassa nemen toe in de Neotropen, wat waarschijnlijk de werking van deze tropische gebieden beïnvloedt. Lianen hebben minder structureel weefsel en beperken de groei van bomen, waar door de aangetaste bossen minder koolstof vastleggen. Hun bladreflectie is gemiddeld hoger dan die van bomen, wat de spectrale signatuur van de tropische bossen verandert.
Deze studie onderzoekt de structurele en biochemische bladkenmerken van lianen en bomen in een secundair tropisch regenwoud in Panama. De onderzochte kenmerken omvatten bladdikte, equivalente waterdikte (C), bladmassadichtheid (LMA) en koolstof- en stikstofgehalte, evenals hun stabiele isotopen δ13C en δ15N. Daarnaast wordt de bladreflectie tussen 350 en 2500 nm onderzocht, met de focus op verschillen tussen de twee groeivormen en hoe deze kenmerken variëren met seizoensveranderingen. Door een combinatie van bladkenmerkmetingen en hyperspectrale reflectiegegevens, werden statistische testen en lineaire gemengde effectenmodellen gebruikt om de gegevens te analyseren.
De resultaten onthullen significant lagere LMA, C en δ13C-gehalte voor lianen dan voor bomen. Seizoensgebondenheid heeft geen significant effect op de bladkenmerken. De reflectie van lianenbladeren is significant hoger dan die van bomen in twee van de vier waterbanden in het kortgolvig infraroodgebied en het groene gebied. Daarnaast beïnvloeden seizoensvariaties de reflectie-eigenschappen van bomen. Ze blijken significant verschillende reflecties te hebben tussen seizoenen in de twee overgebleven waterbanden en het nabij-infraroodgebied. Lianen daarentegen worden niet significant beïnvloed door seizoensgebondenheid in de vooraf bepaalde banden. De Kullback-Leiber divergentie van de reflectiespectra tussen seizoenen is meer dan 4 keer groter voor bomen dan voor lianen. Deze bevindingen suggereren dat onderzoek naar de reflectie van boombladeren seizoensgebondenheid in aanmerking moet nemen. Voor lianen daarentegen lijkt de reflectie weinig beïnvloed door seizoensgebondenheid. Zowel de bladkenmerken als de reflectie van lianen lijken stabiel te zijn gedurende het natte en droge seizoen.
Onze bevindingen suggereren dat de onderscheidende structurele en biochemische kenmerken van lianen en bomen een cruciale rol spelen in hun ecologische strategieën en interacties binnen het bosecosysteem. Verder benadrukt de studie het potentieel van hyperspectrale reflectie als een proxy voor het monitoren van blad v kenmerken. Deze inzichten dragen bij aan een beter begrip van de ecologische rollen van lianen en bomen en hun reacties op milieuveranderingen, wat essentieel is voor het voorspellen van de gevolgen van klimaatverandering voor tropische bosecosystemen
Meer lezen

ECHOES OF TRANSFORMATION: Seawater Iodine Extraction Pavilion | Explorative architectural strategies for dynamic interactions between water and reappearing land within Polish coastal context (54°38’21”N 18°30’56”E).

KU Leuven
2024
Justyna
Pawelczak
In the landscape of Polish coastal patches, the tension between water and land
resonates. This study focuses on the exploration of an ecologically specific zone
within the Baltic Sea—the Bay of Puck, enclosed by the mainland and the peninsula.
Utilizing various media, from graphics to animations, the research aims to capture
and convey the observations and experiences gathered during travel. Central to this
study is an atlas that combines exploration defined as echoes and transformations
within a boundless and unpredictable context, reflecting the rather nonlinear
journey of this thesis.
The initial focus is on the coastal background, highlighting remnants of uncommon
infrastructures that stand as testaments to both past human activity and nature’s
impact. While fortifications are intended to provide defense, they remain vulnerable
to the forces of dynamic nature. Amidst rapid climate change and anthropogenic
impacts on the landscape, this area, though bounded by natural parameters controlled
by the Marine Acts, faces pressures of continuous development. The thesis delves
into the ecological aspects of Polish coastal areas, emphasizing how these factors can
inform and shape the space itself.
The study introduces findings that underscore the dynamic interaction between
these elements, especially in the context of reappearing underwater land. The
collected observations provide measures to create environmental scenarios across
various spatial and temporal phases, representing the site’s transformative nature
and gradual transition between water and land through environmental adaptation.
By exploring adaptive architectural practices that respect and respond to the natural
cycles of the environment, the study encourages different strategies, providing a
spatial intervention, as a research outcome, that is both reactive and integrating.
Ultimately, it aims to preserve the rhythm of the coastal landscape found on-site. The
distinct sense of time at the seaside is shaped by the rhythm of tides and fluctuating
water levels. The evolving landscape further enhances the comprehension of this
dynamic environment.
The research question guiding this investigation is: How can architectural practice
preserve and emphasize the dynamic interaction between land and water? The
thesis explores architectural strategies that harmonize the built environment with
the ever-changing natural world, enhancing the sensory engagement of people with
the dynamic landscape.

Meer lezen

Antiproliferative properties of two legume lectins against cancer cells: effects and modes of action

Universiteit Gent
2024
Lien
Ervijn
Kanker is nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak wereldwijd. Lectinen, één van de belangrijkste groepen van suiker-bindende eiwitten, zijn veelbelovend als kankertherapie. Voortbouwend op dit potentieel werden tijdens deze thesis de effecten van het mannose-specifieke Dioclea megacarpa lectine (DmegA) en het galactose-specifieke Vatairea lundellii lectine (VLL) op verschillende kankercellen onderzocht. Vijf menselijke cellijnen werden geëxamineerd, namelijk de HeLa-, (baarmoederhalskanker), HT-1080- (fibrosarcoma), PANC-1- (pancreaskanker), MCF-7- (borstkanker) en NHDF-cellijnen (fibroblasten). Op basis van levensvatbaarheid, motiliteit en maatschappelijk belang, werden volgende cellijn-lectine combinaties gekozen: DmegA toegediend
aan PANC-1-cellen en VLL toegediend aan HT-1080-cellen.

De lectinen worden geïnternaliseerd in beide cellijnen. Deze observatie in combinatie met een verhoging in ROS-productie, caspase-9 activiteit en PUMA-expressie wijst op de activatie van de intrinsieke apoptose route. Bovendien onthulde de qPCR-analyse een verhoogde expressie van EDEM, een gen van belang in ER-stress. De cellulaire locatie van DmegA in PANC-1-cellen stemt hiermee overeen. Verder duidt het binden van de lectinen aan het celoppervlak, in combinatie met een verhoogde caspase-8 activiteit op de simultane activatie van de extrinsieke apoptose route.
Morfologische veranderingen van de cellen, namelijk vesikels aan het celoppervlak van HT-1080-cellen, en afbraak van de kern en afname van het celvolume van PANC-1-cellen, stroken verder met de activatie van deze routes. De qPCR-analyse impliceert ook de activatie van pyroptose in beide cellijnen, en mitofagie in de HT-1080-cellijn. DmegA en VLL zijn dus lectinen die apoptose en ERstress kunnen induceren in fibrosarcoma- en pancreaskankercellen.
Meer lezen

Exploring the molecular mechanisms behind bioenergetic changes after nanoplastic exposure

Universiteit Gent
2024
Silke
Beelen
Recentelijk wordt meer aandacht besteed aan de impact van micro- en nanoplastic (MNP) op het milieu. Onderzoek naar de impact op de menselijke gezondheid is nog steeds beperkt en er blijven veel onzekerheden bestaan. De ernst van de impact van MNP op de gezondheid van menselijke cellen en weefsels is nog niet bekend. Studies tonen aan dat MNP verschillende celorganellen beïnvloeden, waaronder de mitochondriën, het endoplasmatisch reticulum (ER) en lysozymen. Omdat deze celorganellen een belangrijke rol spelen in het cellulaire energiemetabolisme, verstoren MNP ook dit metabolisme.

Deze studie biedt inzicht in de veranderingen in het cellulaire metabolisme die worden veroorzaakt door behandelingen met MNP. Er werd gebruik gemaakt van een experimentele opstelling waarbij Caco-2-cellen langdurig behandeld werden met herhaalde dosissen van 100 nm polystyreen nanoplastic (PS-NP). Hierbij werden concentraties gebruikt die de werkelijkheid nabootsen. Bovendien werd een behandeling met silica partikels uitgevoerd om het fysische en chemische effect van de MNP te onderscheiden. De resultaten toonden aan dat chronische blootstelling aan een voor het milieu relevante dosis nanoplastic (NP) het cellulaire metabolisme beïnvloedt, wat leidt tot een verhoogd zuurstofverbruik, ophoping van lipiden en veranderde reacties op stress. Het duidt op een verschuiving naar een meer gestresseerd cellulair fenotype, dat uiteindelijk in verband kan worden gebracht met chronische ontstekingsziekten zoals obesitas. Vergelijkbare resultaten bij behandeling met silica partikels en NP geven aan dat de waargenomen effecten voornamelijk voortkomen uit de fysieke aanwezigheid van deze deeltjes en niet uit chemische interacties tussen elementen die aan het deeltje zijn gebonden en de cellen.
Meer lezen

The MIF/CD74 axis in traumatic spinal cord injury: immunological characterization and role in B cell activation

Universiteit Hasselt
2024
Hanne
Coenen
Na een dwarslaesie worden B-cellen geactiveerd in de periferie, migreren ze naar het ruggenmerg en dragen ze bij aan een inflammatoire en autoreactieve immuunrespons die leidt tot verdere schade. Recentelijk hebben we verhoogde frequenties van CD74-positieve B-cellen aangetoond bij dwarslaesiepatiënten. CD74 fungeert als een receptor voor macrofaag migratie inhibitie factor (MIF) en in de aanwezigheid van accessoire eiwitten, waaronder de co-receptor CD44, activeert de binding van MIF aan CD74 signaalcascades die pro-inflammatoire B-celfuncties stimuleren. Desondanks is de MIF/CD74-as niet onderzocht in B-cellen na een dwarslaesie. Daarom hadden we als doel het immuunprofiel na SCI te bestuderen, evenals de expressie en bijdrage van de MIF/CD74-as aan B-celactivatie bij gezonde individuen en dwarslaesiepatiënten. Met behulp van flowcytometrie observeerden we hogere aantallen B-cellen en lagere NK-cel aantallen in de acute fase vergeleken met de subacute en chronische fasen na het letsel, wat suggereert dat ze respectievelijk betrokken zijn bij de vroege en latere fasen van een dwarslaesie. Bovendien werd een flowcytometriepanel geoptimaliseerd om de expressie van de MIF/CD74-as in B-cellen en andere immuuncellen te bestuderen. In B-cellen van gezonde individuen, observeerden we significante verminderingen in proliferatie en expressie van activatiemarkers CD80 en CD86 na CD44-blokkering, evenals een sterke dalende trend in B-celproliferatie bij MIF-remming. Al met al suggereren onze resultaten een rol voor B-cellen en de MIF/CD74-as bij het optreden van een dwarslaesie.
Meer lezen

De lbSN woning heropgebouwd: Analyse van het hergebruikpotentieel en de financiële haalbaarheid

Universiteit Gent
2024
Imka
Laeremans
  • Elise
    Masschelein
Genomineerde shortlist NBN Sustainability Award
Genomineerde shortlist Vlaamse Scriptieprijs
Het traditionele lineaire model in de bouwsector heeft een aanzienlijke ecologische impact door grondstoffenontginning en afvalproductie. Hergebruik van bouwmaterialen kan deze impact verminderen, maar de kosten-effectiviteit is twijfelachtig. Deze masterproef onderzoekt welke materialen rendabel kunnen worden hergebruikt door een een kosten-batenanalyse uit te voeren op de materialen van de lbSN-woning van BLAF architecten. De woning wordt gedemonteerd en heropgebouwd bij de Verbeke Foundation. De analyse vergelijkt de kosten van demontage en verwerking met de prijzen van nieuwe materialen en die op de hergebruikmarkt. De nodige gegevens hiervoor werden verzameld door literatuur en gesprekken met betrokkenen
Meer lezen

Materialen en technieken in Rubens' Tronende Madonna omringd door heiligen

Universiteit Antwerpen
2024
Emma
Balduck
Deze masterproef analyseert het schilderij “Tronende Madonna omringd door heiligen” (1628) van Peter Paul Rubens, onderdeel van het project “Studio Rubens” in het KMSKA, Antwerpen. Het onderzoek documenteert de levensloop van het schilderij en analyseert gebruikte materialen, technieken en de impact van eerdere restauraties door historische gegevens te koppelen aan materiaal-technische analyses. Het doel is om restauratoren te ondersteunen bij de huidige restauratie van het schilderij.
Meer lezen

Exploring iron-binding properties of the nucleosome through recombinant and cellular approaches

Universiteit Antwerpen
2024
Inna
Cordy
Histonen zijn eiwitten die het DNA in de celkern helpen oprollen en structureren, zodat het compact blijft en toegankelijk is voor celprocessen. Ze spelen een cruciale rol in genregulatie en de vorming van chromatine. Hoewel de binding van metalen aan histonen al decennia wordt onderzocht, ontbreekt nog steeds overtuigend bewijs voor hun biologische functie. Recente studies toonden wel aan dat koper in de functionele vorm en ijzer in de lineaire vorm aan histonen kan binden. Deze masterthesis onderzoekt of ijzer ook in de biologische conformatie aan histonen kan binden. Hiervoor worden twee modellen ontwikkeld: een eiwitmodel, waarbij bacteriële expressie werd gebruikt om de histonen te vormen en hun ijzerbindingscapaciteit te testen, en een cellijnmodel, waarbij histonen in cellen werden geactiveerd of uitgeschakeld om hun rol in ijzerbinding te bestuderen.
Meer lezen

The Post Olympic Tourist Trap

KU Leuven
2024
Vic
Winters
The thesis project 'The Post Olympic Tourist Trap' (1) researches how reality is experienced and (2) experiments with a way to depict this contemporary reality, to challenge the awareness about our surroundings.
Meer lezen

Taal werkt, ook ongemerkt: een kritische discoursanalyse van politiek taalgebruik in toespraken van linkse en rechtse Vlaamse partijvoorzitters

Universiteit Gent
2024
Marie-Laure
Van Cleemput
De scriptie bevat een kritische discoursanalyse van taalgebruik bij linkse en rechtse Vlaamse partijvoorzitters tijdens publieke speeches. Het onderzoek keek naar verschillende nieuwjaars- en 1 mei-toespraken van Raoul Hedebouw, Melissa Depraetere, Conner Rousseau, Bart De Wever en Tom Van Grieken. Voor elke partijvoorzitter werden twee speeches taalkundig en retorisch geanalyseerd, met de retoriek van Aristoteles en de Critical Discourse Analysis als basis. Zo werd de taal van de partijvoorzitters geanalyseerd en ten opzichte van elkaar onderzocht, met bijvoorbeeld aandacht voor metaforiek, woordherhaling, vloekwoorden, perspectieven en argumentatie. Zo wordt een beeld geschetst van welke partijvoorzitter van welke linkse of rechtse Vlaamse partij moeilijkere of eenvoudigere taal zou hanteren dan de andere.
Meer lezen

Ontwikkeling en Validatie van een LC-MS/MS Methode voor de Kwantificatie van Cafeïne in Verschillende Soorten Koffie en Thee

Erasmushogeschool Brussel
2024
Jaron
Willems
Achtergrond
Ultra High Performance Liquid Chromatography (UHPLC) gekoppeld aan tandem massa spectrometrie
(MS/MS) is een uitermate geschikte techniek voor het uitvoeren van gerichte analyses op een brede
waaier aan moleculen. De techniek kent zowel kwantitatieve als kwalitatieve toepassingen en wordt
gekarakteriseerd door zijn hoge gevoeligheid, selectiviteit, precisie en nauwkeurigheid.
Doel
Het doel van dit onderzoekswerk is om een LC-MS/MS methode te ontwikkelen en te valideren dat
gebruikt kan worden voor de detectie en de kwantificatie van cafeïne in verschillende soorten koffie
en thee.
Methode
Het proces van de LC-MS/MS methodeontwikkeling werd stapsgewijs uitgevoerd. Eerst werden de MS
parameters geoptimaliseerd voor de detectie van cafeïne en de interne standaard paracetamol.
Vervolgens werd de chromatografische methode ontwikkeld met als doel de geschikte combinatie van
mobiele en stationaire fases te vinden, alsook een goede flowsnelheid, eventuele gradiënt en
analysetijd. Tot slot werden de lineariteit, carryover, reproduceerbaarheid, selectiviteit, sensitiviteit,
precisie en nauwkeurigheid van de methode nagegaan volgens de ICH Q2 richtlijnen.
Resultaten
De transities die gekozen werden voor de kwantificatie van cafeïne en paracetamol waren
respectievelijk 195/138 en 152/93. Verder werden de transities 195/110 en 152/110 gebruikt als
kwalitatieve controle. De finale chromatografische analysemethode maakte gebruik van een Kinetex©
C8 (100 x 2,1 mm) analytische kolom als stationaire fase, 10 mM ammoniumformaat + 0,1%
methaanzuur in water als mobiele fase A, methanol als mobiele fase B, respectievelijk ingesteld op
75% en 25%. De flowsnelheid werd ingesteld op 0,4 mL/min, het injectievolume en de analysetijd
bedroegen 2 µL en 3,0 minuten. De validatieparameters waren allemaal binnen de acceptatiegrenzen,
behalve de carryover.
Conclusie
Het doel van dit onderzoekswerk werd bereikt door een LC-MS/MS analysemethode te ontwikkelen
die gebruikt kan worden voor de kwantificatie van cafeïne in koffie en thee. De validatie was nagenoeg
volledig conform aan de Q2 en M10 richtlijnen van het ICH en geeft blijk dat de methode geschikt is
voor gebruik.
Meer lezen