Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Advancing the I2C proposal for WebAssembly System Interface

Universiteit Gent
2024
Friedrich
Vandenberghe
Dit proefschrift richt zich op de dringende behoefte aan robuuste en veilige softwareoplossingen in kritieke infrastructuursystemen, waar plotselinge storingen ernstige gevolgen kunnen hebben. Het onderstreept het belang van tijdige software-updates, vooral in industrieën als de auto-industrie, gezondheidszorg en transport. Het benadrukt de noodzaak van naadloze rollback-mechanismen in geval van storingen.

Het onderzoek introduceert WebAssembly en WebAssembly System Interface als veelbelovende technologieën voor dergelijke toepassingen, maar identificeert een kritiek gat in hun ondersteuning voor het veelgebruikte I2C-protocol in IoT-apparaten.

Het primaire doel van dit onderzoek is om deze kloof te overbruggen door I2C-connectiviteit mogelijk te maken voor WebAssembly-applicaties, met inachtneming van strenge beveiligings-, betrouwbaarheids- en overheadbeperkingen. Daarnaast heeft het proefschrift als doel om deze aanpak te standaardiseren, waardoor de wijdverspreide toepassing in de industrie wordt bevorderd en de duurzaamheid op lange termijn van kritieke infrastructuursystemen wordt gegarandeerd.

Om dit te vergemakkelijken worden de wasi-i2c interfaces voorgesteld. Deze interfaces volgen het capability-based security design principe dat centraal staat binnen WebAssembly System Interface. Om de deugdelijkheid van wasi-i2c vast te stellen worden implementaties geleverd. Deze implementaties variëren van verschillende runtimes, platformen en architecturen. Daarna wordt een evaluatie van de gemiddelde uitvoeringstijd en het geheugengebruik uitgevoerd.
Meer lezen

Wegwijs in voeding: een historische analyse van voedingsvoorlichting in Vlaanderen sinds 1960

UC Leuven-Limburg
2024
Ayla
Van den Eynde
  • Femke
    Moyens
Voeding is altijd een belangrijk onderdeel van mensen hun leven geweest en meer dan ooit is er nood aan concrete en betrouwbare informatie over voeding op maat van de consument. Adviezen over wat ‘gezonde voeding’ nu juist inhoudt en modellen die mensen visueel helpen om tot een gezond voedingspatroon te komen, worden al meerdere decennia gepubliceerd. In België werd het eerste officiële voorlichtingsmodel, het Klavertje Vier, in de jaren 1960 gepubliceerd en de daaropvolgende jaren veranderden voedingsvoorlichtingsmodellen drastisch. Het doel is te achterhalen hoe deze modellen zijn geëvolueerd tot de Voedingsdriehoek zoals we hem vandaag kennen. En te kijken op welke informatie de Belgische en later de Vlaamse overheid zich baseerde om deze modellen te creëren.
Aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie zijn we allereerst op zoek gegaan naar de evolutie van de voedingswetenschap omdat dit de basis is van voedingseducatie en voorlichtingsmodellen. De kennisbank van het CAG en (achtergronddocumenten van) Gezond Leven brachten waardevolle informatie aan. Vervolgens onderzochten we de oorsprong van voedingseducatie waarbij het CAG en artikels gepubliceerd door Peter Scholliers en historische kookboeken zoals ‘Ons Kookboek’ interessante bronnen waren. Voor de evolutie van de modellen hebben we diverse bronnen geraadpleegd: websites, boeken en kookboeken... Ook hebben we Erika Vanhauwaert geïnterviewd, zij stond namelijk aan de basis van de ontwikkeling van de Voedingsdriehoek, waardoor ze waardevolle ongepubliceerde informatie kon geven. Krantenartikels uit De Standaard en HLN, gaven ons een breed beeld van wat de reactie was op de modellen door het algemene publiek en experten.
Voedingsvoorlichtingmodellen zijn vaak veranderd in Vlaanderen doorheen de jaren. Sinds het begin van voedingsonderzoek in de late 19e eeuw tot nu is voedingsvoorlichting geëvolueerd van simpele brochures en boekjes om deficiëntieziekten te voorkomen, naar visuele modellen op voedingsmiddelenniveau om welvaartsaandoeningen te voorkomen en naar modellen die een zo holistisch mogelijk beeld proberen te schetsen van voedingspatronen. Voedingsadviezen werden eerst door zowat iedereen verspreid, maar vandaag de dag houdt de overheid zich bezig met de publicatie van een eenduidig voorlichtingsmodel. Ook het doelpubliek waartoe de modellen zich richtten veranderde, eerst waren het vooral educatietools voor gezondheidsprofessionals, waarna ze meer en meer voor de algemene bevolking werden ontwikkeld. Het onderzoek dat voorafgaat aan de publicatie van de modellen wordt steeds uitgebreider met de jaren om zoveel mogelijk factoren te implementeren voor een zo integraal mogelijk beeld op gezondheid. Ondanks dit uitgebreid onderzoek stuiten de modellen echter steeds op kritiek en is het duidelijk dat modellen geregeld herzien en aangepast moeten worden om te blijven voldoen aan veranderingen in de maatschappij.
Voeding is een snel evoluerende wetenschap en van fundamenteel belang voor de algemene gezondheid. Uit het verleden leren we dat het belangrijk is om duidelijke en onderbouwde voedingsadviezen en voorlichtingsmodellen de wereld in te sturen die makkelijk te begrijpen zijn voor de algemene bevolking en aangepast worden op basis van de nieuwste wetenschappelijke consensus.
Meer lezen

What is the willingness-to-pay for sustainable product attributes?

KU Leuven
2024
Margot
Himschoot
Following recent evolutions in sustainability, this master’s thesis examines what consumers are willing to pay for fast-moving consumer goods with certain eco-friendly attributes. The methodology used is ratings-based conjoint analysis, applied to data obtained via a web-based survey. Each respondent was asked to rate ten profiles of a body wash product with varying prices, ingredients, packaging and branding attribute levels. This rating data was later analysed using R. Based on the coefficients of a linear regression analysis, the willingness-to-pay and importance measures of each product attribute (level) were derived. The regression is then repeated for several subsamples constructed on sociodemographic characteristics, i.e., age, gender, income level and highest obtained degree. In this way, results can be compared across different types of consumers. The findings of this study are that the willingness-to-pay is highest for products that contain biological ingredients and that are sold in reusable packaging. In line with this trend, the product content is the most important attribute to consumers, followed by the product packaging. Furthermore, the price only comes in third place and branding has the lowest importance measure. The analysis of the demographic subgroups shows that the most sustainable shopper is female, older than 45 years old, highly educated and has a high-income level.
Meer lezen

‘Gradients in Vernacular Tissues: Navigating the Mekong Delta’ & ‘Bridging Cultures: Applying Mekong Delta Strategies in Flanders, a Case Study of Lint’

KU Leuven
2024
Ruben
Dejaegher
  • Hasse
    Peeters
Deze thesis onderzoekt hoe principes uit de vernaculaire of volksarchitectuur van de Mekongdelta toegepast kunnen worden op Vlaamse dorpen, zoals Lint. Door het analyseren van gradiënten van natheid, commons en urbanisatie, laat de studie zien hoe gemeenschappen in Cambodja en Vietnam in harmonie met hun omgeving leven. Het ontwerp voor Lint vertaalt deze lessen naar duurzame oplossingen, zoals modulair bouwen, collectief ruimtegebruik en intergenerationeel wonen. Het onderzoek biedt een alternatief voor de huidige Vlaamse ruimtelijke planning, dat gekenmerkt wordt door versnippering en individualistisch ruimtegebruik, en laat zien hoe gemeenschapsgericht en ecologisch verantwoord bouwen kan bijdragen aan sociale cohesie en veerkrachtige dorpen.
Meer lezen

Ecodorpen: kan je zelfvoorzienend leven in Vlaanderen?

Arteveldehogeschool Gent
2024
Hanne
van Mourik
  • Lowie
    Vandyck
  • Zoë
    Sagon
Er zijn wereldwijd tienduizend ecodorpen: zelfvoorzienende gemeenschappen waar mensen in harmonie leven met de natuur en met elkaar. In Vlaanderen bevinden zich slechts vier van dit soort plekken, veel minder dan in Wallonië en Nederland. Hanne, Lowie en Zoë bezoeken verschillende ecodorpen om te onderzoeken hoe zelfvoorzienend je kan leven in Vlaanderen.
Meer lezen

De goederenrechtelijke en verbintenisrechtelijke obstakels bij energievoorzieningen in appartementsgebouwen.

Universiteit Gent
2024
Eva
Bouserie
Mijn scriptie bespreek de goederenrechtelijke en verbintenisrechtelijke obstakels die zich opwerpen wanneer men wil overgaan tot de installatie van zonnepanelen en laadpalen in appartementsgebouwen. Door middel van literatuuronderzoek, interviews met syndici en aanwezigheid op algemene vergaderingen heb ik getracht om tot een zo begrijpelijk, toepasbaar en nuttig mogelijk eindwerk te komen. De scriptie is bedoeld als overzicht en leidraad voor elke belanghebbende, met of zonder juridische voorkennis of achtergrond.
Meer lezen

Designing Independence: A user-centered solution for active wheelchair users in cleaning their wheels

Universiteit Gent
2024
Soetkin
Cornelis
Deze masterproef getiteld “Designing Independence: Een gebruiksgerichte oplossing voor actieve rolstoelgebruikers bij het reinigen van hun wielen” is geschreven door Soetkin Cornelis. Deze materproef werd ingediend tot het behalen van” Master of Science in de industriële wetenschappen: industrieel ontwerpen” aan de Universiteit Gent. Hierbij was dr. Bastiaan Caccarne de promotor en dhr. Henk Beyaert de begeleider.
Actieve rolstoelgebruikers leiden doorgaans een actief leven, met een carrière, gezin en hobby’s. Ze ervaren uitdagingen waar anderen niet bij stilstaan, zoals het zelfstandig reinigen van hun wielen. Dit specifieke probleem resulteert in het achterlaten van natte en/of vuile sporen en heeft ook emotionele en sociale gevolgen. Deze masterproef onderzoekt in opdracht van Move All The Way de ontwikkeling van een product dat actieve rolstoelgebruikers in staat stelt om op een eenvoudige, snelle en zelfstandige manier hun rolstoelwielen te reinigen. Hierbij wordt een sterk gebruiksgerichte aanpak gehanteerd, waarbij elementen uit de methodologie van Ulrich & Eppinger (2008) en de Double Diamond-methodologie (UK Design Council, 2005) worden gecombineerd in een eigen methodologie. Het onderzoek omvat een survey, interviews en drie reeksen gebruikerstesten, waardoor een diepgaand inzicht wordt verkregen in de ervaringen, noden en wensen van de doelgroep.
Het resultaat is een draagbaar product dat mechanisch rolstoelwielen reinigt. De uitwisselbare schoonmaaktools zijn aangepast aan verschillende reinigingsbehoeften Het reinigingsproces bestaat in het plaatsen van de tool tegen het wiel en het op de tool kantelen, waarna de band ter plaatse roteert en elk deel van de band wordt gereinigd. Doorheen het volledige proces is gewerkt met (voortdurende geëvalueerde en bijgestuurde) lijst met ontwerpcriteria wat verdere iteraties of varianten op dit product mogelijk maakt.
Meer lezen

Spelenderwijs op het woonwagenterrein: onderzoek naar speel- en leermogelijkheden voor het woonwagenterrein, die sociaal-emotionele ontwikkeling kunnen bevorderen

UC Leuven-Limburg
2024
Riene
Decoene
Dit onderzoek biedt de mogelijkheid om leerkansen te creëren voor de huidige
woonwagenbewoners. Leren gaat immers niet alleen via school, maar ook via spel.
Dit werd verder aan het licht gebracht aan de hand van een literatuurstudie, die
zich spreidt over vier topics: woonwagencultuur, onderwijs, spel en sociaal-emotioneel leren (SEL). Voor spel en SEL werden respectievelijk volgende theorieën
gefilterd: flow- en zelfdeterminatietheorie én het CASEL framework.
Om betrokkenheid tijdens het onderzoek te vergroten werd er participatief gewerkt
met Art Based Research methoden. Daarnaast werd er een expertinterview
afgenomen bij Mobile School om na te gaan wat deze organisatie zou kunnen
betekenen in het kader van sociaal-emotioneel leren via spel op het
woonwagenterrein.
Hieruit is gebleken dat spel aanbieden op het terrein wel degelijk een meerwaarde
zou zijn. Zo kunnen kinderen namelijk sociaal-emotionele vaardigheden aanleren, die
ze in hun latere leven kunnen gebruiken. Bovendien draagt dit bij tot een positievere
beeldvorming van de maatschappij naar de gemeenschap toe.
Daarom mondt dit artikel uit in ontwerpeisen voor een speelterrein.
Meer lezen

Scholen van verandering: de vernieuwing van schoolgebouwen door een verkenning van het ontwikkelingspotentieel op onderbenutte Vlaamse schoolterreinen

Universiteit Gent
2024
Toon
Van de Voorde
  • Julie
    Vandermersch
Vlaanderen telt ongeveer 20.000 schoolgebouwen, waarvan meer dan de helft vóór 1970 is gebouwd. Deze gebouwen zijn, ondanks hun belangrijke rol, nauwelijks vernieuwd, wat heeft geleid tot verouderde infrastructuur. Deze masterproef onderzoekt een alternatieve financieringsmethode vanwege lange wachttijden voor overheidssubsidies. Scholen werken hierbij samen met investeerders en projectontwikkelaars om commerciële en residentiële functies op hun terrein toe te voegen, als onderdeel van een duurzaam verdichtingsproject. De huurinkomsten kunnen vervolgens worden geïnvesteerd in de vernieuwing van de schoolgebouwen. Dit model stelt scholen in staat hun infrastructuur te vernieuwen zonder afhankelijk te zijn van overheidssubsidies, waardoor de druk op publieke middelen afneemt.
Meer lezen

Opportuniteiten voor het opschalen van de productie en het vergroten van het marktaandeel van duurzame vliegtuigbrandstoffen

Universiteit Hasselt
2024
Selena
Hamers
Deze thesis onderzoekt de uitdagingen en mogelijkheden rondom de opschaling van duurzame vliegtuigbrandstoffen (SAF), die essentieel zijn voor het klimaat-neutraal maken van de luchtvaart. Hoewel SAF het potentieel heeft om de CO2-uitstoot van de luchtvaart drastisch te verminderen, blijft de adoptie ervan momenteel beperkt. Door een uitgebreide literatuurstudie worden de belangrijkste barrières geïdentificeerd, waaronder hoge kosten en beperkte beschikbaarheid van grondstoffen. De thesis ontwikkelt een taxonomie met uitvoerbare strategieën om deze hindernissen te overwinnen, met als doel de productie en marktacceptatie van SAF te versnellen en zo bij te dragen aan een duurzamere luchtvaartsector.
Meer lezen

Leven binnen planetaire grenzen op de Herkenrode site

Universiteit Hasselt
2024
Laura
Claes
  • Fien
    Aerts
  • Kelly
    Meessen
  • Lynn
    Vandenbrande
  • Milan
    Claessens
  • Robbe
    Wuyts
  • Steven
    Lux
  • Tine
    Depae
  • Tom
    Verhemeldonck
Willen we de toekomst leefbaar houden, dan moeten we evolueren naar een maatschappij die de klimaatverandering beperkt tot een stijging van max. 1,5°C en die ook de andere planetaire grenzen niet overschrijdt en dit op een manier die een goed leven biedt voor iedereen (het beeld van een donuteconomie). We proberen op dit moment aan deze toekomst te werken (met wisselend succes), maar vaak voelt het aan alsof we vooral moeten inleveren, minderen, opgeven en hebben we minder aandacht voor wat er in de plaats kan komen. Bovendien krijgen we vaak doembeelden voorgeschoteld van hoe de toekomst er zal uitzien als we er niet in slagen om het tij te keren, maar zelden wordt er verbeeld hoe deze toekomst er zou kunnen uitzien, als we er wel in slagen. In die zin zijn we met z’n allen op weg, zonder te weten waar we willen geraken.

Het doel van de samenwerking van het seminarie circulair bouwen en de masterstudio is om dit (radicale én positieve) toekomstbeeld proberen te verbeelden, zonder ons op dit moment af te vragen hoe we daar geraken. We willen vooral onderzoeken hoe een gemeenschap er zou kunnen uitzien die al haar leden (menselijke en niet-menselijke) laat floreren én de planetaire grenzen respecteert. We willen dit onderzoek doen op de behapbare schaal van de Herkenrode abdijsite. Dat abdijen en kloosters vroeger al samen met hun directe omgeving regeneratieve gemeenschappen vormden, is daarbij een pluspunt.
Meer lezen

Feasibility Study of Virtual Energy Reporting based on Process Data in Historian

Universiteit Gent
2024
Lukas
Favoreel
This master's thesis is titled "Feasibility Study of Virtual Energy Reporting Based on Process Data in Historian," and is conducted as part of the Master of Science in Electrical Engineering Technology - Automation for the academic year 2023-2024. The goal of this thesis is to develop a virtual, low-cost energy monitoring system using process data. This research was supervised by Dr. ir. Nele De Geeter and ir. Jeroen Pandelaere from Actemium Beverage Aalter. The thesis explores the feasibility of implementing a virtual energy reporting system based on existing process data stored in a historian database.
The aim of this work is to gain a better understanding of the energy consumption of an industrial process in a cost-effective way. It is applied to a UHT process at Puratos, one of Actemium's customers.
From an economic and environmental point of view, it is important to minimize the energy consumption of such a process, but the problem is that there is little insight into the energy consumption. In addition, process optimization is done by trial and error, resulting in an inefficient and costly method of improvement.
The developed system uses data from existing sensors used to control the relevant industrial processes. By analysing these data and components, the theoretical energy consumption is calculated, providing an approximation of the actual energy consumption.
The main advantage of this type of virtual energy monitoring system is that a virtual model can be used to evaluate different scenarios without the need for extensive real-world testing. This approach allows the optimal solution to be identified more quickly and cost-effectively. It also provides a better idea of the production cost of treating the product, resulting in a better revenue model.
Meer lezen

Innovatief gevelsysteem met metselwerk en biobased isolatie: Hygrothermische evaluatie via experimenten en HAM-simulaties

Universiteit Gent
2024
Ruben
Van den Bossche
De energietransitie in de bouw geeft aanleiding tot grotere isolatiediktes, waardoor de klassieke spouwmuur onhoudbaar wordt. Daarom gaat dit onderzoek in op een innovatief gevelsysteem via de praktijk van BLAF architecten, bestaande uit een metselwerk buitenschil en achterliggend houtskelet met biobased isolatie. De evaluatie gebeurt vanuit hygrothermisch oogpunt, dus met aandacht voor vocht- en warmtetransport in de wand. Enkel zo kunnen we meer inzicht verwerven in de performantie van duurzame bouwmethoden. Bovendien is het ook cruciaal om het risico op vochtschade te begroten en beperken. Het onderzoek verliep via simulaties, experimentele opstellingen met testmuren en een meetcampagne in een eengezinswoning.
Meer lezen

3D-printen van een gezonde snack met eendenkroos-eiwit

Erasmushogeschool Brussel
2024
Jorinde
Verschueren
Deze bachelorproef onderzoekt het op maat 3D-printen van een gezonde snack op basis van eendenkroos, een eiwitrijk en duurzaam ingrediënt. Het onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een personaliseerbaar recept dat kan worden aangepast aan de voedingsbehoeften van de consument. Het doel is een innovatieve snack te creëren die zowel voedzaam, milieuvriendelijk als afgestemd op individuele voorkeuren is.
Meer lezen

Determining the Mechanical Properties of Various Types of Flax Fibre Cloths

Universiteit Antwerpen
2024
Vincent
Jacobs
In recent years, interest in the use of ecological materials in the production of fibre-reinforced composites has increased enormously. This study investigates if the mechanical properties of different types of flax fibre cloth could act as a substitute for carbon fibre in composite materials. The study focuses on nine different flax fibre cloths, each with different weight classes and different patterns, combined with bio-epoxy resin to create fiber reinforced composites. The study compares the mechanical properties, such as tensile strength and elongation of these flax-based composites. The results indicate that flax fibre composites achieve similar strengths to carbon fibres composites, but due to the fact that they require more layers resulting in greater thickness and weight, their applications are limited, especially in weight-sensitive areas. Unidirectional (UD) flax fibres exhibit the highest tensile strength of all flax fibres tested. In addition, the research shows that the importance of the proper fibre-epoxy ratio is huge, variations in epoxy content will affect the mechanical properties enormously. Bio-epoxy resin, which contains up to 34% biodegradable material, is a good substitute for traditional epoxies. The only difference of bio epoxy is the fact that it is more ductile. Overall, the research highlights the potential applications of flax fibre as a sustainable alternative to synthetic fibres, like carbon or glass fibre.
Meer lezen

Duurzaamheidsrapportering in genoteerde vennootschappen

Universiteit Antwerpen
2024
Eline
Roels
Samenvatting
1. Door de omvang van de problematiek van de klimaatverandering wordt het duidelijk dat verschillende belanghebbenden zullen moeten bijdragen aan de bestrijding ervan. Hierbij wordt steeds meer aandacht besteed aan de rol van ondernemingen, die via duurzaamheidsrapportering verantwoordelijk kunnen worden gesteld. De Europese Unie heeft in dit kader niet stil gezeten en heeft een nieuwe richtlijn voorbereid, de Corporate Sustainability Reporting Directive. Deze richtlijn zal voor een groot aantal ondernemingen de verplichting tot duurzaamheidsrapportering opleggen. In het licht van deze nieuwe richtlijn en het feit dat een groot aantal ondernemingen hiervoor niet verplicht waren te rapporteren, lijkt het nuttig om te onderzoeken in hoeverre ondernemingen hierop zijn voorbereid.

2. Om dit te evalueren wordt allereerst het juridisch kader onderzocht, dat grote uitbreidingen met zich meebrengt. Zo zullen veel ondernemingen die voorheen niet over duurzaamheid rapporteerden, dit nu wel moeten doen. Bovendien wordt het toepassingsgebied qua inhoud aanzienlijk uitgebreid, vooral door de ESRS-standaarden die worden geïntroduceerd bij de CSRD. De ESRS-standaarden bestaan uit een aantal dwarsdoorsnijdende standaarden en thematische standaarden waaronder de ondernemingen zullen moeten rapporteren. Ondernemingen zullen hun rapportering moeten uitvoeren met een grote mate van detail. Voor sommige ondernemingen komt dit er bovendien al snel aan, waarbij sommige ondernemingen volgend jaar al moeten rapporteren over hun boekjaar in 2024.

3. In het kader van deze aangrijpende juridische veranderingen, lijkt het nuttig om te onderzoeken in hoeverre ondernemingen al rapporteren over duurzaamheid en of de nieuwe wetgeving haalbaar zal zijn voor deze ondernemingen. In dit empirisch onderzoek zijn de variabelen opgesteld door informatie te putten uit de duurzaamheidsrapporten van 2022. Hieruit worden de huidige problematieken omtrent duurzaamheid achterhaald. Deze variabelen worden vervolgens getoetst aan de duurzaamheidsrapporten van de ondernemingen van de BEL 20, BEL Mid en BEL Small. Uiteindelijk worden de bevindingen over duurzaamheidsrapportering in 2022 vergeleken met de CSRD-richtlijn en ESRS-standaarden om de stand van zaken van de ondernemingen te achterhalen. Dit helpt een beter beeld te vormen over de huidige positie van de ondernemingen en of deze stand van zaken tekort schiet in de toekomst.

Het onderzoek begint met het analyseren of ondernemingen überhaupt al rapporteren over duurzaamheid, wat niet bij alle ondernemingen al het geval is. Vervolgens wordt er onderzocht waar deze informatie zich bevindt, dit is van belang voor de consistentie met de financiële informatie. De resultaten tonen aan dat de overgrote meerderheid van de ondernemingen duurzaamheidsinformatie in het jaarverslag opneemt, wat de consistentie met de financiële informatie ten goede komt. Daarna wordt onderzocht in welke mate ondernemingen vrijwillig het belang van duurzaamheid erkennen. Dit wordt getoetst aan de vermelding van duurzaamheidsthema’s in het voorwoord en de aanwezigheid van een materialiteitsanalyse. Uit de bevindingen komt naar voren dat de vermelding van een duurzaamheidsthema daalt per categorie. De ondernemingen van de BEL 20 vermelden dit bijna allemaal, bij de BEL Mid doen 75% van de ondernemingen dit, terwijl dit bij de BEL Small 52% is. Bij de meeste ondernemingen lijkt het eerder de verantwoordelijkheid van de CEO om dit voorwoord op te stellen. Daarnaast hanteren ondernemingen vaak een (dubbele) materialiteitsanalyse. Deze analyse is voornamelijk aanwezig bij de ondernemingen van de BEL 20 en BEL Mid en komt minder naar voren bij de BEL Small.

Nadat onderzocht is of ondernemingen rapporteren over duurzaamheid en of zij vanuit zichzelf al met deze thema’s bezig zijn, wordt ook de inhoud van deze rapporteringen beoordeeld. Allereerst wordt onderzocht volgens welke standaarden ondernemingen hun duurzaamheidsrapportering opstellen. De conclusie hierbij is dat er een grote diversiteit aan rapporteringsstandaarden wordt gebruikt, doordat de NFRD geen verplichte standaarden oplegt. De EU hoopt hier in de toekomst verandering in te brengen, door de komst van de ESRS-standaarden. Hoogstwaarschijnlijk zal de diversiteit aan standaarden blijven bestaan, maar zullen de ondernemingen enkel onder de ESRS-standaarden moeten rapporteren om ook aan de andere standaarden te voldoen.

Met betrekking tot de klimaatdoelstellingen, zijn de meeste ondernemingen vanaf 2021 hun CO2uitstoot beginnen meten. Uit deze resultaten blijkt dat de BEL 20 en BEL Mid al uitgebreid rapporteren over hun uitstoot scopes 1, 2, terwijl de inspanningen van de BEL Small achterblijven. Vooral de rapportering over scope 3 blijft een grotere uitdaging dan de andere scopes, dit voor alle categorieën van ondernemingen. Niettemin komen de ESRS-standaarden hier al tegemoet door de ondernemingen de mogelijkheid te bieden deze scope in het eerste jaar, weg te laten. De klimaatkwesties hebben bovendien voor de verscheidene ondernemingen een andere impact, hierdoor wordt het belang van sectorale standaarden benadrukt.

Bij de sociale thema's valt op dat ondernemingen al uitgebreid rapporteren over deze thema’s. Dit staat in contrast met de rapportering over klimaatthema’s, waarbij de rapportering voor sommige ondernemingen toch moeizamer gaat. Dit kan verklaard worden doordat de informatie in eigen onderneming en bij eigen personeel verzamelen, simpeler is.

4. Op dit moment zijn er nog uiteenlopende resultaten op te merken tussen de verschillende ondernemingen, dit is vooral bij de BEL Small in vergelijking met de BEL 20 en de BEL Mid. Voor de meeste ondernemingen zal de komst van de CSRD inspanningen verwachten. De mate waarin ondernemingen zich zullen moeten inspannen zal wel verschillen. Van sommige ondernemingen, vooral in de BEL Small, zullen er nog veel inzet verwacht worden doordat ze momenteel achterlopen in hun rapportering. Bij de andere ondernemingen is dit echter niet het geval en wordt er gerapporteerd over de onderwerpen die de ESRS-standaarden voorop zal stellen. Dit gebeurt vaak nog niet in de mate van detail die van deze standaarden en nieuwe wetgeving wordt verwacht. Ook voor hen zal er dus nog energie moeten gestoken worden in het verfijnen van hun duurzaamheidsrapporten.
Meer lezen

Het is niet al goud wat blinkt: Een onderzoek naar de status van edele materialen binnen de hedendaagse sieraadkunst van 1967 tot nu

KU Leuven
2024
Ebba
Van der Taelen
Wanneer de - relatief korte - geschiedenis van de hedendaagse sieraadkunst onder de loep wordt genomen, valt op dat de status van edele materialen erg fluctueerde. Naar dit aspect van de hedendaagse sieraadkunst is tot op heden weinig diepgaand onderzoek verricht, een hiaat dat deze masterproef tracht op te vullen door informatie die zich vaak in de marges van primaire en secundaire bronnen bevindt te verbinden.

Terwijl in het Westen tot ver in de 20ste eeuw voorname sieraden uit edele materialen - zoals edelmetalen, parels en edelstenen - vervaardigd werden, ontstond er geleidelijk aan een tendens die het roer helemaal omgooide en het juk van traditie wilde afwerpen. De evidentie dat sieraden edele materialen moesten bevatten, werd in de late jaren zestig van vorige eeuw uitgedaagd door creaties die uit alternatieve materialen - zoals papier, hout, plastic en aluminium – vervaardigd werden. De sociale betekenissen van materialen – qualities - werden losgekoppeld van hun natuurlijke eigenschappen – properties - waardoor zowel edele als onedele materialen uit puur esthetische overwegingen in sieraden geïntegreerd konden worden. Deze verschuiving, bekend als material relativism, benadrukte dat de waarde van een sieraad niet langer afhing van de gebruikte materialen, maar eerder van het achterliggende concept en de verrichte artistieke arbeid. Dit markeerde in de late jaren zestig het begin van de hedendaagse sieraadkunst, waarbij materiaalkeuze voortkwam uit artistieke overwegingen in plaats van traditie.
Hoewel sommige sieraadmakers resoluut voor alternatieve materialen kozen en het gebruik van edele materialen stiefmoederlijk behandelden, bleven andere edele materialen trouw en trachtten ze er een nieuwe vormentaal voor te ontwikkelen. In de jaren zestig was er in de Duitstalige sieraadscene bijvoorbeeld nog steeds animo om met edele materialen te werken, terwijl deze in de Nederlandse scene bijna volledig verbannen werden uit ideologische optiek. Edele materialen bleven dus sluimeren in de hedendaagse sieraadkunst én hun gebruik werd door sieraadmakers geïnnoveerd - twee aspecten die in bronnen vaak onderbelicht bleven. De status van edele materialen zou in de daaropvolgende decennia nog vaak fluctueren: in sommige decennia werd het gebruik van edelstenen, edelmetalen en parels op grote schaal omarmd, terwijl deze materialen in andere stiefmoederlijk behandeld werden. Zo kende het klassieke, uit edele materiaal vervaardigde sieraad aan het einde van de jaren tachtig een heuse revival, die zich in de jaren negentig doorzette.

Het in vraag stellen van edele materialen is sinds het ontstaan van de hedendaagse sieraadkunst de facto een belangrijk kenmerk van deze toegepaste kunstvorm geworden, dat zich zowel uit in specifieke sieraadcreaties met het gebruik van edele materialen als onderwerp, als in publiekelijk gevoerde debatten tussen sieraadmakers en -onderzoekers.
Meer lezen

Rethinking Anthropocene Architecture At Altitude

KU Leuven
2024
Marthe
Van Rompaey
De totale hoeveelheid door de mens gemaakte massa heeft de totale hoeveelheid biomassa op aarde ingehaald. Een nieuw tijdperk waarin de mens domineert, het Antropoceen, kondigt zich aan. Met 'sneller en meer' als religie, ontsnapt ook onze architectuurpraktijk niet aan de huidige tendens. Maar kan de tendens doorbroken worden en kan (interieur)architectuur een symbiotische relatie tussen mens en natuur vormgeven?

Marthe neemt je aan de hand van zes paviljoenen mee op een scenografische wandeling doorheen de Aosta Vallei. Doormiddel van tekst, maquette en film wordt op zoek gegaan naar alternatieve ontwerppraktijken die ruimte maken voor mens én anders-dan-mens. Wie de bergtop bereikt, vindt geen absolute waarheden, maar leert gaandeweg in vraag stellen langs paviljoenen die bewegen tussen hyperartificiële poëzie en de taal van de natuur.
Meer lezen

Compact space spectrometer benefitting climate change monitoring

Vrije Universiteit Brussel
2024
Matéo
Yerlès
Ik heb een ruimtespectrometer ontworpen voor het monitoren van klimaatverandering die betere prestaties levert dan de state-of-the-art in elk domein. De omvang is 90 keer kleiner, waardoor de satelliet in één CubeSat-eenheid past. De ruimtelijke resolutie is beter (<5 km) voor een swathbreedte van 1000 km groter voor een totaal van 3700 km. En het geanalyseerde spectrum is veel groter.
Meer lezen

Él Que se Apura, Pierde Tiempo He Who Rushes, Wastes Time* Charting the Course for a Just Energy Transition in the midst of a Green Hydrogen “Rush” in Magallanes, Chile: The Critical Role of Local Voices

Universiteit Gent
2024
Sil
Maslov
Mijn masterthesis onderzoekt de invloed van de dringende groene energietransitie en de daarbij snelgroeiende groene waterstofindustrie in Patagonië, Chili, op lokale gemeenschappen en het milieu. De studie benadrukt de spanningen tussen wereldwijde klimaatambities en de sociaal-ecologische rechtvaardigheid op lokaal niveau. Door middel van veldonderzoek en interviews met lokale activisten en betrokken burgers, breng ik de risico's van 'groen extractivisme' in kaart, waarbij schijnbaar duurzame technologieën leiden tot nieuwe vormen van exploitatie en marginalisatie. Mijn onderzoek pleit voor een inclusieve en rechtvaardige energietransitie, waarin lokale stemmen centraal staan.
Meer lezen

Wonen in de naoorlogse stad

Universiteit Gent
2024
Nienke
Degraeve
Deze masterscriptie onderzoekt de rol van gedeelde ruimte in de leefbaarheid van naoorlogse Weense Gemeindebau, de sociale woningbouw van 1945-1970, in relatie tot de leefbaarheid en duurzaamheid van deze (sociale) woonbuurten. De naoorlogse woonblokken zijn vaak monotoon en beperkt in functie vanwege de beperkte middelen en woningnood na WOII en worden op vele andere plaatsen afgebroken, in Wenen echter niet. Aangezien de gebouwen zelf weinig voorzieningen bieden, zijn nabijgelegen buitenruimtes en sociale voorzieningen essentieel voor de leefbaarheid. Door historische context, stedenbouwkundige planning en drie case studies te analyseren, wordt aangetoond dat aandacht voor stedenbouwkundige en sociale integratie cruciaal is.
Meer lezen

Groene investeringen: de rol van financiële beperkingen en vrouwen binnen topmanagementteams

Universiteit Hasselt
2024
Yvette
Kessels
Deze masterproef draagt bij aan de literatuur over de determinanten van groene investeringen bij kleine en middelgrote ondernemingen in Nederland. De onderzoeksopzet omvat een uitgebreide literatuurstudie, gevolgd door een empirisch onderzoek gebaseerd op data verzameld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het onderzoek richt zich op drie hoofdfactoren: de invloed van financiële beperkingen op groene investeringen, de impact van vrouwen in topmanagementteams op groene investeringen en de interactie tussen financiële beperkingen en het aandeel vrouwen in topmanagementteams op groene investeringen.
Meer lezen

De lbSN woning heropgebouwd: Analyse van het hergebruikpotentieel en de financiële haalbaarheid

Universiteit Gent
2024
Imka
Laeremans
  • Elise
    Masschelein
Het traditionele lineaire model in de bouwsector heeft een aanzienlijke ecologische impact door grondstoffenontginning en afvalproductie. Hergebruik van bouwmaterialen kan deze impact verminderen, maar de kosten-effectiviteit is twijfelachtig. Deze masterproef onderzoekt welke materialen rendabel kunnen worden hergebruikt door een een kosten-batenanalyse uit te voeren op de materialen van de lbSN-woning van BLAF architecten. De woning wordt gedemonteerd en heropgebouwd bij de Verbeke Foundation. De analyse vergelijkt de kosten van demontage en verwerking met de prijzen van nieuwe materialen en die op de hergebruikmarkt. De nodige gegevens hiervoor werden verzameld door literatuur en gesprekken met betrokkenen
Meer lezen

Experimental study of the diffusion coefficient of high-voltage LNMO spinel positive electrodes for next-generation Li-ion batteries

Vrije Universiteit Brussel
2024
Manon
Winnock
Lithium-ion batterijen spelen een belangrijke rol in de wereldwijde verschuiving weg van traditionele fossiele brandstoftechnologieën naar meer duurzame oplossingen voor energieproductie en -opslag. Echter, met de toenemende vraag naar Li-ion batterijen neemt ook de afhankelijkheid van kritieke grondstoffen, waaronder kobalt, toe. Een mogelijke oplossing ligt in de ontwikkeling van kobaltvrije elektroden, wat de afhankelijkheid van schaarse hulpbronnen zou kunnen verminderen. Deze masterthesis richt zich op het bestuderen van de volgende generatie LiNi0.5Mn1.5O4 (LNMO) spinel positieve elektroden. Om het optimale ontwerp van Li-ion batterijen met deze LNMO positieve elektrode te modelleren, is het belangrijk om betrouwbare en kwantitatieve waarden te verkrijgen voor onder andere de lithium-ion diffusiecoëfficiënt. Het hoofddoel van deze thesis is daarom het ontwikkelen van een robuust begrip van de evolutie van de lithiumdiffusiecoëfficiënt in dunne film LNMO-elektroden door middel van diverse experimentele benaderingen. Doordat de elektrode een dunne film is in plaats van een composiet, kan een systeem worden gemodelleerd waarin andere componenten zoals bindmiddelen en geleidende toevoegingen worden vermeden. De technieken die worden gebruikt om de diffusiecoëfficiënt te bepalen zijn GITT, PITT en ICI. Met deze technieken kan de evolutie van de diffusiecoëfficiënt als functie van de spanning worden bepaald. De drie technieken resulteren in diffusiviteiten die qua grootteorde verschillen, maar dezelfde trends laten zien. Voor respectievelijk ICI, PITT en GITT worden diffusiecoëfficiënten gevonden die variëren van 10−9 tot 10−13 cm²/s, 10−11 tot 10−13 cm²/s en 10−13 tot 10−15 cm²/s. Door de verschillende technieken te vergelijken, wordt geconcludeerd dat PITT het meest betrouwbaar is om de diffusiecoëfficiënt te bepalen voor dunne film LNMO-elektroden, vooral in het hoge spanningsgebied. Bovendien wordt ook de impact van de dikte van de dunne filmelektrode onderzocht. Dit toonde een gedragsverandering vanaf een dikte van 200 nm.
Meer lezen

SME Adoption of Voluntary Environmental Actions

KU Leuven
2024
Joonatan
Van Eecke Laaksonen
Deze studie onderzoekt hoe de drijfveren en belemmeringen waarmee kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) worden geconfronteerd bij het aannemen van vrijwillige milieumaatregelen de aard van hun adoptie beïnvloeden. Het onderzoek identificeert twee primaire adoptietypen: symbolisch, gekarakteriseerd door oppervlakkige milieumaatregelen, en substantieel, waarbij sprake is van een oprechte integratie van milieu relevante praktijken. Het onthult dat financiële en strategische motivaties, zoals groene premies, fiscale voordelen, merkondersteuning en klantvraag, cruciaal zijn voor het bevorderen van substantiële adoptie. In tegenstelling hiermee leiden barrières zoals lage environmental awareness en beperkte middelen vaak tot symbolische adoptie, met minimale impact tot gevolg.

Het herziene conceptuele model, ontwikkeld op basis van de bevindingen van de studie, benadrukt dat het aanpakken van economische beperkingen door middel van financiële prikkels en het verbeteren van environmental awareness kan bijdragen aan een diepere betrokkenheid. Ethische motivaties alleen zijn minder effectief zonder bijbehorende financiële of strategische voordelen. De studie draagt bij aan de bestaande literatuur door het begrip van KMO-milieumaatregelen te verfijnen en te suggereren dat substantiële adoptie waarschijnlijker is wanneer zowel financiële als strategische drijfveren aanwezig zijn, terwijl symbolische adoptie vaak voortkomt uit awareness- en resource belemmeringen.

Deze inzichten zijn cruciaal voor het afstemmen van toekomstig onderzoek en praktische interventies gericht op het verbeteren van de betrokkenheid van KMO’s bij milieumaatregelen. Verbeterde awareness en gerichte prikkels kunnen KMO’s ondersteunen bij de overgang van symbolische naar substantiële adoptie, waardoor hun duurzaamheidsinspanningen beter in lijn komen met hun bedrijfsdoelstellingen.
Meer lezen

AMobile - Optimalisatie mobile 3D-printlab

Thomas More Hogeschool
2024
Joep
de Winkel
  • David
    Gatarek
Het onderzoek naar AMobile ontstond uit de toenemende vraag naar grootschalige additieve manufacturing (LSAM) en de daarmee gepaard gaande uitdagingen. AMobile is opgezet met als doel bedrijven en scholen kennis te laten maken met grootschalig 3D-printen door middel van demonstraties en workshops op locatie.

Deze bachelorproef richt zich op de verbetering van de functionaliteit, efficiëntie en het gebruiksgemak van AMobile. Dit wordt bereikt door een literatuurstudie naar thermoplasten en een praktijkonderzoek naar de printparameters van verschillende materialen. De literatuurstudie geeft inzicht in de meest geschikte thermoplasten voor gebruik met de Pulsar-extruder. Het praktijkonderzoek richt zich op de optimalisatie van printparameters voor materialen zoals PLA en PETG. Het doel hiervan is om de geschiktheid van deze materialen voor de schroef extruder te bepalen en de bijbehorende extrusie parameters te optimaliseren.

Daarnaast omvat het project handleidingen om de gebruiksvriendelijkheid van AMobile te vergroten. Deze handleidingen dekken verschillende aspecten zoals de opstelling van de KUKA-robot, de bediening ervan en de CAM-setup. Het uiteindelijke doel is om de workflow te optimaliseren, van 3D-ontwerp tot het geprinte object.

Door deze aanpak is AMobile toegankelijker geworden voor een breder publiek en zijn er grote stappen gemaakt om het gebruiksgemak te vergroten.
Meer lezen

Vervreemde wereld. Een onderzoek naar de actuele vervreemdingsvormen binnen productie- én consumptie-as van de samenleving

Vrije Universiteit Brussel
2024
Marie
Claerhout
In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre het negentiende-eeuwse marxistische concept van 'vervreemding' nog steeds relevant is in de hedendaagse samenleving, zowel binnen de productie- als de consumptiesfeer van het economische systeem. Een diepgaande reflectie op de moderne samenleving onthult een verontrustende realiteit: vervreemding is niet alleen een historisch artefact, maar eerder een veelvoorkomend
fenomeen dat doorsijpelt in zowel productie- als consumptieprocessen. Op basis van een bijgewerkte interpretatie van Marx' theorie van vervreemding worden de losgekoppelde relaties tussen individuen, hun productie- en consumptieproducten, medemensen en het sociaaleconomische systeem blootgelegd. Moderne ontwikkelingen, waaronder consumentisme en flexibilisering, versterken dit fenomeen. De bevindingen wijzen op de complexiteit en interconnectie tussen moderne economische structuren en culturele systemen en suggereren dat een herwaardering van duurzame alternatieven en gemeenschapsgerichte waarden cruciaal is om
een vervreemde wereld te kunnen transformeren in een verbonden wereld.
Meer lezen

Fleet replacement strategy during a sustainable transition

Universiteit Antwerpen
2024
Anton
Smidts
In dit onderzoek werd er een single-case study uitgevoerd op basis van kwantitatieve analyses en kwalitatieve interviews. De studie tracht de vraag: “Hoe kan het uitvoeren van een Life Cycle Cost Analysis (LCCA) en een Total Cost of Ownership (TCO) analyse logistieke bedrijven ondersteunen bij het vormgeven van hun fleet replacement strategy?” te beantwoorden.

De uitvoering van de analyse resulteert in een jaarlijkse equivalente kost die inzicht geeft in de optimale vervangleeftijd van de traditionele trekker. Het resultaat (zonder interest) geeft duidelijk zowel het verwachte stijgende verloop bij de onderhouds- en herstellingskosten als het dalend verloop van de depreciatie weer.

Het onderzoek concludeert dat de combinatie van een Life Cycle Cost Analysis met de TCO-analyse voldoende informatie genereert voor logistieke wagenparkbeheerder om hun fleet replacement strategy onderbouwd vorm te geven. Beide analyses kunnen een hoge toegevoegde waarde creëren bij het maken van wetenschappelijk onderbouwde beslissingen. Wegens de impact van de beslissing alsook de invloed van de variabelen op de resultaten, is het van essentieel belang om als logistieke speler de analyses uitsluitend te voeden met zeer betrouwbare (primaire) data.
Meer lezen

De rol van alternatieve mens-natuurrelaties in het gedepolitiseerde Vlaamse landbouwdebat

Universiteit Gent
2024
Wout
Barbier
Een kwalitatieve studie op basis van literatuuronderzoek, discoursanalyse en interviews naar de rol van alternatieve mens-natuurrelaties in de repolitisering van het Vlaamse landbouwdebat. In het eerste deel wordt onderzocht
welke boerenorganisaties als sociale bewegingsorganisatie gezien kunnen worden.
Momenteel kunnen we enkel Boerenforum zo bestempelen. In het tweede deel
wordt aan de hand van een discoursanalyse onderzocht welke boer-natuurrelaties
door landbouworganisaties worden uitgedragen. Hiervoor wordt gefocust op de relatie van boer.inn.en met de bodem. Een instrumentalisatie- en een co-creatiediscours
worden onderscheiden. In het instrumentalisatiediscours wordt het vermogen om
gewassen te doen groeien en ecosysteemdiensten te leveren grotendeels aan de
boer.in toegeschreven. In het co-creatiediscours wordt daarentegen over de bodem
gesproken als een levende co-creator van gewassen en ecosysteemdiensten. In
het derde deel wordt de relatie van agro-ecologische en conventionele boer.inn.en
met natuurlijke elementen onderzocht aan de hand van semi-gestructureerde interviews. Ook hierbij wordt specifiek gekeken naar de relatie met de bodem. De
meeste boer.inn.en schetsen een breed beeld van de bodem. De verschillen in visie
tussen boer.inn.en worden maar deels verklaard door de agro-ecologische of conventionele aanpak van deze boer.inn.en. Ook werd in de interviews gepeild naar
andere zaken waar boer.inn.en van wakker liggen, naar de identiteit van de boer, en naar het gevoel van verbinding tussen boer.inn.en onderling en met boerenorganisaties. We kunnen besluiten dat bodemzorg benadrukken momenteel eerder
verdelend dan verbindend werkt, en dat de manier waarop er vaak over bodemzorg gesproken niet aanzet tot collectieve actie. Om een brede mobiliserende werking te
hebben zou het agro-ecologische discours meer moeten inzetten op andere dingen
waar boer.inn.en van wakker liggen, zoals financiële duurzaamheid.
Meer lezen

A political business strategy of EU green reporting rules

KU Leuven
2024
Fien
Stevens
  • Britt
    Feyaerts
In de loop der tijd is er een toenemende hoeveelheid regelgeving ontstaan met betrekking tot de manier waarop bedrijven reageren op klimaatkwesties. Het verkrijgen van inzicht in de verschillende EU-regels voor groene rapportage is van cruciaal belang. Deze scriptie onderzoekt de niet-marktomgeving van bedrijven die worden beïnvloed door de European Sustainability Reporting Standards (ESRS), met als doel het ontwikkelen van een effectieve politieke bedrijfsstrategie. De studie maakt gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethoden, met name interviews.

De uitdaging ligt in het waarborgen van uniformiteit en samenhang in de nalevingsverwachtingen, vooral voor multinationale ondernemingen (MNO's) die opereren binnen verschillende regelgevingslandschappen. De resultaten wijzen erop dat regelgevende instanties een balans moeten vinden tussen strengheid en de erkenning dat de naleving van de EU-regels voor groene rapportage een evoluerend proces is. Bedrijven die actief zijn binnen Europa verlangen naar uitgebreide en ondersteunende regelgevingskaders, naast op maat gemaakte oplossingen, ondersteuningsmechanismen en toegankelijke begeleiding voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).
Meer lezen