Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Uncertainty in Climate Science The Constitutive Elements of Uncertainties in Climate Model Projections

KU Leuven
2024
Ruth
Vanhaecht
Few fields in human life benefit from what we call ‘climate change’. The consequences of climate change become apparent and are obstructing–sometimes taking–our lives. This is reason enough to anticipate them and implement mitigation and adaptation strategies through policymaking. However, climate model outputs are plagued with uncertainty; this fact evokes controversy about how they should be interpreted, communicated, and used in decision-making. What do these models tell us and should we base any policy decisions on their outcomes if these are highly uncertain? To warrant our trust in the model outcomes regarding decision-making, the sources of and reasons for the uncertainty should be well-understood.
In this thesis, I investigate the emergence of uncertainty in climate model projections. More precisely, I examine what elements throughout the modelling process are the reason for the uncertainty in the outcomes and how this should be interpreted. Is trust in the outcomes warranted? I evaluate this question as a philosopher of science, conducting a philosophical analysis of the climate modelling process and the concepts related to it.
I cast light on the question by analysing climate modelling in three main ways: through a conceptual analysis of ‘model’, ‘climate’, and ‘system’, through an analysis of the experience of ‘climate’, and from a technical perspective by examining the construction of single-model components, coupled global earth system models, and model ensembles.
When considering how the climate is experienced, I find that it is not clear how it could be experienced since it is a scientifically constructed concept. On the other hand, knowledge of this scientific concept may influence our interpretation of weather phenomena. Furthermore, there are many phases in the model-building process; each phase introduces errors and therefore uncertainty that is carried along to the subsequent phases. Observational data is used to estimate some free values in the model. Choosing which values to align with the data on the one hand and with the physical theory on the other hand requires expert opinion. It is a matter of debate whether the outcomes are trustworthy when they result from alignment with observational data, at the expense of adequate representation of the physical processes. The choices made form a source of subjective uncertainty, while the technical constraints of the chosen approach introduce errors. The concept of ‘adequacy-for-purpose’ means that a model is never adequate relative to the entire climate system, but more apt to answer some questions and less apt to answer others.
Overall, there are three important elements to remember: first, a climate model is built to gain insight into climate phenomena that are highly uncertain. Although the model includes uncertainty too, it reduces the uncertainty in the climate phenomena per se. Secondly, climate models are never ‘true’, but can be adequate for their intended purpose. Using climate model outcomes for answering questions they were not built for will result in meaningless responses. Lastly, including more models and more plausible scenarios will result in more different outcomes; if these outcomes are, on average, closer to the ‘truth’, this should not be a problem. Converging outcomes does not necessarily mean they are more correct. Obtaining more correct average answers, by evaluating more models and more scenarios, is a good practice.
Meer lezen

‘Gradients in Vernacular Tissues: Navigating the Mekong Delta’ & ‘Bridging Cultures: Applying Mekong Delta Strategies in Flanders, a Case Study of Lint’

KU Leuven
2024
Ruben
Dejaegher
  • Hasse
    Peeters
Deze thesis onderzoekt hoe principes uit de vernaculaire of volksarchitectuur van de Mekongdelta toegepast kunnen worden op Vlaamse dorpen, zoals Lint. Door het analyseren van gradiënten van natheid, commons en urbanisatie, laat de studie zien hoe gemeenschappen in Cambodja en Vietnam in harmonie met hun omgeving leven. Het ontwerp voor Lint vertaalt deze lessen naar duurzame oplossingen, zoals modulair bouwen, collectief ruimtegebruik en intergenerationeel wonen. Het onderzoek biedt een alternatief voor de huidige Vlaamse ruimtelijke planning, dat gekenmerkt wordt door versnippering en individualistisch ruimtegebruik, en laat zien hoe gemeenschapsgericht en ecologisch verantwoord bouwen kan bijdragen aan sociale cohesie en veerkrachtige dorpen.
Meer lezen

Ritueel gedrag in het finaalpaleolithicum - Nederzettingspatronen als reflectie van high order culturele uitdrukkingen door de Arched backed piece groepen van Noordwest-Europa

Vrije Universiteit Brussel
2024
Jessie
Van Cauter
Over heel Europa zijn indrukwekkende voorbeelden gekend van prehistorisch artistiek en ritueel gedrag. Binnen het laatpaleolithicum zijn het merendeel van deze uitingen onder te brengen bij het Magdaleniaan. Tijdens het finaalpaleolithicum verdwijnen ogenschijnlijk alle uitingen van dit soort high order bewustzijn, met uitzondering van enkele beschilderde en gegraveerde keien behorende tot het Aziliaan. Analoog aan deze observatie, zien we dat de lithische industrieën van de Federmesser en het Aziliaan eerder een ad hoc, minder gestructureerd en minder complex karakter vertonen, in tegenstelling tot het Magdaleniaan en andere laatpaleolithische industrieën. Hoewel ecologische en klimatologische veranderingen tijdens het Allerød interstadiaal naar alle waarschijnlijkheid een rol gespeeld hebben in het beïnvloeden van bijvoorbeeld jachttechniek, is er ook een zeker scepticisme ten aanzien van al te simplistische ecologisch-deterministische en louter functionele verklaringen voor de verschillen tussen laat- en finaalpaleolithische levenswijzen. High order cultureel en ritueel gedrag tijdens het finaalpaleolithicum is mogelijk minder archeologisch zichtbaar dan tijdens de voorgaande periode. Niettemin geloven we dat tot nog toe onopgemerkte signalen van dit gedrag aanwezig zijn op een aantal Federmesser nederzettingspatronen. Op de Federmessersite van Rekem (Limburg, Belgium) is een mooi afgelijnde cluster van arched backed piece- productie waar te nemen, geïsoleerd van de rest van de nederzetting. Deze observatie keert terug in enkele andere Federmesser sites. We vermoeden dat deze abp-clusters minstens gedeeltelijk een ritueel aspect in zich dragen. Afsluitend bekijken we de problematiek ook vanuit een meer metatheoretisch perspectief, waarbij we op zoek gaan naar mogelijke verklaringen voor de historisch gegroeide onderzoekskloof voor wat betreft high order gedrag in respectievelijk het laat- en het finaalpaleolithicum.
Meer lezen

Berichtgeving op Vlaamse nieuwssites over alzheimermedicijnen

KU Leuven
2024
Maarten
Van Clé
INLEIDING: Nieuwsites die rapporteren over medicatie bereiken een groot deel van de bevolking. Een volledige en gebalanceerde berichtgeving hierbij is belangrijk. Onderzoek ontbrak tot op heden binnen het Nederlandstalig medialandschap. Een concreet startpunt waaruit een debat kan voortvloeien tussen de verschillende actoren van de Vlaamse gezondheidscommunicatie ontbrak daarom. Dit onderzoek gebruikt hiervoor de communicatie over alzheimermedicatie en onderzoekt of die volledig en gebalanceerd was.

METHODEN: De berichtgeving rond alzheimermedicatie wordt onderzocht aan de hand van een retrospectieve kwantitatieve inhoudsanalyse op nieuwsartikelen gepubliceerd op de websites van de zeven grootste Vlaamse nieuwssites tussen 1 januari 2012 en 31 december 2023. De analyse omvatte het verzamelen van bibliografische gegevens, het beoordelen van de volledigheid aan de hand van vooraf gedefinieerde vragen, en tot slot het beoordelen van de balans van de berichtgeving door het gebruik van superlatieven en vermelding van tegenslagen te analyseren.

RESULTATEN: 172 artikels werden onderzocht (130 unieke teksten en 42 dubbele teksten). De communicatie over bijwerkingen (41%, 53/130) en kostprijs (18%, 23/130) was beperkt. In 38% (50/130) van de artikels werd iets vermeld over goedkeuring, waarvan 20% (26/130) van de gevallen specifiek goedkeuring in Europa. Superlatieven werden zelden gebruikt. 63% (82/130) van de artikels vermeldde dat alzheimeronderzoek gepaard ging met tegenslagen.

DISCUSSIE: De communicatie over alzheimermedicatie blijkt regelmatig onvolledig. Het taalgebruik lijkt wel gebalanceerd. Die communicatie is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen experten, bedrijven, persagentschappen en journalisten. Deze studie kan dienen als startpunt voor een debat tussen de verschillende belanghebbenden over hoe zij de huidige communicatie over geneesmiddelen kunnen verbeteren.
Meer lezen

Historisch denken in de derde graad lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs

Thomas More Hogeschool
2024
Farrah
Elbihel
Ik heb als onderwerp gekozen om een vergelijking te maken tussen hoe historisch denken in de derde graad lager onderwijs wordt gegeven tegenover de eerste graad geschiedenis. Het doel van mijn bachelorproef is om met het uitgevoerd onderzoek een handleiding met lesmateriaal te maken voor de leerkrachten lager onderwijs.
Meer lezen

The role of architecture in more humane detention: Exploring available materials to compare mother-child detention practices in Europe

KU Leuven
2024
Ine
Werckx
Als antwoord op de onmenselijke leefomstandigheden in Belgische gevangenissen veroorzaakt door structurele overbevolking, personeelstekorten, frequente stakingen en verouderde infrastructuur, pleit VZW De Huizen voor de implementatie van kleinschalige, gedifferentieerde en sociaal verankerde ’detentiehuizen’. Hoewel het politiek en maatschappelijk draagvlak hiervoor groeit, is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar hoe hun architectuur kan bijdragen aan humane detentie. Gezien steeds meer onderzoek wijst in de richting dat de gebouwde omgeving ons welzijn en gedrag beïnvloedt, heeft deze thesis als doel de kennis over de rol van architectuur in het creëren van meer humane detentieomgevingen te verruimen. Aangezien dataverzameling in gevangenissen vaak een hele uitdaging is, is een bijkomend doel van deze thesis het testen van secundaire analyse als methode voor kwalitatief onderzoek binnen detentie-omgevingen.

In tegenstelling tot België zijn er een aantal andere Europese landen met een lange traditie van kleinschalige detentie. Op basis van maatschappelijke relevantie en data-beschikbaarheid werden een aantal kleinschalige gevangenissen voor moeders met jonge kinderen geselecteerd, en onderling vergeleken. Deze projecten waren afkomstig uit drie Europese landen: Duitsland, Italië en Spanje. Om context te scheppen werden ook de detentiepraktijken rond moeders met jonge kinderen in gewone gevangenissen in België onderzocht. De bevindingen suggereren dat ruimtelijk ontwerp weldegelijk kan bijdragen aan het meer humaan maken van detentieomgevingen. Terugkerende ruimtelijke aspecten die mogelijks bijdragen, zijn het gebruik van ’zachte’ veiligheidsmaatregelen, alledaagse of speelse gevels, kleurrijke interieurs, ruime privécellen met gewoon meubilair, huiselijke gemeenschappelijke ruimtes en (buiten)speelplekken voor kinderen.

Over het algemeen steunde het ontwerp van de bestudeerde projecten vaak op gelijkaardige concepten als die van De Huizen. Over het algemeen deelden ze ook dezelfde doelstelling, namelijk het minimaliseren van detentieschade, vooral voor de kinderen. De Belgische Basiswet van 2005 schrijft een soortgelijk schadebeperkingsbeginsel voor, wat de relevantie van het onderzoek voor de Belgische context verder ondersteunt. Hoewel de analyse van bestaand materiaal nuttig was om data in kaart te brengen en enkele ogenschijnlijk relevante inzichten opleverde, is verder
primair onderzoek nodig om inzicht te krijgen in de ervaringen van gedetineerden.
Meer lezen

Defending democracy: what explains the EU’s response to backsliding member states?

Universiteit Gent
2024
Loren
Vermeire
De thesis, getiteld Defending Democracy: What Explains the EU’s Response to Backsliding Member States?, onderzoekt hoe de Europese Unie reageert op democratic backsliding bij lidstaten en welke factoren deze respons sturen. In het onderzoek wordt democratic backsliding geanalyseerd aan de hand van casestudies van Hongarije en Polen, die vaak als voorbeeld worden genoemd van landen waar de rechtsstaat en democratische normen stelselmatig onder druk staan.

De thesis is opgebouwd rond een aantal kernonderdelen:

Conceptueel Kader: Hierin worden de basisconcepten van democratie en democratic backsliding uiteengezet, waarbij Vermeire ingaat op hoe deze concepten toegepast worden in de context van de EU.

Theoretisch Kader: Dit hoofdstuk onderzoekt bestaande theoretische benaderingen die helpen verklaren waarom de EU reageert zoals ze doet. Hierin wordt bijvoorbeeld de logica van ‘consequenties’ en ‘gepastheid’ besproken, oftewel hoe politieke en institutionele factoren de beslissingen van de EU sturen.

Methodologie: Vermeire gebruikt een kwalitatieve benadering met casestudieanalyse van de situaties in Hongarije en Polen, en interviews met EU-functionarissen en betrokkenen uit het maatschappelijk middenveld. Dit moet inzicht geven in de factoren die aan de basis liggen van de EU’s respons op democratic backsliding.

Analyse van Casestudies: De thesis gaat gedetailleerd in op de specifieke gevallen van democratic backsliding in Hongarije en Polen. De respons van de EU op elk van deze landen wordt vergeleken en geanalyseerd om patronen te ontdekken in de EU's aanpak.

Resultaten en Discussie: Hier worden vier factoren geïdentificeerd die de reactie van de EU verklaren: (1) juridische en procedurele mechanismen, (2) interinstitutionele dynamieken binnen de EU, (3) politieke overwegingen, en (4) de invloed van de lidstaten zelf.

Conclusie: Tot slot biedt de thesis een samenvattende conclusie en aanbevelingen voor verder onderzoek, waarbij ook beperkingen van de huidige aanpak van de EU worden benoemd.

De thesis levert hiermee een bijdrage aan het wetenschappelijk debat door inzicht te bieden in hoe de EU omgaat met relevante interne uitdagingen voor haar kernwaarden en welke obstakels in de weg staan voor een eenduidige en doeltreffende aanpak van democratic backsliding. Het biedt ook een hedendaagse update aan de bestaande literatuur.
Meer lezen

Spatiotemporal modelling of air temperature over European cities using machine learning

Universiteit Gent
2024
Jonas
Blancke
Klimaatmodellen voorspellen dat de temperatuur wereldwijd zal blijven stijgen, samen met een toename van de intensiteit en frequentie van hittegolven. Daarbovenop krijgen steden te maken met extra opwarming door het stedelijk hitte-eilandeffect. Met een groeiende stedelijke bevolking, waaronder veel kwetsbare mensen, is het van cruciaal belang om effectieve mitigatiemaatregelen te implementeren om hittestress te verminderen. Hiervoor is temperatuurdata op hoge resolutie noodzakelijk.

Vaak worden numerieke modellen gebruikt om deze data te verkrijgen, maar deze zijn
computationeel zeer intensief, waardoor het moeilijk is om hoge resolutie data te verkrijgen over lange periodes en grote gebieden. Een computationeel goedkoop alternatief voor numerieke modellen zijn statistische modellen, vaak gebaseerd op machine learning technieken. Deze simuleren de temperatuur op basis van datagedreven relaties. De huidige machine learning modellen zijn echter meestal afgestemd op een enkele stad of een beperkte regio, wat resulteert in slechte prestaties voor steden met verschillende karakteristieken. Deze thesis onderzoekt de mogelijkheden om een machine learning model te ontwikkelen dat kan worden toegepast op steden over heel Europa.

De studie gebruikt ruimtelijke en temporele variabelen om een machine learning emulator van het numerieke UrbClim model te construeren. Daarnaast wordt het effect van het aantal steden in de trainingsset bestudeerd. Dit is cruciaal omdat grote datasets met numerieke trainingsdata, zoals die beschikbaar zijn gesteld voor UrbClim, vaak ontoegankelijk of rekenkundig te duur zijn om te verkrijgen
Meer lezen

Deconstructing ‘Belgian’ chocolate: From Colonial Delicacy to a Symbol of National Identity

KU Leuven
2024
Fleur
Van de Walle
Dit onderzoek belicht de huidige disconnectie tussen de beroemde nationale identiteit van Belgische chocolade en zijn koloniale verleden. Het onderzoekt hoe chocolade, aanvankelijk een koloniaal consumptieartikel, geëvolueerd is tot een symbool van de Belgische cultuur en identiteit. Door de representatie van Belgische chocolade op de Wereldtentoonstellingen van Brussel (1897, 1910, 1935 en 1958) te analyseren, belicht het onderzoek de complexe processen van toe-eigening en betekenisgeving die chocolade hebben verankerd als een integraal onderdeel van de Belgische cultuur. Door gebruik te maken van kritische discoursanalyse en visuele analyse van documentatiemateriaal van deze tentoonstellingen, onderzoekt de studie zowel het officiële discours als de beeldtaal van Belgische chocolade. De historische analyse van de Wereldtentoonstellingen onthult een bewuste inspanning om chocolade te positioneren als een nationaal symbool door middel van nationalistische representatie. Het geconstrueerde nationale verhaal vermeed vaak de koloniale oorsprong van chocolade, wat wijst op een selectieve herinnering dat de Belgische verwezenlijkingen in de verf zet en de koloniale uitbuiting die aan de basis ligt van de cacao-industrie negeert. De manier waarop Belgische chocolade in de loop der jaren werd voorgesteld, heeft een cruciale rol gespeeld in de beeldvorming ervan. Aanvankelijk werd het geassocieerd met koloniale inspanningen, maar geleidelijk verschoof de aandacht naar de Belgische productie, waarbij de nadruk werd gelegd op vakmanschap, kwaliteit, technologische innovatie en traditie. Hoewel de koloniale oorsprong van cacao bijdroeg aan de exotische aantrekkingskracht van chocolade, werd dit aspect na verloop van tijd minder benadrukt. Bijgevolg werd chocolade steeds meer een symbool van de Belgische identiteit en cultuur, los van zijn koloniale context. De resultaten onderstrepen de rol van culturele en nationale representatie in het proces van vererfgoeding. De transformatie van Belgische chocolade van een koloniaal consumptieproduct tot een nationaal symbool illustreert hoe culturele identiteit in de loop van de tijd wordt geconstrueerd en onderhandeld, waarbij bepaalde verhalen naar voren worden geschoven en andere worden gemarginaliseerd.
Meer lezen

De verborgen lagen van belle époque sgraffito: een Gentse casestudy

Universiteit Gent
2024
Febe
Buysse
De decoratietechniek sgraffito siert talloze gevels in Belgische steden en biedt hedendaagse wandelaars een blik op het straatbeeld van de belle époque. Deze prachtige decoraties vereisen echter aanzienlijke zorg om hun schoonheid te behouden, maar blijven vaak onderbelicht. Dit onderzoek richt zich op Gent als casestudy, met als doel de ontwikkeling van sgraffiti in de bloeiperiode van 1895 tot 1914 in kaart te brengen.

De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe heeft sgraffito zich in Gent ontwikkeld en wat maakt deze decoraties uniek op het gebied van stijl en techniek? Binnen een straal van 3 km worden specifiek 38 gebouwen en gebouwen-ensembles onderzocht. Deze selectie omvat ook sgraffiti uit het interbellum, gezien de directe invloeden van de sgraffito-techniek uit de belle époque. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, worden de decoraties en ontwerpers voornamelijk geanalyseerd via bronnenonderzoek, visuele analyse en archiefonderzoek. Dit leidt tot een indeling in vier groepen: sgraffito-pioniers, sgraffito-meesters, sgraffito-verkenners en sgraffito-erfgenamen, die samen de ontwikkeling van Gentse sgraffiti in kaart brengen.
Meer lezen

Verbeurdverklaring ten laste van derden: hoe eigen blijft eigendom?

KU Leuven
2024
Katrijn
Sette
Dit onderzoek focust op de Belgische regelgeving en rechtspraak betreffende het raakvlak tussen de verbeurdverklaring ten laste van derden (VTLD) en het eigendomsrecht. Bij een VTLD wordt op grond van een rechterlijke beslissing een verbeurdverklaring uitgesproken als bijkomende straf ten aanzien van een veroordeelde, maar zijn de goederen in kwestie – of een deel ervan – eigendom van een derde. Een dergelijke verbeurdverklaring heeft tot gevolg dat de derde zijn eigendom verliest ten voordele van de staat (of burgerlijke partij). Het mag duidelijk zijn dat een VTLD op gespannen voet staat met het eigendomsrecht van derden. Niettemin wordt eerstgenoemde toegepast in België, al wordt voor bepaalde derden wel in een bescherming van hun eigendom voorzien.

Dit onderzoek wil nagaan in hoeverre België beschikt over een ‘goede’ regelgeving en invulling ervan voor wat betreft het raakvlak tussen de VTLD en het eigendomsrecht. Het wenst het potentieel tot verbetering in kaart te brengen.

Hiertoe wordt eerst een beschrijvende analyse gemaakt van het huidig Belgisch kader. Er wordt gekeken naar de draagwijdte van het recht op eigendom en onderzocht in welke mate en op welke wijze de regeling omtrent de VTLD een balans weet te vinden tussen het eigendomsrecht enerzijds en de strafrechtelijke doelstellingen die aan de VTLD ten grondslag liggen anderzijds. Tevens wordt het Belgisch kader vergeleken met de benadering in Zwitserland en Zuid-Afrika. Op basis van voorgaande beschrijvende analyse en rechtsvergelijking, aangevuld met een studie omtrent de regeling en vereisten op niveau van de Raad van Europa en de Europese Unie, wordt vervolgens een toetsingskader ontwikkeld. Dit toetsingskader laat toe het huidig Belgisch kader grondig te evalueren qua mogelijkheid tot VTLD en qua voorziening in, voorwaarden voor en wijzen van derdenbescherming. De evaluatie toont dat – naast diverse goede elementen – de Belgische regeling en rechtspraak geplaagd worden door problemen, onduidelijkheden, hiaten en discrepanties. Dit potentieel tot verbetering wordt na een interne rechtsvergelijking met het goederenrecht vertaald in een reeks concrete aanbevelingen. Deze aanbevelingen – voornamelijk gericht aan de wetgever – willen een meerwaarde bieden bij de realisatie van een ‘goed’ Belgisch kader.
Meer lezen

Van Bank tot Winkel: Interpersoonlijke servicescape in een doe-het-zelfzaak

Universiteit Hasselt
2024
Aura
Vanbuel
Mijn scriptie onderzoekt het model servicescapes en hoe dit een rol kan spelen in de toekomstige ontwerpen van retail design. Het eerste deel omvat de literatuurstudie. De betekenis van servicescapes, de relatie tot retail design en welke interpersoonlijke dienstverleningen er bestaan. De belangrijkste conclusie die hieruit voortkwam was dat het interpersoonlijke aspect van servicescapes relevant is voor retail design. Dit heb ik verder in detail onderzocht en hierdoor kwam ik tot een lijst van dienstensectoren die aandacht besteden aan het interpersoonlijke aspect. Finaal kwam de bankensector als meest relevante dienst, om verder te onderzoeken, naar voren. Daarop volgde het veldonderzoek startend met een online enquête om meer inzicht te verkrijgen in de wensen van de hedendaagse klant. Hieruit bleek dat er vooral in de sector 'fashion' en 'bouwmarkt' gebrek is aan interpersoonlijke service. Vervolgens heb ik casestudies van moderne banken, gelegen in Europa, geanalyseerd. Ze zijn een goed voorbeeld van de designstrategieën voor het interieurontwerp van een moderne bank. Dit onderzoek heeft zijn waarde voor retail design en heeft mij geholpen in de ontwikkeling van mijn masterproject.
Meer lezen

The role of Latin American dance makers in the Flemish dance landscape: A decolonial analysis of the Flemish dance landscape through the concept of cultural extractivism

Universiteit Gent
2024
Paulina
Rosa
Deze masterproef toont aan dat het concept van “(cultureel) extractivisme” relevant is voor een dekoloniale analyse van het Vlaamse danslandschap. Het draagt bij tot het begrijpen van niet alleen de koloniale oorsprong van de materiële rijkdommen die fundamenteel waren voor het ontstaan van deze culturele scène, maar ook de hedendaagse dynamieken met betrekking tot: culturele toe-eigening en exotisering op het vlak van dans; overbrenging van mensen van het Globale Zuiden naar Vlaanderen (vooral naar de hoofdstad Brussel); en overbrenging van ideeën van het Globale Noorden naar het Globale Zuiden. Deze studie stelt dat het Vlaamse danslandschap, een dansscène gebaseerd op individualiteit waarin de overgrote meerderheid van de dansende individuen niet oorspronkelijk uit Vlaanderen komt, opereert aan de hand van een culturele extractivistische logica van fetisjisering. Het onthult ook dat deze dynamiek en logica niet gekend zijn binnen de Vlaamse context, omdat het officiële discours eromheen voornamelijk geproduceerd wordt door tribaal bevooroordeelde Vlaamse auteurs: de meeste bronnen beschrijven de internationaliteit en culturele diversiteit van de Vlaamse dansscène als haar bepalende kenmerken, maar lauweren dit feit zonder de ongelijkheden die het impliceert onder ogen te zien. Aan de basis van die ongelijkheden ligt de cultuur van witte suprematie die geregeld opduikt in Westerse organisaties. Dit onderzoek suggereert dat echte institutionele dekolonisatie echte interculturaliteit vereist, in plaats van performatieve gebaren, exotisering en tokenisme. Het vereist dat de machtsonevenwichten in besluitvormingsprocessen worden aangepakt en dat de internationaliteit het institutionele personeel bereikt.
Meer lezen

Flanders' Natura 2000 network is not effective in protecting beetles from climate change

Universiteit Gent
2024
Zaya
Lips
Keverpopulaties zijn snel achteruit aan het gaan en dit onder andere door klimaatsverandering. Maar helaas is er niet veel aandacht voor deze dieren. Daarom werd in dit onderzoek getest hoe goed het Vlaamse Natura 2000 netwerk in staat is kevers te beschermen. Hiervoor gebruikten we een individual based model. Een verdere achteruitgang van de keverpopulaties met het huidige Natura 2000 netwerk werd voorspeld. Er zijn dus dringend aanpassingen in het netwerk nodig om deze soorten van extinctie te redden.
Meer lezen

Reconstruction of the forebulge in the North Sea region during the last glacial period through glacial isostatic adjustment modelling

Universiteit Gent
2024
Ruben
Bertels
Op basis van bestaande gegevens over de omvang en de dikte van ijskappen op Scandinavië en de Britse eilanden, berekende ik in welke mate deze ijsmassa's de ondergrond in het Noordzeegebied vervormd hebben doorheen de Laatste IJstijd (vanaf circa 120 000 tot 10 000 jaar geleden). Aan de hand van deze berekeningen kon ik voorspellen hoe inzakking en opheffing van het aardoppervlak de loop van rivieren en het ontstaan van meren kon beïnvloeden. Dit had een aanzienlijke impact op de evolutie van het Noordzee-landschap.
Meer lezen

Een tactiele kijk op grotkunst – Onderzoek naar de rol van tastzin in het maak-, creatie- en belevingsproces van laatpaleolithische grotkunst in Europa

Vrije Universiteit Brussel
2024
Sarah
Deleersnyder
In de studie rond de creatie en beleving van grotkunst wordt er grotendeels aandacht besteed aan de visuele factoren. Andere zintuigen worden daarentegen nauwelijks mee betrokken, het onderzoek naar de creatie of van grotkunst in het algemeen kan hierdoor voornamelijk een eenduidige kijk verkrijgen. Het doel van deze masterproef is om aan te tonen dat er meer is dan alleen het visuele en dat de rol van de tastzin een eventuele cruciale rol speelt in het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst. Waardoor de hoofdvraag van deze thesis luidt: “Wat is de mogelijke rol van tastzin in het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst in het Europees laatpaleolithicum?”. Het heeft als doel om te onderzoeken hoe de tastzin op verschillende manieren iets meer kan vertellen over het cultureel gedrag van tijdens het laatpaleolithicum.

Om een antwoord te kunnen bieden op deze hoofdvraag ging het onderzoek van start met een grondige literatuurstudie. Hierbij wordt er eerst gekeken naar de tijd en ruimte waar de grotkunst van dit onderzoek betrekking op heeft. Alsook werd er beargumenteerd waarom deze thesis zich focust op de regio Europa, waarbij vast te stellen is dat de grotkunst meer divers onderzoeksmateriaal opleverde. Daarna werd er toegespitst op de tastzin zelf, om zo meer betekenis en aanvulling te kunnen geven waarom het van belang kan zijn om tastzin mee te incorporeren in onderzoek. Het is namelijk ons eerste primitieve zintuig dat zowel bewust als onbewust zijn invloed uitoefent doorheen het dagelijkse leven. De belangrijke en invloedrijke achtergrond van tastzin en zijn betrekking tot de kunst kan al een aanduiding geven waarom tast een rol kan gespeeld hebben bij grotkunst. Toeschouwers hebben namelijk de drang om kunstwerken aan te raken en van dichterbij te bestuderen, waarbij het vastnemen van objecten de standaard norm was in de 17e en 18e in musea, in tegenstelling tot vandaag de dag.

De literatuurstudie spitst zich hierna voornamelijk toe op de voorgaande vaststellingen en eigen verworven interpretaties. Waarbij verschillende aspecten van de grotkunst worden belicht. Gaande van de gebruikte technieken, de gewaarwording van de omgevingsfactoren en hypothesen rond de drijfveer voor de totstandkoming van de creaties en hoe tast hier een bijkomende invloed op kan gehad hebben. Hierbij werd er bijvoorbeeld gekeken naar hoe de omgeving al een betrekking had tot de tastzin, zoals het feit dat er nood was aan speciale fotografie om afgewerkte beschilderingen te bekomen, die voordien als onafgewerkt werden beschouwd. Waarbij het bestuderen en mee betrekken van de structuur van de wand als noodzaak wordt gevonden bij onderzoeken rond beschilderingen. Deze beschilderingen waren namelijk niet vast te stellen met het blote oog aangezien deze voortvloeide in het reliëf, waardoor de rol van de tastzin en dus het voelen van de wand hier eventueel mee een betrekking had op de creatie. Het is hierdoor dus van belang om onze moderne manier van denken en hulpmiddelen in deze onderzoeken op de juiste manier in te schakelen.

Het is bijkomend van belang om te ervaren hoe het was om zich toen in de grotten te begeven, waarbij dit kan gedaan worden door gebruik te maken van de lichtbronnen van toen zoals fakkels, haarden en vetlampen. Het heeft namelijk als doel om bepaalde aspecten van het cultureel gedrag naar de voorgrond te brengen. Het helpt ons zo ook om dichter te staan bij de verschillende denkprocessen van toen. In dit onderzoek is nagegaan hoe de tast dus eventueel een rol kan gespeeld hebben op grotkunst door gebruik te maken van onderzoekers hun vaststellingen tot de creatie van grotkunst en hun bijhorende methodes. De verschillende toebehorende technieken van creatie bevatten elk een vorm van tast die onbewust of bewust een invloed zullen gehad hebben op de verschillende processen die in deze thesis worden onderzocht. Zoals het feit dat het reliëf van de wand in relatie staat tot de creatie, doordat op wanden die verschillende structuren bevatten meer grotkunst te vinden is in tegenstelling tot vlakke ondergronden. Echter kan het construeren van graveringen, beschilderingen en het bewerken van de wand al gezien worden als een vorm van tast. Waarbij deze toepassingen van tastzin een rol kan gespeeld hebben in het creatief denken en de toebehorende beleving. Doorheen de literatuurstudie werden verschillende inzichten bekomen die resulteerden in het opstellen van verschillende bijhorende onderzoeksvragen. Deze vragen en hypotheses kunnen voor bijhorende diepgang zorgen, waardoor er een grondiger antwoord kan geleverd worden op de hoofdvraag.
Om de inzichten en de bijhorende onderzoeksvragen te beantwoorden die voortvloeiden uit de literatuurstudie werd er aan eigen empirisch onderzoek gedaan waarbij er via diepte-interviews resultaten uit verworven konden worden. Hierbij werden individuele interviews uitgevoerd met personen die zeer dicht staan tot hun kennis en gebruik van tastzin. Deze personen waren namelijk geboren of op latere leeftijd met blind- of slechtziendheid geconfronteerd. Hierbij was het van belang om vanuit hun eigen interpretatie en expertise te vertrekken rond de rol van tastzin. De resultaten die voortvloeiden uit dit kwalitatief onderzoek tonen aan dat de rol van tastzin niet mag vergeten worden in het verkrijgen van nieuwe inzichten met betrekking tot de grotkunst. Het is een zintuig dat van cruciaal belang is en waar eventueel in het laatpaleolithicum meer op werd gefocust. Het betreden van een grot is al een tastervaring op zich waardoor het niet onvermijdelijk is dat de tastzin een invloed heeft gehad.

De conclusie van deze thesis is dus opgesteld aan de hand van de literatuurstudie en de resultaten verworven vanuit eigen empirisch onderzoek. Waarbij er geconcludeerd kan worden dat het bestuderen van de tastzin en het mee incorporeren in onderzoek een breder scala aan inzichten kan geven met betrekking tot het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst uit het laatpaleolithicum.
Meer lezen

Klassieke media versus sociale media: Een vergelijkend onderzoek naar de relatie tussen het recht en de democratische rol van media

Vrije Universiteit Brussel
2024
Max
Van Den Bosch
Deze scriptie bevat een vergelijkend juridisch onderzoek naar klassieke en sociale media. Vanuit het onderzoek naar de democratische rol van beide types media, vergeleek ik de juridische kaders van klassieke en sociale media.
Meer lezen

In situ visits by the Inter-American Court of Human Rights

Universiteit Gent
2024
Maja
Dehamers
Deze thesis onderzoekt de in situ bezoeken van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Dit regionale mensenrechtenhof, dat sinds 1979 zetelt in San José, Costa Rica, heeft sinds 2012 al meerdere plaatsbezoeken gedaan tijdens rechtszaken. Deze thesis onderzoekt het juridisch kader van deze plaatsbezoeken en behandelt de factoren die de – uitzonderlijke – beslissing om een plaatsbezoek uit te voeren, beïnvloeden. Daarnaast wordt ook het verloop van een plaatsbezoek uiteengezet en wordt ten slotte de mogelijke invloed van een plaatsbezoek op het verder verloop van de zaak onderzocht. Voor dit onderzoek werden zeven van de acht rechtszaken met een plaatsbezoek uitgebreid bestudeerd en werd een interview afgenomen met een functionaris van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Daarnaast werd doorheen het hele onderzoek literatuur geraadpleegd. Aan de hand van deze methoden werd duidelijk dat dit een langzaamaan gegroeide praktijk was, ontwikkeld doorheen de zeven rechtszaken. Het juridisch kader en het concrete verloop van de plaatsbezoeken worden uitgebreid beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat plaatsbezoeken niet alleen worden georganiseerd om bijkomend bewijst te verzamelen, maar dat ze ook gericht kunnen zijn op het horen van derden of zelfs een publiciteitsdoeleinde zouden kunnen hebben. Het organiseren van een bezoek wordt beïnvloed door factoren zoals de feiten van de rechtszaak, de toestemming van de betrokken Staat en praktische overwegingen. Een gebrek aan toestemming van de slachtoffers en hun vertegenwoordigers is echter niet doorslaggevend. Plaatsbezoeken lijken rechtszaken te beïnvloeden door de duur ervan te verlengen, hoewel hiervoor ook andere verklaringen te vinden zijn. Daarnaast blijkt het nog onduidelijk te zijn welk gewicht er in de uiteindelijke uitspraak wordt gegeven aan het bewijs verzameld tijdens het plaatsbezoek. Ten slotte blijkt ook dat het aantal verwijzingen naar het plaatsbezoek in de uitspraak evolueerde van quasi geen tot een groter aantal.
Meer lezen

De Ruimtelijk-Energetische Puzzel: Koppelkansen tussen ruimtelijke en energetische doelstellingen op wijkniveau in Mechelen

KU Leuven
2024
Laurine
De Rop
De klimaatverandering zal de vormgeving van ons leven in de nabije toekomst sterk bepalen. De komende jaren zal er dus prioriteit moeten worden gegeven aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. De omschakeling naar hernieuwbare energie is hierbij cruciaal. Er gaapt echter momenteel een enorme kloof tussen de ambitieuze visies en doelstellingen en de operationale acties op het terrein.

De ruimtelijke dimensie blijft in deze uitdaging echter vaak onderbelicht, vooral wanneer het gaat over klimaatmitigatie. Het wijkniveau vormt, als hypothese in deze masterproef, een beheersbaar en tastbaar schaalniveau om op een collectieve manier energetische doelstellingen te integreren met ruimtelijke uitdagingen en aldus samenhangende projecten te intiëren.

Deze masterproef onderzoekt daarom welke mogelijke koppelkansen er bestaan tussen ruimtelijke en energetische doelstellingen voor klimaatmitigatie op wijkniveau en de rol van de ruimtelijke planning in het identificeren en integreren van deze koppeling(en). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een iteratief leertraject dat ontwerpend onderzoek, theorievorming en bestaande praktijken integreert. Hiermee tracht deze masterproef bij te dragen aan de verdere uitbouw van kennis en inzichten rond ‘Klimaatwijken’, met een specifieke focus op de koppeling tussen ruimtelijke en energetische doelstellingen op vlak van warmteproductie, -opslag en -distributie.

De ruimtelijke planning kan bijdragen in het opnieuw zicht- en kenbaar te maken van energie voor energetische bewustwording, de energetische ruggengraat te gebruiken als drager voor ruimtelijke ontwikkeling, in te zetten op duurzame koeling voor groenere, aangenamere en comfortabelere wijken, het momentum van warmte-infrastructuuringrepen te gebruiken om ruimtelijke meerwaarde te creëren en intersectorale koppelingen te maken met energie in gedeeld ruimtegebruik. Het toepassen van deze strategieën vereist echter een nieuwe manier van denken en werken. Het is duidelijk dat ruimtelijke planning een cruciale rol speelt in de koppeling van ruimte en energie op wijkniveau, maar dat er nood is aan een gemeenschappelijke taal. Een nauwe samenwerking tussen energie-experts en ruimtelijke planners is essentieel in het garanderen van een geïntegreerd planningsproces. Daarnaast lijkt er vandaag een ontbrekende schakel te zijn tussen niet-juridisch bindende energetische plannen en hun doorwerking in omgevingsvergunningen.
Meer lezen

Él Que se Apura, Pierde Tiempo He Who Rushes, Wastes Time* Charting the Course for a Just Energy Transition in the midst of a Green Hydrogen “Rush” in Magallanes, Chile: The Critical Role of Local Voices

Universiteit Gent
2024
Sil
Maslov
Mijn masterthesis onderzoekt de invloed van de dringende groene energietransitie en de daarbij snelgroeiende groene waterstofindustrie in Patagonië, Chili, op lokale gemeenschappen en het milieu. De studie benadrukt de spanningen tussen wereldwijde klimaatambities en de sociaal-ecologische rechtvaardigheid op lokaal niveau. Door middel van veldonderzoek en interviews met lokale activisten en betrokken burgers, breng ik de risico's van 'groen extractivisme' in kaart, waarbij schijnbaar duurzame technologieën leiden tot nieuwe vormen van exploitatie en marginalisatie. Mijn onderzoek pleit voor een inclusieve en rechtvaardige energietransitie, waarin lokale stemmen centraal staan.
Meer lezen

Wonen in de naoorlogse stad

Universiteit Gent
2024
Nienke
Degraeve
Deze masterscriptie onderzoekt de rol van gedeelde ruimte in de leefbaarheid van naoorlogse Weense Gemeindebau, de sociale woningbouw van 1945-1970, in relatie tot de leefbaarheid en duurzaamheid van deze (sociale) woonbuurten. De naoorlogse woonblokken zijn vaak monotoon en beperkt in functie vanwege de beperkte middelen en woningnood na WOII en worden op vele andere plaatsen afgebroken, in Wenen echter niet. Aangezien de gebouwen zelf weinig voorzieningen bieden, zijn nabijgelegen buitenruimtes en sociale voorzieningen essentieel voor de leefbaarheid. Door historische context, stedenbouwkundige planning en drie case studies te analyseren, wordt aangetoond dat aandacht voor stedenbouwkundige en sociale integratie cruciaal is.
Meer lezen

Idiopathic nodular glomerulosclerosis and diabetic nephropathy: Two distinct entities?

Universiteit Gent
2024
Kyara
Baert
Inleiding: Idiopathische nodulaire glomerulosclerose (ING) is een zeldzame glomerulaire aandoening die gediagnosticeerd wordt op basis van (typisch nodulaire) mesangiale matrix expansie op licht- en elektronenmicroscopie in afwezigheid van diabetes mellitus. Aangezien ING en DN histologisch moeilijk van elkaar onderscheiden kunnen worden, werden in deze studie ING-patiënten zowel klinisch als histologisch vergeleken met DN-patiënten. Daarnaast werden de algemene overleving, een composiet eindpunt (dialyse/transplantatie/dood/verdubbeling van serumcreatinine) en de longitudinale evolutie van de nierfunctie (eGFR) geanalyseerd om zo de progressie van deze twee entiteiten te onderzoeken.

Methodologie: Alle nierbiopten (n = 4553), die beschikbaar waren in de Vlaamse FCGG-NBVN databank tussen januari 2017 en maart 2023 en de nierbiopten die beschikbaar waren in het Universitair Ziekenhuis Gent tussen oktober 2022 en maart 2023, werden gescreend op de aanwezigheid van de primaire diagnose ING en DN, resulterend in 13 ING-patiënten en 63 DN-patiënten. Deze patiënten werden onderverdeeld in vier groepen gebaseerd op de aanwezigheid van histologische kenmerken: ING nodulair, ING diffuus, DN nodulair en DN diffuus. De klinische kenmerken werden vergeleken voor zowel de ING- en DN-groepen als voor de vier groepen gebaseerd op hun histologische kenmerken. Kaplan-meier overlevingsanalyses en longitudinale data analyses voor eGFR werden uitgevoerd om de klinische en renale progressie van de twee entiteiten te onderzoeken. Daarnaast werd elke ING-patiënt gematcht aan een DN-patiënt op basis van geslacht, leeftijd (met een range van 5 jaar) en type mesangiale expansie (diffuus of nodulair), resulterend in 11 DN-patiënten die gematcht konden worden aan 13 ING-patiënten. Voor deze subset van ING- en DN-patiënten werden histologische analyses uitgevoerd.

Resultaten: ING-patiënten waren ouder en hadden frequenter een voorgeschiedenis van roken dan DN-patiënten. Dit verschil was echter niet significant. Bij het vergelijken van de vier subgroepen gebaseerd op de histologische kenmerken (ING nodulair, ING diffuus, DN nodulair, DN diffuus), werd een significant verschil in serum albumine vastgesteld.
Er werden significant meer gecollabeerde laesies gezien in de ING-biopten dan in de DN-biopten op lichtmicroscopie. Er was een significant verschil in distributie van de aberrante vaten: 61.6% van de aberrante vaten bij de ING-patiënten werden geobserveerd aan de glomerulaire vaatpool vergeleken met 9.1% bij de DN-patiënten.
In het algemeen was er geen significant verschil in overleving in functie van tijd tot event voor het composiet eindpunt dialyse, transplantatie, dood of verdubbeling van serumcreatinine tussen ING- en DN-patiënten. Toch was de overleving van de ING-patiënten significant lager dan de overleving van DN-patiënten in de actieve rokers groep wanneer de analyse gestratificeerd werd op basis van actief roken.
De lineaire mixed model analyse toonde een significant snellere eGFR daling van -5.94 ml/min/1.73m² per jaar voor DN-patiënten vergeleken met ING-patiënten, die een eGFR daling van -3.61 ml/min/1.73m² per jaar kenden. Wanneer actieve rokers met niet-rokers over de twee groepen (DN en ING) werden vergeleken, toonden de actieve rokers een significant snellere eGFR daling dan de niet-rokers.

Discussie: Met uitzondering van het frequenter voorkomen van de aberrante vaten aan de vaatpool en de gecollabeerde laesies in de ING-groep, hebben ING en DN veel histologische gelijkenissen. Toch werd er in deze studie klinische verschillen in progressie tussen deze twee aandoeningen geobserveerd. Ondanks dat DN-patiënten een slechtere renale progressie van de eGFR over tijd hebben (met een follow-up tijd van 4 jaar), hebben ING-patiënten een slechtere algemene overleving op basis van het composiet eindpunt dialyse, transplantatie, dood en/of verdubbeling van serumcreatinine. Hierdoor stellen wij dat DN en ING twee verschillende entiteiten zijn. ING-patiënten hebben namelijk meer risicofactoren zoals hypertensie, obesitas en roken waardoor ze een verschillende klinische progressie vertonen. Daarnaast wordt in deze studie de negatieve invloed van actief roken op de progressie van beide ziekten opnieuw benadrukt.
Meer lezen

Tussenruimte

LUCA School of Arts
2024
Dragan
Marinkovic
Deze scriptie is een verhaal over het zoeken naar een thuis wanneer je op de vlucht moet. Een aanpassing aan de nieuwe wereld, nieuwe cultuur, nieuwe taal en nieuwe mensen. Ik vertel het verhaal van mijn ouders, zus en mij vanaf onze komst hier naar Vlaanderen in december 2010.

Daarnaast heb ik een eigen font / alfabet ontworpen dat de Latijnse alfabet (alfabet dat in West Europa en Amerika wordt gebruikt) gemengd met het Cyrillisch alfabet (Oost-Europees alfabet). De scriptie is in het Nederlands geschreven, maar bevat hier en daar woorden die in door mij ontworpen alfabet zijn geschreven. Dit daagt de lezer uit op intellectueel en fysiek vlak om de scriptie te lezen en te ervaren als iemand die de taal opnieuw leert. Het is een nabootsing van wat mijn ouders en ik hebben meegemaakt in het begin van de asielprocedure. Het ontcijferen van de vele brieven en documenten over de asielprocedure, in een taal die we nog niet machtig waren.

Interviews van mijn ouders heb ik ook afgenomen, om hun verhaal en aanwezigheid te versterken. Documenten van de asielprocedure zitten ook in het boek en vertellen op een ander laag hun verhaal (minder persoonlijk en menselijk).

Je leert in het boek ons kennen, een immigranten familie en hun verhaal. Je leert hun taal, cultuur en je bekijkt ze door een andere bril. Ik open een deur naar een thema dat voor veel autochtone mensen onzichtbaar is, maar een feit en leven is van veel immigranten.
Meer lezen

Inclusiviteit in de gezondheidszorg

Odisee Hogeschool
2024
Valentina
Vicencio
  • Brent
    Buytaert
Dit literatuuronderzoek richt zich op de complexe kwesties rondom inclusiviteit binnen de gezondheidszorg, met bijzondere aandacht voor genderdiversiteit en zorg voor zorgvragers met een migratieachtergrond. Het identificeert de belemmeringen en barrières die deze zorgvragers ervaren en stelt strategieën voor waarmee zorgverleners deze uitdagingen kunnen aanpakken.
Een centrale rol is weggelegd voor verpleegkundigen, die door het bieden van persoonsgerichte zorg een cruciale bijdrage leveren aan het welzijn van zorgvragers. Dit onderzoek richt zich daarom op het verbeteren van zorgpraktijken door rekening te houden met wat voor zorgvragers belangrijk is en onderzoekt hoe deze benadering beter kan worden geïntegreerd in de dagelijkse praktijk.
Het literatuuronderzoek benadrukt het belang van systematische veranderingen in beleid en zorgpraktijk om de zorgkwaliteit voor diverse groepen te verbeteren. De nadruk ligt op opleiding en inclusiebeleid, maar het onderzoek mist contextuele relevantie voor België en Europa, evenals concrete implementatiestrategieën. Dit onderstreept de behoefte aan aanvullend lokaal onderzoek en praktische actieplannen.
Meer lezen

THE AMERICAN DREAM IN DE VLAAMSE FILMINDUSTRIE: EEN KWALITATIEF ONDERZOEK OVER DE HOLLYWOOD- ERVARINGEN VAN VLAAMSE FILMMAKERS EN - PRODUCENTEN

Universiteit Gent
2024
Jens
Van Landschoot
Deze masterproef gaat aan de hand van interviews in op de verschillende filmproductionele en -creatieve context in Hollywood en Europa met Vlaanderen als specifieke case. De focus ligt voornamelijk op de verschillende aspecten van beide productiecontexten. De onderzoeksvraag luidt: “Wat zijn de verschillen tussen de Vlaamse/Europese productiecontext en die in Hollywood, en hoe ervaren Vlaamse filmmakers deze verschillen?”. Een eerste stap in het formuleren van een antwoord op deze vraag was dan ook het interviewen van enkele Vlaamse filmmakers met ervaringen in beide productiecontexten. Deze data werd vervolgens aangevuld met een krantenanalyse. Met behulp van een thematische analyse werden daarna negen thema’s op een inductieve wijze ontwikkeld om de onderzoeksvraag te helpen beantwoorden. Deze thema’s hebben betrekking op de vrijheid van de filmmaker, censuur, agents, streamers, het sterrensysteem, de macht van de vakbonden, financiering, hoe filmmakers in Hollywood geraken en de schaalvergroting. Uit dit onderzoek blijkt dat de voornaamste resultaten bijna allemaal wel teruggekoppeld kunnen worden aan de commerciële verschillen van beide productiecontexten. In Hollywood overheersen de commerciële belangen namelijk veel meer de genomen beslissingen dan in Vlaanderen en
Europa. Daardoor is deze laatste productiecontext in staat om grotere risico’s te handhaven. Daarnaast zijn de verschillen ook vaak te verklaren door de schaalvergroting die de Hollywoodiaanse filmindustrie kenmerkt.
Meer lezen

Hoe kan MASTR, als Vlaams influencer marketing agency, Belgische influencers ondersteunen bij het volgen van het Content Creator Protocol zonder dat zij hun authenticiteit verliezen?

Hogeschool West-Vlaanderen
2024
Kirsten
Vercruysse
In mijn scriptie ga ik op zoek naar hoe Belgische influencers beter ondersteund kunnen worden bij het volgen van het Content Creator Protocol en welke gevolgen ze ondervinden sinds de regelgeving in België strenger werd. Daarnaast bekijk ik dit ook vanuit het standpunt van volgers van influencers en vanuit het standpunt van de VRM.
Meer lezen

A political business strategy of EU green reporting rules

KU Leuven
2024
Fien
Stevens
  • Britt
    Feyaerts
In de loop der tijd is er een toenemende hoeveelheid regelgeving ontstaan met betrekking tot de manier waarop bedrijven reageren op klimaatkwesties. Het verkrijgen van inzicht in de verschillende EU-regels voor groene rapportage is van cruciaal belang. Deze scriptie onderzoekt de niet-marktomgeving van bedrijven die worden beïnvloed door de European Sustainability Reporting Standards (ESRS), met als doel het ontwikkelen van een effectieve politieke bedrijfsstrategie. De studie maakt gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethoden, met name interviews.

De uitdaging ligt in het waarborgen van uniformiteit en samenhang in de nalevingsverwachtingen, vooral voor multinationale ondernemingen (MNO's) die opereren binnen verschillende regelgevingslandschappen. De resultaten wijzen erop dat regelgevende instanties een balans moeten vinden tussen strengheid en de erkenning dat de naleving van de EU-regels voor groene rapportage een evoluerend proces is. Bedrijven die actief zijn binnen Europa verlangen naar uitgebreide en ondersteunende regelgevingskaders, naast op maat gemaakte oplossingen, ondersteuningsmechanismen en toegankelijke begeleiding voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).
Meer lezen

The kidney transplant waiting list length in North-Western Europe: costs, predictors and policy intervention

Vrije Universiteit Brussel
2024
Tom
Vandeputte
Deze thesis ging uit van de lange wachtlijsten voor donororganen die wereldwijd geëxplodeerd is sinds de adoptie van menselijke transplantatieprocedures. Door het gebrek aan consensus in de academische literatuur slagen de bevoegde instanties er maar moeilijk in om dit probleem op een structurele manier aan te pakken. Daarom werd in deze thesis met behulp van Europese data nagegaan wat mogelijke voorspellers zijn van de lengte van deze wachtlijsten, en in hoeverre de huidige beleidsmaatregelen die genomen zijn een tastbaar effect hebben voor patiënten en het zorgsysteem in zijn geheel. Ook werd een schatting van zowel de humanitaire als de economische kosten die voortvloeien uit het bestaan van deze lange wachtlijsten op basis van de academische literatuur. Tot slot worden enkele suggesties geformuleerd voor toekomstig onderzoek en de sector in het algemeen.
Meer lezen

Challenges of SAF production under the requirements of the ReFuelEU aviation initiative

Universiteit Hasselt
2024
ibeth
diaz
De luchtvaartindustrie staat voor aanzienlijke milieuproblemen, waarbij duurzame vliegtuigbrandstoffen (SAFs) essentieel zijn voor het bereiken van netto nul uitstoot. De EU-verordening ReFuelEU Aviation verplicht een toenemend gebruik van SAF, beginnend bij 2% in 2025 en oplopend tot 70% in 2050. De vijf grootste Europese luchtvaartmaatschappijen—Air France-KLM, EasyJet, IAG, Lufthansa en Ryanair—integreren geleidelijk SAF, moderniseren hun vloten en verkennen groene waterstoftechnologieën. Ondanks inspanningen vormen hoge productiekosten en beperkte capaciteit obstakels. Strategisch management, partnerschappen en regelgeving zijn cruciaal voor de overgang naar een duurzame luchtvaarttoekomst.
Meer lezen

De beleving van de leerlingen met de verschillende typologieën bij het L-decreet op school X.

Hogeschool VIVES
2024
Illona
Staelens
Dit praktijkgericht onderzoek naar inclusief onderwijs legt speciale nadruk op de ervaringen van leerlingen en het formuleren van verbeteringsaanbevelingen. Het omvat een uitgebreide literatuurstudie over de oorsprong en ontwikkeling van inclusief onderwijs, gevolgd door een praktijkgericht onderzoek dat gedurende een volledig academiejaar werd uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek werden interactieve interviews gehouden met leerlingen, waarbij verschillende materialen zoals een toverstok (wondervraag), smiley's om gevoelens aan te duiden die aansloten bij de leefwereld van de kinderen, en een spiegel waarop ze gevoelens konden tekenen, werden gebruikt om hun ervaringen te documenteren. De bevindingen benadrukken de noodzaak van voortdurende inspanningen om inclusief onderwijs te bevorderen. Het artikel biedt aanbevelingen voor individuele en leraargerichte ondersteuning, evenals een pleidooi voor voortdurend onderzoek en evaluatie van inclusief onderwijspraktijken.
Meer lezen