Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

MORE DRAMA, MORE HAPPINESS? EEN KWALITATIEF ONDERZOEK NAAR HET VERBAND TUSSEN DRAMALESSEN EN HET MENTAAL WELBEVINDEN VAN 2E-GRAADS DOORSTROOM-STUDENTEN

Universiteit Gent
2024
Matthew
Wright
Deze studie werd uitgevoerd om te bepalen hoe 2e-graads doorstroomstudenten het verband tussen dramalessen en hun mentaal welbevinden ervaren. Het zes dimensionaal mentaal welbevinden model, ontwikkeld door Ryff (1989), toont deels overlap met de in de literatuur gevonden effecten van drama en werd daarom als theoretische basis gebruikt in dit onderzoek. De onderzoeksgroep bestaat uit 6 jongeren die een 2e-graads doorstroomrichting volgen en die gedurende 40 weken 24 keer één uur per week dramales kregen als keuzevak. De studie werd uitgevoerd aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews die aan het einde van het schooljaar bij de leerlingen werden afgenomen. Om de gegevens te verwerken en analyseren werd een thematische analyse volgens Braun & Clarke (2006) toegepast. Als resultaat van het onderzoek werd er een duidelijke, positieve invloed vastgesteld op de persoonlijke groei, positieve relaties met anderen en zelfacceptatie dimensies. De invloed op de autonomie is matig en op de omgevingsbeheersing is de invloed gering. Er ontbreken gegevens om een besluit te maken over de doelgerichtheid dimensie, maar de verwachting is dat deze laag is. Het algemeen mentaal welbevinden van de participanten lijkt te zijn toegenomen na het volgen van dramalessen. Uit het onderzoek blijkt dat de invloed groter is bij jongeren wiens mentaal welbevinden laag is dan bij jongeren met een matig tot hoog mentaal welbevinden, al dient verder onderzoek dit verder te staven. De belangrijkste, niet eerder gevonden resultaten zijn dat participanten aangeven zich minder aan te trekken van de mening van anderen, makkelijker hun mening te kunnen uiten, meer te durven, meer open te staan voor nieuwe ervaringen en meer onbekenden durven aan te spreken. Vele andere resultaten bevestigen wat eerdere literatuur al bewees. Het onderzoek sluit af met een pleidooi om educatief drama een standaardonderdeel te maken van het curriculum van de middelbare school of het ten miste als potentieel keuzevak aan te bieden.
Meer lezen

Wortel-eters of geslagen honden? Klimaatclubs en het Europese mechanisme voor koolstofgrenscorrectie

Universiteit Antwerpen
2024
Toon
Van Os
Nobelprijswinnaar Nordhaus ontwierp de klimaatclub om vrijbuitersgedrag op het internationale klimaattoneel tegen te gaan. De wortel en de stok van zo’n klimaatclub komen voor het eerst tot uiting in het Europese mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM). Daardoor wordt niet enkel op productie binnen de EU een koolstofheffing geheven, maar ook op de import uit derde landen. Mijn analyse van Canada, China, India, Turkije en de VS toonde dat CBAM derde landen nieuw klimaatbeleid doet overwegen. De economische droomoplossing van een globale
koolstofprijs kan dus dichterbij komen m.b.v. koolstofgrenscorrecties. Tot slot categoriseerde ik mijn vijf casussen als wortel-eter of als geslagen hond.
Meer lezen

Uncertainty in Climate Science The Constitutive Elements of Uncertainties in Climate Model Projections

KU Leuven
2024
Ruth
Vanhaecht
Few fields in human life benefit from what we call ‘climate change’. The consequences of climate change become apparent and are obstructing–sometimes taking–our lives. This is reason enough to anticipate them and implement mitigation and adaptation strategies through policymaking. However, climate model outputs are plagued with uncertainty; this fact evokes controversy about how they should be interpreted, communicated, and used in decision-making. What do these models tell us and should we base any policy decisions on their outcomes if these are highly uncertain? To warrant our trust in the model outcomes regarding decision-making, the sources of and reasons for the uncertainty should be well-understood.
In this thesis, I investigate the emergence of uncertainty in climate model projections. More precisely, I examine what elements throughout the modelling process are the reason for the uncertainty in the outcomes and how this should be interpreted. Is trust in the outcomes warranted? I evaluate this question as a philosopher of science, conducting a philosophical analysis of the climate modelling process and the concepts related to it.
I cast light on the question by analysing climate modelling in three main ways: through a conceptual analysis of ‘model’, ‘climate’, and ‘system’, through an analysis of the experience of ‘climate’, and from a technical perspective by examining the construction of single-model components, coupled global earth system models, and model ensembles.
When considering how the climate is experienced, I find that it is not clear how it could be experienced since it is a scientifically constructed concept. On the other hand, knowledge of this scientific concept may influence our interpretation of weather phenomena. Furthermore, there are many phases in the model-building process; each phase introduces errors and therefore uncertainty that is carried along to the subsequent phases. Observational data is used to estimate some free values in the model. Choosing which values to align with the data on the one hand and with the physical theory on the other hand requires expert opinion. It is a matter of debate whether the outcomes are trustworthy when they result from alignment with observational data, at the expense of adequate representation of the physical processes. The choices made form a source of subjective uncertainty, while the technical constraints of the chosen approach introduce errors. The concept of ‘adequacy-for-purpose’ means that a model is never adequate relative to the entire climate system, but more apt to answer some questions and less apt to answer others.
Overall, there are three important elements to remember: first, a climate model is built to gain insight into climate phenomena that are highly uncertain. Although the model includes uncertainty too, it reduces the uncertainty in the climate phenomena per se. Secondly, climate models are never ‘true’, but can be adequate for their intended purpose. Using climate model outcomes for answering questions they were not built for will result in meaningless responses. Lastly, including more models and more plausible scenarios will result in more different outcomes; if these outcomes are, on average, closer to the ‘truth’, this should not be a problem. Converging outcomes does not necessarily mean they are more correct. Obtaining more correct average answers, by evaluating more models and more scenarios, is a good practice.
Meer lezen

Forecast-based Financing: A decade after its introduction - Practices & experiences in the Red Cross Movement

Universiteit Gent
2024
Germine
Abdelmalek
Genomineerde longlist Scriptieprijs
This policy report thesis explores the evolution of Anticipatory Action since its inception, tracing the roots from early pilot projects led by the German Red Cross in 2013 to the current usage across multiple countries. The research delves into the complexities of this approach, examining how it has been implemented, the lessons learned, and the potential for scaling up this initiative to ensure they become integral components of national disaster risk management frameworks.

The research identifies key trends in AA plans, highlighting the shift from small-scale pilot projects to more sustainable and widespread implementations. However, it also uncovers continuous challenges, including funding limitations, coordination issues among stakeholders, and the technical complexities linked with accurate forecasting.
Meer lezen

Comparison of leaf-level photosynthetic capacity of tropical lowland forests from the Congo and Amazon Basin

Universiteit Gent
2024
Warre
Demuynck
Winnaar Scriptieprijs
Winnaar Eosprijs
Genomineerde shortlist NBN Sustainability Award
De fotosynthetische capaciteit van verschillende boomsoorten en lianen werd voor de allereerste keer vergeleken tussen twee sites in het Amazonewoud enerzijds en één site in het Centraal-Afrikaanse regenwoud anderzijds. De fotosynthese was opvallend hoger in het Afrikaanse bos. We zouden dus best verschillende parameters gebruiken voor beide regenwouden in vegetatiemodellen. Zo kunnen we klimaatverandering en de impact ervan beter voorspellen. Dit onderzoek kan helpen om meer aandacht te vestigen op het vaak vergeten Afrikaanse regenwoud.
Meer lezen

Climate activism and the protest paradigm: a quantitative content analysis of Flemish online news content

Universiteit Gent
2024
Ines
Boeckxstaens
De representatie van protest in nieuwsmedia speelt een cruciale rol in het vermogen van sociale
bewegingen om de publieke opinie en politieke agenda’s te beïnvloeden. Ondanks de groei van de
klimaatbeweging en het specifieke belang van media aandacht voor de klimaatzaak, blijft
empirisch onderzoek naar klimaatprotesten in media schaars. Deze scriptie gebruikt het protest
paradigma als theoretisch kader om de representatie van klimaatactvisme in nieuwsmedia te
bestuderen. Het protest paradigma benadrukt patronen in berichtgeving die protesten
delegitimeren, vaak door negatieve aspecten zoals geweld te benadrukken, en zo de publieke
perceptie te beïnvloeden. Deze studie onderzoekt Vlaamse online nieuwsinhoud door middel van
een kwantitatieve inhoudsanalyse, waarbij de aanwezigheid van indicatoren van het protest
paradigma en factoren die het gebruik ervan beïnvloeden, worden onderzocht. De bevindingen
tonen dat delegitimerende framing nog vaak aanwezig is, zij het soms naast legitimerende frames.
Daarnaast zien we wel een aanzienlijke aanwezigheid van niet-officiële bronnen, wat afwijkt van
de verwachtingen van het protest paradigma. Bovendien tonen protestkenmerken, zoals het
gebruik van illegale en radicale protestactieken en locatie, effecten op het gebruik van het
paradigma. Hoewel geen significante verschillen werden waargenomen tussen verschillende
types van nieuwsmerken, wordt verder onderzoek, vooral naar alternatieve nieuwsmerken,
aanbevolen. In essentie biedt deze scriptie waardevolle inzichten in de dynamische representatie
van klimaatactivisme in Vlaamse online nieuwsmedia, waarbij de complexiteiten inherent aan
mediavertegenwoordiging van sociale bewegingen worden onderstreept.
Meer lezen

Leven binnen planetaire grenzen op de Herkenrode site

Universiteit Hasselt
2024
Laura
Claes
  • Fien
    Aerts
  • Kelly
    Meessen
  • Lynn
    Vandenbrande
  • Milan
    Claessens
  • Robbe
    Wuyts
  • Steven
    Lux
  • Tine
    Depae
  • Tom
    Verhemeldonck
Willen we de toekomst leefbaar houden, dan moeten we evolueren naar een maatschappij die de klimaatverandering beperkt tot een stijging van max. 1,5°C en die ook de andere planetaire grenzen niet overschrijdt en dit op een manier die een goed leven biedt voor iedereen (het beeld van een donuteconomie). We proberen op dit moment aan deze toekomst te werken (met wisselend succes), maar vaak voelt het aan alsof we vooral moeten inleveren, minderen, opgeven en hebben we minder aandacht voor wat er in de plaats kan komen. Bovendien krijgen we vaak doembeelden voorgeschoteld van hoe de toekomst er zal uitzien als we er niet in slagen om het tij te keren, maar zelden wordt er verbeeld hoe deze toekomst er zou kunnen uitzien, als we er wel in slagen. In die zin zijn we met z’n allen op weg, zonder te weten waar we willen geraken.

Het doel van de samenwerking van het seminarie circulair bouwen en de masterstudio is om dit (radicale én positieve) toekomstbeeld proberen te verbeelden, zonder ons op dit moment af te vragen hoe we daar geraken. We willen vooral onderzoeken hoe een gemeenschap er zou kunnen uitzien die al haar leden (menselijke en niet-menselijke) laat floreren én de planetaire grenzen respecteert. We willen dit onderzoek doen op de behapbare schaal van de Herkenrode abdijsite. Dat abdijen en kloosters vroeger al samen met hun directe omgeving regeneratieve gemeenschappen vormden, is daarbij een pluspunt.
Meer lezen

Innovatief gevelsysteem met metselwerk en biobased isolatie: Hygrothermische evaluatie via experimenten en HAM-simulaties

Universiteit Gent
2024
Ruben
Van den Bossche
De energietransitie in de bouw geeft aanleiding tot grotere isolatiediktes, waardoor de klassieke spouwmuur onhoudbaar wordt. Daarom gaat dit onderzoek in op een innovatief gevelsysteem via de praktijk van BLAF architecten, bestaande uit een metselwerk buitenschil en achterliggend houtskelet met biobased isolatie. De evaluatie gebeurt vanuit hygrothermisch oogpunt, dus met aandacht voor vocht- en warmtetransport in de wand. Enkel zo kunnen we meer inzicht verwerven in de performantie van duurzame bouwmethoden. Bovendien is het ook cruciaal om het risico op vochtschade te begroten en beperken. Het onderzoek verliep via simulaties, experimentele opstellingen met testmuren en een meetcampagne in een eengezinswoning.
Meer lezen

Sustainably managing forests for a resilient future: an evaluation of different thinning intensities

KU Leuven
2024
Anais
Neufkens
Bossen zijn essentieel voor de maatschappij omwille van de verschillende ecosysteemdiensten die ze ons leveren. Niettemin worden onze bossen tegenwoordig bedreigd door de klimaatsverandering, hetgeen gepaard gaat met hogere temperaturen, onregelmatige regenval en een veranderend verstoringspatroon. Om de ecosysteemdiensten die ze leveren te garanderen naar de toekomst toe, moeten we daarom ons bosbeheer richten op het verhogen van de stabiliteit van het bos tegen de klimaatsverandering. Dit betekent dat we zijn capaciteit om veranderingen te weerstaan en snel te herstellen na een verstoring moeten verhogen. Dit type van duurzaam bosbeheer wordt ook wel klimaatslim bosbeheer genoemd. Dunning is een beheermaatregel die bomen weghaalt uit het bos om zo de overige bomen meer ruimte te geven en hun groei te stimuleren. Dunning werd reeds voorgesteld als een beheeringreep die de weerbaarheid van het bos tegen klimaatsverandering kan vergroten door de competitie tussen bomen te reduceren en de droogteweerstand te vergroten. Daarom onderzochten we met het mechanistische bosmodel iLand hoe verschillende dunningsintensiteiten de stabiliteit van de soortensamenstelling en de bosstructuur tegen klimaatsverandering kunnen beïnvloeden voor het Meerdaalwoud en Heverleebos. De dunningsintensiteit geeft aan hoeveel bomen er worden weggehaald tijdens de dunning. Er werd verwacht dat een hogere dunningsintensiteit gepaard zou gaan met een hogere stabiliteit. We programmeerden het huidig bosbeheer van het bos op basis van het huidige bosbeheerplan en suggesties van de boswachters in iLand, en evalueerden vier beheerscenario’s, met name een scenario zonder beheer en een verwijdering van 5%, 10%, of 20% van het grondvlak van het bos om de acht jaar, onder variërende klimaatscenario’s. Het grondvlak van het bos is de som van de oppervlakten van de stamdoorsneden op borsthoogte in een hectare en wordt uitgedrukt in vierkante meter per hectare. Onze resultaten toonden aan dat een hogere dunningsintensiteit de soortensamenstelling en de bosstructuur sterker veranderden, alhoewel deze trend minder duidelijk was voor de bosstructuur. Het grondvlak van het bos herstelde minder goed bij een hogere dunningsintensiteit, wat het geval was voor alle klimaten behalve in het warm en droog klimaat waar de veerkrachtigheid van het bos het laagst was en niet verschillend tussen de dunningsscenario’s. Daarenboven vonden we ook dat de stabiliteit van het bos beïnvloed werd door het klimaat. Het meest extreme klimaat werd gekenmerkt door de grootste veranderingen in de boskenmerken, waarbij het aantal kleine bomen toenam en soorten zoals inheemse eiken, douglasspar en Corsicaanse den algemener werden. Ons onderzoek verkende voor het eerst in de Atlantische regio het gebruik van een mechanistisch landschapsmodel om klimaatslimme beheerstrategieën te onderzoeken en geeft suggesties voor verder onderzoek gebruikmakend van dit model.
Meer lezen

“De werkelijkheid laat zich niet vangen in taal”. Klank en stem als ecokritische motieven in Marente de Moors ‘Foon’ (2018) en ‘Ogentroost’ (2022) van A.H.J. Dautzenberg

Universiteit Antwerpen
2024
Fee
Van Eynde
In 2018 was het Nederlandstalige literaire veld in de greep van de vraag waar klimaatfictie bleef, aangezien de desastreuze gevolgen van de klimaatverandering toch niet te negeren vielen. In datzelfde jaar verscheen 'Foon' van Marente de Moor, een ecologisch geëngageerde roman die aan de hand van het Griekse ‘foon’, dat zich laat vertalen als klank en stem, denkpatronen verkent die aan de grondslag van de klimaatverandering liggen. Ook 'Ogentroost' (2022) van Anton Dautzenberg maakt gebruik van datzelfde motief. Beide romans zetten geluiden in om te wijzen op de onmogelijkheid van de mens om controle uit te oefenen op de wereld en tonen een bijzondere aandacht voor de stem van niet-menselijke actoren. Aan de hand van ‘foon’ formuleren ze een tegenmelodie bij het antropocentrische wereldbeeld.
Meer lezen

Woonvoedsellandschap

Universiteit Hasselt
2024
Sien
Vandebon
  • Leen
    Vansteenkiste
  • Bjorn
    Ernens
  • Laurence
    Cloots
  • Mathias
    Herbots
  • Matthias
    Pieters
  • Memhet
    Basaran
  • Natasja
    Varlamoff
  • Niels
    Moermans
  • Pieter
    Thijs
  • Stephanie
    Remels
  • Tim
    Borgers
  • Yasin
    Can
Het woonlandschap van Kermt staat voor de uitdaging van een toenemend aantal huishoudens door gezinsverdunning en vergrijzing. Het binnengebied van het bouwveld heeft de status van woonuitbreidingsgebied, maar ontwikkeling hiervan zou de laatste groene ruimte in Kermt doen verdwijnen. De privatisering van verkavelingen belemmert bovendien elke verbinding met dit groene binnengebied. Voedsel als common wordt voorgesteld als programmatorsiche strategie om dit versnipperde woonlandschap te transformeren. Een systeem waarin voedsel als common wordt beschouwd, verbetert niet alleen de toegang tot lokaal geproduceerd voedsel, maar versterkt ook de sociale cohesie. De Abdij van Herkenrode, opgericht door cisterciënzers in de 13e eeuw, bood een zelfvoorzienend landbouwmodel dat natuur en voedselproductie verenigde. Dit historische "voedsellandschap" dient als inspiratie voor de herintroductie van duurzame landbouwstrategieën, die bijdragen aan de huidige woonbehoefte en behoud van groene ruimte. Daarom wordt onderzocht of een synergie tussen wonen en voedsel de groene ruimte in het binnengebied kan behouden en toch voldoen aan de woningvraag.
De onderzoeksvraag luidt:
WOONVOEDSELLANDSCHAP: HOE KAN EEN VERKAVELINGSWIJK BIJDRAGEN AAN EEN HERINTRODUCTIE VAN HET HISTORISCHE VOEDSELLANDSCHAP VAN HERKENRODE?
Om een woonvoedsellandschap tot stand te brengen zijn er ontwerpsystemen nodig. Een eerste ontwerpsysteem dat onderzocht wordt is de patronentaal van permacultuur. De patronentaal biedt de opportuniteit om de statische kavel te transformeren naar een dynamische kavel door middel van een synergie tussen wonen en voedsel. De patronen, in lijn met natuurlijke ecosystemen, geven weer hoe dit gerealiseerd kan worden. De nomade zal een tweede ontwerpsysteem vormen dat inspeelt op de verschillende noden van het toenemende aantal huishoudens. Het is een adaptief en flexibel ontwerpsysteem dat fluctueert met de seizoenen. Het zal een nieuwe vorm van wonen introduceren die de synergie tussen wonen en voedsel bevordert. Deze beide ontwerpsystemen zullen een antwoord bieden op de onderzoeksvraag.
Door deze ontwerpprincipes te integreren in het ontwerp en de ontwikkeling van het woonvoedsellandschap, kan een veerkrachtig en dynamisch landschap gecreëerd worden. De introductie van een woonvoedsellandschap bewaard de groene open ruimte in Kermt, maar voldoet ook aan de toekomstige woningvraag. Dit landschap voldoet niet alleen aan de behoeften van de bewoners, maar draagt ook bij aan een meer verbonden samenleving. Bovendien versterkt het de klimaatbestendigheid en leidt het tot een hoger ruimtelijk rendement. De laatst overgebleven groene ruimte in de kern van Kermt kan door middel van een woonvoedsellandschap bewaard blijven. Door de introductie van een woonvoedsellandschap kan een verkavelingswijk bijdragen aan de herintroductie van het voedsellandschap van de Abdij van Herkenrode.
Dit pilootproject van een woonvoedsellandschap heeft het potentieel om als voorbeeld te dienen in Vlaanderen voor vergelijkbare bouwvelden met een groen binnengebied. De ontwerpprincipes van het woonvoedsellandschap kunnen namelijk specifiek worden afgestemd per locatie, en de voedselproductie zal steeds variëren. Hierdoor vormt het woonvoedsellandschap een waardevolle toolbox die kan worden toegepast in heel Vlaanderen. Het biedt een dynamische benadering die rekening houdt met de specifieke kenmerken van verschillende locaties, waardoor een geïntegreerd en dynamisch kavellandschap wordt bekomen.
Meer lezen

Duurzaamheidsrapportering in genoteerde vennootschappen

Universiteit Antwerpen
2024
Eline
Roels
Samenvatting
1. Door de omvang van de problematiek van de klimaatverandering wordt het duidelijk dat verschillende belanghebbenden zullen moeten bijdragen aan de bestrijding ervan. Hierbij wordt steeds meer aandacht besteed aan de rol van ondernemingen, die via duurzaamheidsrapportering verantwoordelijk kunnen worden gesteld. De Europese Unie heeft in dit kader niet stil gezeten en heeft een nieuwe richtlijn voorbereid, de Corporate Sustainability Reporting Directive. Deze richtlijn zal voor een groot aantal ondernemingen de verplichting tot duurzaamheidsrapportering opleggen. In het licht van deze nieuwe richtlijn en het feit dat een groot aantal ondernemingen hiervoor niet verplicht waren te rapporteren, lijkt het nuttig om te onderzoeken in hoeverre ondernemingen hierop zijn voorbereid.

2. Om dit te evalueren wordt allereerst het juridisch kader onderzocht, dat grote uitbreidingen met zich meebrengt. Zo zullen veel ondernemingen die voorheen niet over duurzaamheid rapporteerden, dit nu wel moeten doen. Bovendien wordt het toepassingsgebied qua inhoud aanzienlijk uitgebreid, vooral door de ESRS-standaarden die worden geïntroduceerd bij de CSRD. De ESRS-standaarden bestaan uit een aantal dwarsdoorsnijdende standaarden en thematische standaarden waaronder de ondernemingen zullen moeten rapporteren. Ondernemingen zullen hun rapportering moeten uitvoeren met een grote mate van detail. Voor sommige ondernemingen komt dit er bovendien al snel aan, waarbij sommige ondernemingen volgend jaar al moeten rapporteren over hun boekjaar in 2024.

3. In het kader van deze aangrijpende juridische veranderingen, lijkt het nuttig om te onderzoeken in hoeverre ondernemingen al rapporteren over duurzaamheid en of de nieuwe wetgeving haalbaar zal zijn voor deze ondernemingen. In dit empirisch onderzoek zijn de variabelen opgesteld door informatie te putten uit de duurzaamheidsrapporten van 2022. Hieruit worden de huidige problematieken omtrent duurzaamheid achterhaald. Deze variabelen worden vervolgens getoetst aan de duurzaamheidsrapporten van de ondernemingen van de BEL 20, BEL Mid en BEL Small. Uiteindelijk worden de bevindingen over duurzaamheidsrapportering in 2022 vergeleken met de CSRD-richtlijn en ESRS-standaarden om de stand van zaken van de ondernemingen te achterhalen. Dit helpt een beter beeld te vormen over de huidige positie van de ondernemingen en of deze stand van zaken tekort schiet in de toekomst.

Het onderzoek begint met het analyseren of ondernemingen überhaupt al rapporteren over duurzaamheid, wat niet bij alle ondernemingen al het geval is. Vervolgens wordt er onderzocht waar deze informatie zich bevindt, dit is van belang voor de consistentie met de financiële informatie. De resultaten tonen aan dat de overgrote meerderheid van de ondernemingen duurzaamheidsinformatie in het jaarverslag opneemt, wat de consistentie met de financiële informatie ten goede komt. Daarna wordt onderzocht in welke mate ondernemingen vrijwillig het belang van duurzaamheid erkennen. Dit wordt getoetst aan de vermelding van duurzaamheidsthema’s in het voorwoord en de aanwezigheid van een materialiteitsanalyse. Uit de bevindingen komt naar voren dat de vermelding van een duurzaamheidsthema daalt per categorie. De ondernemingen van de BEL 20 vermelden dit bijna allemaal, bij de BEL Mid doen 75% van de ondernemingen dit, terwijl dit bij de BEL Small 52% is. Bij de meeste ondernemingen lijkt het eerder de verantwoordelijkheid van de CEO om dit voorwoord op te stellen. Daarnaast hanteren ondernemingen vaak een (dubbele) materialiteitsanalyse. Deze analyse is voornamelijk aanwezig bij de ondernemingen van de BEL 20 en BEL Mid en komt minder naar voren bij de BEL Small.

Nadat onderzocht is of ondernemingen rapporteren over duurzaamheid en of zij vanuit zichzelf al met deze thema’s bezig zijn, wordt ook de inhoud van deze rapporteringen beoordeeld. Allereerst wordt onderzocht volgens welke standaarden ondernemingen hun duurzaamheidsrapportering opstellen. De conclusie hierbij is dat er een grote diversiteit aan rapporteringsstandaarden wordt gebruikt, doordat de NFRD geen verplichte standaarden oplegt. De EU hoopt hier in de toekomst verandering in te brengen, door de komst van de ESRS-standaarden. Hoogstwaarschijnlijk zal de diversiteit aan standaarden blijven bestaan, maar zullen de ondernemingen enkel onder de ESRS-standaarden moeten rapporteren om ook aan de andere standaarden te voldoen.

Met betrekking tot de klimaatdoelstellingen, zijn de meeste ondernemingen vanaf 2021 hun CO2uitstoot beginnen meten. Uit deze resultaten blijkt dat de BEL 20 en BEL Mid al uitgebreid rapporteren over hun uitstoot scopes 1, 2, terwijl de inspanningen van de BEL Small achterblijven. Vooral de rapportering over scope 3 blijft een grotere uitdaging dan de andere scopes, dit voor alle categorieën van ondernemingen. Niettemin komen de ESRS-standaarden hier al tegemoet door de ondernemingen de mogelijkheid te bieden deze scope in het eerste jaar, weg te laten. De klimaatkwesties hebben bovendien voor de verscheidene ondernemingen een andere impact, hierdoor wordt het belang van sectorale standaarden benadrukt.

Bij de sociale thema's valt op dat ondernemingen al uitgebreid rapporteren over deze thema’s. Dit staat in contrast met de rapportering over klimaatthema’s, waarbij de rapportering voor sommige ondernemingen toch moeizamer gaat. Dit kan verklaard worden doordat de informatie in eigen onderneming en bij eigen personeel verzamelen, simpeler is.

4. Op dit moment zijn er nog uiteenlopende resultaten op te merken tussen de verschillende ondernemingen, dit is vooral bij de BEL Small in vergelijking met de BEL 20 en de BEL Mid. Voor de meeste ondernemingen zal de komst van de CSRD inspanningen verwachten. De mate waarin ondernemingen zich zullen moeten inspannen zal wel verschillen. Van sommige ondernemingen, vooral in de BEL Small, zullen er nog veel inzet verwacht worden doordat ze momenteel achterlopen in hun rapportering. Bij de andere ondernemingen is dit echter niet het geval en wordt er gerapporteerd over de onderwerpen die de ESRS-standaarden voorop zal stellen. Dit gebeurt vaak nog niet in de mate van detail die van deze standaarden en nieuwe wetgeving wordt verwacht. Ook voor hen zal er dus nog energie moeten gestoken worden in het verfijnen van hun duurzaamheidsrapporten.
Meer lezen

Strategies and Trajectories in the 'Space of Possibles': Artists' Odyssey in Navigating the Contemporary Art Field

Universiteit Gent
2024
Anna
Vyazemskaya Snauwaert
Deze masterscriptie onderzoekt hoe beginnende kunstenaars het kunstveld betreden en navigeren met behulp van Grounded Theory. De studie onderzoekt of de theoretische kaders van Bourdieu's veldtheorie, Bowness' 'cirkels van erkenning' en Wohl's 'creatieve visies' toepasbaar zijn in de hedendaagse Vlaamse en Brusselse context. De studie maakt onderscheid tussen naar binnen en naar buiten gerichte strategieën en benadrukt het belang van beide voor het begrip van de trajecten van beginnende kunstenaars. De data suggereren dat verschillen in kapitaalsamenstellingen bij beginnende kunstenaars slechts gedeeltelijk de variatie in trajecten binnen de 'ruimte van mogelijkheden' verklaren. Beginnende kunstenaars volgen niet noodzakelijk het lineaire traject voorspeld door de 'cirkels van erkenning'. Het concept van 'creatieve visies' werd bevestigd. Tot slot onderscheidt de studie vier theoretische trajecten van beginnende kunstenaars die elk op hun eigen specifieke manier het kunstveld navigeren, afhankelijk van hun interactie met het commerciële of onafhankelijke segment ervan.

Sleutelwoorden: beginnende kunstenaar, strategie, ruimte van mogelijkheden, Pierre
Bourdieu, habitus, kapitaal, cirkels van erkenning, creatieve visies
Meer lezen

Building resilience to climate change: impact of mulching on the soil water balance and potato growth

Universiteit Gent
2024
Oluwadamilare Emmanuel
Oloyede
Climate change has a significant impact on agricultural production because of its reliance on
environmental factors. Like in most parts of the world, the climate in Belgium is changing with
projections of increase in winter precipitation and decrease in summer precipitation. With
accompanying higher temperatures, evaporation will increase, and water availability will decrease,
especially in summer. It then becomes necessary to efficiently manage soil water for sustainable
crop production. While conservation agriculture is a promising climate smart agricultural
technology, it is often considered with less focus on mulching, one of the pillars of CA. In cases
where mulching has been studied, it was mostly under conventional tillage system, and about yield
and greenhouse gases emission. Since there is no one-size-fits all on soil water management. It is
imperative to conduct strategies suitable to local conditions. Potato is a staple crop in Belgium,
and it is drought sensitive. This makes it susceptible to effects of climate change. Therefore, this
research studied the impacts of mulching, under reduced tillage, on soil water balance and potato
growth as an adaptation strategy to climate change in the Flemish agricultural context.
A field experiment was conducted on a bio-parcel of the Flanders research institute for agriculture,
fisheries and food in Melle, East Flanders, Blegium. This study evaluated the effects of two
different mulch thickness (6 cm and 12 cm) against bare soil (no mulch) on evapotranspiration
(ET), potato growth, yield and water use efficiency (WUE). An adapted soil water balance
equation was used to determine ET; plant height and leaf area index (LAI) were used as parameter
of crop growth; and WUE was determined as a quotient of yield and ET. Data collected were
subjected to analysis of variance and significantly different means were separated using Tukey’s
Honestly Significant Difference (HSD) at 5% level of significance.
This study revealed that soil structural quality and soil water content improved under mulch; 12
cm mulch performed best in preventing drought stress during low rainfall; ET increased with
increasing mulch thickness though not significantly; 12 cm mulch significantly increased LAI
compared to other treatments; and yield and WUE were not significantly different among the
treatments though 6 cm and 12 cm mulch increased yield by 7.4% and 10.9% respectively.
Meer lezen

Compact space spectrometer benefitting climate change monitoring

Vrije Universiteit Brussel
2024
Matéo
Yerlès
Ik heb een ruimtespectrometer ontworpen voor het monitoren van klimaatverandering die betere prestaties levert dan de state-of-the-art in elk domein. De omvang is 90 keer kleiner, waardoor de satelliet in één CubeSat-eenheid past. De ruimtelijke resolutie is beter (<5 km) voor een swathbreedte van 1000 km groter voor een totaal van 3700 km. En het geanalyseerde spectrum is veel groter.
Meer lezen

Identifying inter-growth form differences and seasonal dynamics in leaf spectral and functional traits of lianas and trees in a tropical forest

Universiteit Gent
2024
Elise
Huysman
Lianen zijn structurele parasieten die bomen beklimmen om toegang te krijgen tot de bovenste bladerdaklaag. Hun abundantie en biomassa nemen toe in de Neotropen, wat waarschijnlijk de werking van deze tropische gebieden beïnvloedt. Lianen hebben minder structureel weefsel en beperken de groei van bomen, waar door de aangetaste bossen minder koolstof vastleggen. Hun bladreflectie is gemiddeld hoger dan die van bomen, wat de spectrale signatuur van de tropische bossen verandert.
Deze studie onderzoekt de structurele en biochemische bladkenmerken van lianen en bomen in een secundair tropisch regenwoud in Panama. De onderzochte kenmerken omvatten bladdikte, equivalente waterdikte (C), bladmassadichtheid (LMA) en koolstof- en stikstofgehalte, evenals hun stabiele isotopen δ13C en δ15N. Daarnaast wordt de bladreflectie tussen 350 en 2500 nm onderzocht, met de focus op verschillen tussen de twee groeivormen en hoe deze kenmerken variëren met seizoensveranderingen. Door een combinatie van bladkenmerkmetingen en hyperspectrale reflectiegegevens, werden statistische testen en lineaire gemengde effectenmodellen gebruikt om de gegevens te analyseren.
De resultaten onthullen significant lagere LMA, C en δ13C-gehalte voor lianen dan voor bomen. Seizoensgebondenheid heeft geen significant effect op de bladkenmerken. De reflectie van lianenbladeren is significant hoger dan die van bomen in twee van de vier waterbanden in het kortgolvig infraroodgebied en het groene gebied. Daarnaast beïnvloeden seizoensvariaties de reflectie-eigenschappen van bomen. Ze blijken significant verschillende reflecties te hebben tussen seizoenen in de twee overgebleven waterbanden en het nabij-infraroodgebied. Lianen daarentegen worden niet significant beïnvloed door seizoensgebondenheid in de vooraf bepaalde banden. De Kullback-Leiber divergentie van de reflectiespectra tussen seizoenen is meer dan 4 keer groter voor bomen dan voor lianen. Deze bevindingen suggereren dat onderzoek naar de reflectie van boombladeren seizoensgebondenheid in aanmerking moet nemen. Voor lianen daarentegen lijkt de reflectie weinig beïnvloed door seizoensgebondenheid. Zowel de bladkenmerken als de reflectie van lianen lijken stabiel te zijn gedurende het natte en droge seizoen.
Onze bevindingen suggereren dat de onderscheidende structurele en biochemische kenmerken van lianen en bomen een cruciale rol spelen in hun ecologische strategieën en interacties binnen het bosecosysteem. Verder benadrukt de studie het potentieel van hyperspectrale reflectie als een proxy voor het monitoren van blad v kenmerken. Deze inzichten dragen bij aan een beter begrip van de ecologische rollen van lianen en bomen en hun reacties op milieuveranderingen, wat essentieel is voor het voorspellen van de gevolgen van klimaatverandering voor tropische bosecosystemen
Meer lezen

De Ruimtelijk-Energetische Puzzel: Koppelkansen tussen ruimtelijke en energetische doelstellingen op wijkniveau in Mechelen

KU Leuven
2024
Laurine
De Rop
De klimaatverandering zal de vormgeving van ons leven in de nabije toekomst sterk bepalen. De komende jaren zal er dus prioriteit moeten worden gegeven aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. De omschakeling naar hernieuwbare energie is hierbij cruciaal. Er gaapt echter momenteel een enorme kloof tussen de ambitieuze visies en doelstellingen en de operationale acties op het terrein.

De ruimtelijke dimensie blijft in deze uitdaging echter vaak onderbelicht, vooral wanneer het gaat over klimaatmitigatie. Het wijkniveau vormt, als hypothese in deze masterproef, een beheersbaar en tastbaar schaalniveau om op een collectieve manier energetische doelstellingen te integreren met ruimtelijke uitdagingen en aldus samenhangende projecten te intiëren.

Deze masterproef onderzoekt daarom welke mogelijke koppelkansen er bestaan tussen ruimtelijke en energetische doelstellingen voor klimaatmitigatie op wijkniveau en de rol van de ruimtelijke planning in het identificeren en integreren van deze koppeling(en). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een iteratief leertraject dat ontwerpend onderzoek, theorievorming en bestaande praktijken integreert. Hiermee tracht deze masterproef bij te dragen aan de verdere uitbouw van kennis en inzichten rond ‘Klimaatwijken’, met een specifieke focus op de koppeling tussen ruimtelijke en energetische doelstellingen op vlak van warmteproductie, -opslag en -distributie.

De ruimtelijke planning kan bijdragen in het opnieuw zicht- en kenbaar te maken van energie voor energetische bewustwording, de energetische ruggengraat te gebruiken als drager voor ruimtelijke ontwikkeling, in te zetten op duurzame koeling voor groenere, aangenamere en comfortabelere wijken, het momentum van warmte-infrastructuuringrepen te gebruiken om ruimtelijke meerwaarde te creëren en intersectorale koppelingen te maken met energie in gedeeld ruimtegebruik. Het toepassen van deze strategieën vereist echter een nieuwe manier van denken en werken. Het is duidelijk dat ruimtelijke planning een cruciale rol speelt in de koppeling van ruimte en energie op wijkniveau, maar dat er nood is aan een gemeenschappelijke taal. Een nauwe samenwerking tussen energie-experts en ruimtelijke planners is essentieel in het garanderen van een geïntegreerd planningsproces. Daarnaast lijkt er vandaag een ontbrekende schakel te zijn tussen niet-juridisch bindende energetische plannen en hun doorwerking in omgevingsvergunningen.
Meer lezen

ECHOES OF TRANSFORMATION: Seawater Iodine Extraction Pavilion | Explorative architectural strategies for dynamic interactions between water and reappearing land within Polish coastal context (54°38’21”N 18°30’56”E).

KU Leuven
2024
Justyna
Pawelczak
In the landscape of Polish coastal patches, the tension between water and land
resonates. This study focuses on the exploration of an ecologically specific zone
within the Baltic Sea—the Bay of Puck, enclosed by the mainland and the peninsula.
Utilizing various media, from graphics to animations, the research aims to capture
and convey the observations and experiences gathered during travel. Central to this
study is an atlas that combines exploration defined as echoes and transformations
within a boundless and unpredictable context, reflecting the rather nonlinear
journey of this thesis.
The initial focus is on the coastal background, highlighting remnants of uncommon
infrastructures that stand as testaments to both past human activity and nature’s
impact. While fortifications are intended to provide defense, they remain vulnerable
to the forces of dynamic nature. Amidst rapid climate change and anthropogenic
impacts on the landscape, this area, though bounded by natural parameters controlled
by the Marine Acts, faces pressures of continuous development. The thesis delves
into the ecological aspects of Polish coastal areas, emphasizing how these factors can
inform and shape the space itself.
The study introduces findings that underscore the dynamic interaction between
these elements, especially in the context of reappearing underwater land. The
collected observations provide measures to create environmental scenarios across
various spatial and temporal phases, representing the site’s transformative nature
and gradual transition between water and land through environmental adaptation.
By exploring adaptive architectural practices that respect and respond to the natural
cycles of the environment, the study encourages different strategies, providing a
spatial intervention, as a research outcome, that is both reactive and integrating.
Ultimately, it aims to preserve the rhythm of the coastal landscape found on-site. The
distinct sense of time at the seaside is shaped by the rhythm of tides and fluctuating
water levels. The evolving landscape further enhances the comprehension of this
dynamic environment.
The research question guiding this investigation is: How can architectural practice
preserve and emphasize the dynamic interaction between land and water? The
thesis explores architectural strategies that harmonize the built environment with
the ever-changing natural world, enhancing the sensory engagement of people with
the dynamic landscape.

Meer lezen

Investigating vegetational survey efficiency using a long-term phenological survey along a subarctic elevation gradient

Universiteit Antwerpen
2024
Beau
Ramaekers
The warming of the global climate system, particularly pronounced in Arctic regions, poses significant challenges to plant species, communities and ecosystems. Understanding the dynamics of Arctic flora in response to this changing climate is crucial for predicting and mitigating its impacts. Long-term vegetational surveys are crucial monitoring tools to capture these dynamics in species diversity, distribution and phenology. Nevertheless, their observations and projections are frequently based on data lacking sufficient temporal and spatial resolution and often neglect the error caused by imperfect observations. Here, we show that species detection is influenced not only by the inherent dynamics of vegetation, including seasonal and year-to-year fluctuations and the broader context of long-term climate change, but also by other temporal, spatial and species-specific variation within the plant community. Interdependent effects of factors such as growing season temperature, seasonal timing of observation, elevation, total plot species richness, and species-specific traits were found to have a crucial impact on species observation accuracy, often manifesting through changes in phenology and morphology across different dimensions. As such, the changing climate directly and indirectly influences these factors through space and time, making it challenging to make a distinction between inherent species dynamics and inaccurate observations. Our findings highlight the need for multiple surveys per year, effective timing of monitoring within the growing season, year-to-year comparisons and adopting adequate spatial scales to account for imperfect observations, especially when studying species’ temporal dynamics. These insights contribute to broader discussions on the complexities of ecological monitoring and underscore the importance of adapting adequate survey methods to effectively capture species dynamics in a changing climate. This to avoid making misleading conclusions, resulting in over- or underestimations of species dynamics.
Meer lezen

Groene investeringen: de rol van financiële beperkingen en vrouwen binnen topmanagementteams

Universiteit Hasselt
2024
Yvette
Kessels
Deze masterproef draagt bij aan de literatuur over de determinanten van groene investeringen bij kleine en middelgrote ondernemingen in Nederland. De onderzoeksopzet omvat een uitgebreide literatuurstudie, gevolgd door een empirisch onderzoek gebaseerd op data verzameld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het onderzoek richt zich op drie hoofdfactoren: de invloed van financiële beperkingen op groene investeringen, de impact van vrouwen in topmanagementteams op groene investeringen en de interactie tussen financiële beperkingen en het aandeel vrouwen in topmanagementteams op groene investeringen.
Meer lezen

Van versnipperd naar verbonden landschap: een duurzame transitie van landschappen via nomadisch denken, trage wegen en hubs

Universiteit Hasselt
2024
Leen
Vansteenkiste
  • Lore
    Crijns
  • Taryn
    Traest
  • Britte
    Luts
  • Finn
    Boonen
  • Silke
    Grondelaers
Het Vlaamse landschap ondergaat een complexe transformatie, gekenmerkt door een toenemende versnippering van dorpen en een groeiend gebrek aan verbindingen met het omliggende landschap, als gevolg van uitbreidende ontwikkelingen en dominante infrastructuren. Deze problematieken vereisen een hernieuwde focus op leefbare dorpen en landschappen. In deze context richt dit onderzoek zich op de rol van trage wegen van deze wegen als katalysator voor verbindingen en als ruimtelijke concretiseringen van de nodige duurzame transitie.

Trage wegen worden binnen dit onderzoek benaderd als gemeengoed. Het herintroduceren van gedeeld landgebruik vormt een strategie om ruimtelijke degradatie door een marktgerichte samenleving tegen te gaan. Deze benadering van gedeeld ruimtegebruik wordt verder verkend vanuit het perspectief van het nomadische denken. De introductie van dit denkkader creëert ruimte voor het verbreden van de ontwerpdiscipline.

Uit onderzoek van trage wegen stellen we vast dat architectuur een rol van herkenning kan spelen in een context van verplaatsen en verbinden. Daarom introduceren we ankerpunten, of zogenaamde hubs, om trage wegen van leesbaarheid te voorzien. Op deze manier gaan verplaatsen en verblijven met elkaar in dialoog binnen een tastbaar verbindend netwerk.

Dit leidt tot de onderzoeksvraag:

Kunnen wij als ontwerpers plaatsmaken voor een shift naar nomadisch denken in de publieke ruimte, door zowel met trage wegen als hubs te ontwerpen die invulling kunnen geven aan de wereld van passanten?
Meer lezen

Assessing the effect of forest management on carbon stock and sequestration by remote sensing

KU Leuven
2024
Sofie
Van Winckel
Om te groeien zetten bomen koolstofdioxide (CO2) om in biomassa met behulp van
energie die ze halen uit licht (fotosynthese). Dit proces wordt ook wel koolstofvastlegging
genoemd en zo absorberen bossen zo’n 27% van de jaarlijkse wereldwijde uitstoot van
fossiele brandstoffen. CO2 is een broeikasgas dat warmte vasthoudt en door een enorme
stijging in onnatuurlijke uitstoot in de laatste decennia, zoals door industrialisatie en
ontbossing, is het een cruciale factor in klimaatverandering. Bomen absorberen niet enkel
koolstof uit de lucht, ze houden die ook vast voor een erg lange tijd, bijvoorbeeld in hun
boven- en ondergrondse biomassa. Zo’n 45% van de koolstof op aarde is opgeslagen in
bossen. Daarom bieden bossen veelbelovende toepassingen in de wereldwijde
initiatieven tegen klimaatopwarming. Het beheer van deze bossen speelt hierin een
sleutelrol, maar wetenschappers zijn het nog niet eens of het in deze context juist beter
is om bossen wel of niet te beheren. In deze thesis werden geavanceerde teledetectietechnieken gebruikt om de bovengrondse koolstofvoorraden in een Atlantisch (Nationaal
Park Brabantse Wouden, Vlaanderen, België) en Mediterraan (Catalonië, Spanje)
studiegebied te modelleren, gebaseerd op veldmetingen die als referentie dienden. Paren
en tripletten van beheerde en onbeheerde bossen werden vergeleken om vier
onderzoeksvragen te beantwoorden: 1) Is de combinatie van meerdere teledetectiebronnen superieur voor het schatten van de bovengrondse koolstofvoorraad? 2) Wat is
het effect van bosbeheer op de koolstofvoorraad? 3) Wat is het effect van bosbeheer op
koolstofvastlegging? 4) Wat is het effect van de koolstofvoorraad en het bosbeheer op de
kwetsbaarheid voor kruinbranden? De combinatie van verschillende teledetectiebronnen
bleek voordelig om koolstofopslag te voorspellen, vooral voor hoge biomassa’s. Uit de
veldgegevens in België bleek vervolgens dat onbeheerde bossen een hogere
koolstofopslag hebben dan beheerde bossen. Hoewel het bekomen model accuraat
genoeg voorspellingen maakte, werd dit verschil echter niet succesvol gedetecteerd door
het teledetectie-model, o.a. door saturatie bij signaaldetectie. In Spanje werd geen
verschil in koolstofopslag gemeten, en werd geen succesvol model verkregen. Het
gevarieerde reliëf, het tekort aan observaties en de technologische tekortkomingen
bieden hiervoor een verklaring. Vervolgens werd de koolstofopslag in België geschat voor
alle jaren tussen 2017 en 2023 volgens het finale model, om vervolgens de
koolstofvastlegging doorheen de tijd te berekenen. Hierbij werd geen verschil gevonden
tussen beheerde en onbeheerde bossen, mogelijks omdat ze nog niet lang genoeg
onbeheerd waren of het verschil niet gedetecteerd werd door teledetectie. Klimaatrampen
zoals bosbranden vormen een grote bedreiging voor de koolstofopslag in bossen, zeker
in droogtegevoelige regio’s zoals Spanje. In dit studiegebied werd een kwalitatieve
analyse gedaan naar het verband tussen koolstofopslag, bosbeheer, en de gevoeligheid
voor kruinbranden (waarbij het vuur zich via de kruin aan hoge snelheid verspreidt).
Beheerde bossen zijn over het algemeen minder gevoelig voor kruinbranden, maar er
werd geen verband gevonden met de totale koolstofopslag. Echter, hoe meer biomassa
in kleine bomen opgeslagen is, hoe gevoeliger, omdat het vuur via deze lage vegetatie
de kruin kan bereiken. Verder onderzoek naar de invloed van concrete beheersregimes
kan leiden tot meer specifieke beheersrichtlijnen.
Meer lezen

SME Adoption of Voluntary Environmental Actions

KU Leuven
2024
Joonatan
Van Eecke Laaksonen
Deze studie onderzoekt hoe de drijfveren en belemmeringen waarmee kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) worden geconfronteerd bij het aannemen van vrijwillige milieumaatregelen de aard van hun adoptie beïnvloeden. Het onderzoek identificeert twee primaire adoptietypen: symbolisch, gekarakteriseerd door oppervlakkige milieumaatregelen, en substantieel, waarbij sprake is van een oprechte integratie van milieu relevante praktijken. Het onthult dat financiële en strategische motivaties, zoals groene premies, fiscale voordelen, merkondersteuning en klantvraag, cruciaal zijn voor het bevorderen van substantiële adoptie. In tegenstelling hiermee leiden barrières zoals lage environmental awareness en beperkte middelen vaak tot symbolische adoptie, met minimale impact tot gevolg.

Het herziene conceptuele model, ontwikkeld op basis van de bevindingen van de studie, benadrukt dat het aanpakken van economische beperkingen door middel van financiële prikkels en het verbeteren van environmental awareness kan bijdragen aan een diepere betrokkenheid. Ethische motivaties alleen zijn minder effectief zonder bijbehorende financiële of strategische voordelen. De studie draagt bij aan de bestaande literatuur door het begrip van KMO-milieumaatregelen te verfijnen en te suggereren dat substantiële adoptie waarschijnlijker is wanneer zowel financiële als strategische drijfveren aanwezig zijn, terwijl symbolische adoptie vaak voortkomt uit awareness- en resource belemmeringen.

Deze inzichten zijn cruciaal voor het afstemmen van toekomstig onderzoek en praktische interventies gericht op het verbeteren van de betrokkenheid van KMO’s bij milieumaatregelen. Verbeterde awareness en gerichte prikkels kunnen KMO’s ondersteunen bij de overgang van symbolische naar substantiële adoptie, waardoor hun duurzaamheidsinspanningen beter in lijn komen met hun bedrijfsdoelstellingen.
Meer lezen

De rol van alternatieve mens-natuurrelaties in het gedepolitiseerde Vlaamse landbouwdebat

Universiteit Gent
2024
Wout
Barbier
Een kwalitatieve studie op basis van literatuuronderzoek, discoursanalyse en interviews naar de rol van alternatieve mens-natuurrelaties in de repolitisering van het Vlaamse landbouwdebat. In het eerste deel wordt onderzocht
welke boerenorganisaties als sociale bewegingsorganisatie gezien kunnen worden.
Momenteel kunnen we enkel Boerenforum zo bestempelen. In het tweede deel
wordt aan de hand van een discoursanalyse onderzocht welke boer-natuurrelaties
door landbouworganisaties worden uitgedragen. Hiervoor wordt gefocust op de relatie van boer.inn.en met de bodem. Een instrumentalisatie- en een co-creatiediscours
worden onderscheiden. In het instrumentalisatiediscours wordt het vermogen om
gewassen te doen groeien en ecosysteemdiensten te leveren grotendeels aan de
boer.in toegeschreven. In het co-creatiediscours wordt daarentegen over de bodem
gesproken als een levende co-creator van gewassen en ecosysteemdiensten. In
het derde deel wordt de relatie van agro-ecologische en conventionele boer.inn.en
met natuurlijke elementen onderzocht aan de hand van semi-gestructureerde interviews. Ook hierbij wordt specifiek gekeken naar de relatie met de bodem. De
meeste boer.inn.en schetsen een breed beeld van de bodem. De verschillen in visie
tussen boer.inn.en worden maar deels verklaard door de agro-ecologische of conventionele aanpak van deze boer.inn.en. Ook werd in de interviews gepeild naar
andere zaken waar boer.inn.en van wakker liggen, naar de identiteit van de boer, en naar het gevoel van verbinding tussen boer.inn.en onderling en met boerenorganisaties. We kunnen besluiten dat bodemzorg benadrukken momenteel eerder
verdelend dan verbindend werkt, en dat de manier waarop er vaak over bodemzorg gesproken niet aanzet tot collectieve actie. Om een brede mobiliserende werking te
hebben zou het agro-ecologische discours meer moeten inzetten op andere dingen
waar boer.inn.en van wakker liggen, zoals financiële duurzaamheid.
Meer lezen

A political business strategy of EU green reporting rules

KU Leuven
2024
Fien
Stevens
  • Britt
    Feyaerts
In de loop der tijd is er een toenemende hoeveelheid regelgeving ontstaan met betrekking tot de manier waarop bedrijven reageren op klimaatkwesties. Het verkrijgen van inzicht in de verschillende EU-regels voor groene rapportage is van cruciaal belang. Deze scriptie onderzoekt de niet-marktomgeving van bedrijven die worden beïnvloed door de European Sustainability Reporting Standards (ESRS), met als doel het ontwikkelen van een effectieve politieke bedrijfsstrategie. De studie maakt gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethoden, met name interviews.

De uitdaging ligt in het waarborgen van uniformiteit en samenhang in de nalevingsverwachtingen, vooral voor multinationale ondernemingen (MNO's) die opereren binnen verschillende regelgevingslandschappen. De resultaten wijzen erop dat regelgevende instanties een balans moeten vinden tussen strengheid en de erkenning dat de naleving van de EU-regels voor groene rapportage een evoluerend proces is. Bedrijven die actief zijn binnen Europa verlangen naar uitgebreide en ondersteunende regelgevingskaders, naast op maat gemaakte oplossingen, ondersteuningsmechanismen en toegankelijke begeleiding voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).
Meer lezen

Challenges of SAF production under the requirements of the ReFuelEU aviation initiative

Universiteit Hasselt
2024
ibeth
diaz
De luchtvaartindustrie staat voor aanzienlijke milieuproblemen, waarbij duurzame vliegtuigbrandstoffen (SAFs) essentieel zijn voor het bereiken van netto nul uitstoot. De EU-verordening ReFuelEU Aviation verplicht een toenemend gebruik van SAF, beginnend bij 2% in 2025 en oplopend tot 70% in 2050. De vijf grootste Europese luchtvaartmaatschappijen—Air France-KLM, EasyJet, IAG, Lufthansa en Ryanair—integreren geleidelijk SAF, moderniseren hun vloten en verkennen groene waterstoftechnologieën. Ondanks inspanningen vormen hoge productiekosten en beperkte capaciteit obstakels. Strategisch management, partnerschappen en regelgeving zijn cruciaal voor de overgang naar een duurzame luchtvaarttoekomst.
Meer lezen

Variability Of Water Column Denitrification and its Drivers in the Eastern Tropical Pacific Oxygen Deficient Zones

Universiteit Gent
2023
Andrea
van Langen Roson
Een studie in de variabilitieit van waterkolom denitrificatie in zuurstofminimumzones in de Oostelijke Tropische Stille Oceaan.
Meer lezen

Proving a Causal Link in Climate Change Litigation

Universiteit Gent
2023
Jozef
Seghers
We onderzoeken hoe wetenschappelijk bewijs van het verband tussen drivers van klimaatverandering en de impact en schade die ze veroorzaken, vertaald wordt naar juridisch bewijs van causaliteit in de rechtzaal. De wetenschap is in staat is om met hoge betrouwbaarheid causale verbanden aan te tonen. Samen met nieuwe juridische benaderingen vergroot dat de kansen op succes voor eisers in klimaatzaken.
Meer lezen

De invloed van de energiecrisis op de hedendaagse vastgoedprijzen

Hogeschool Gent
2023
Matthijs
Vanden Broecke
Bij dit onderzoek is het dus de bedoeling om een antwoord te krijgen op de vraag: “Wat is/was
de impact van de energiecrisis op de hedendaagse vastgoedprijzen?
Meer lezen

Enactive Ecologies: Exploring the role of enactivism in developing a relational environmental philosophy

Universiteit Antwerpen
2023
Teun
van Son
Dit werk onderzoekt hoe en in hoeverre een enactivistische benadering van cognitie bij kan dragen aan een verbindende milieufilosofie. Het concludeert dat enactivistische inzichten kunnen zorgen voor een mens- en wereldbeeld waarbij de mens middenin de wereld staat, in plaats van erboven. Daarnaast argumenteert het dat interactie met niet-menselijke natuur van groot belang is, vanuit het enactivistische concept 'participatory sense-making'.
Meer lezen