Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

MORE DRAMA, MORE HAPPINESS? EEN KWALITATIEF ONDERZOEK NAAR HET VERBAND TUSSEN DRAMALESSEN EN HET MENTAAL WELBEVINDEN VAN 2E-GRAADS DOORSTROOM-STUDENTEN

Universiteit Gent
2024
Matthew
Wright
Deze studie werd uitgevoerd om te bepalen hoe 2e-graads doorstroomstudenten het verband tussen dramalessen en hun mentaal welbevinden ervaren. Het zes dimensionaal mentaal welbevinden model, ontwikkeld door Ryff (1989), toont deels overlap met de in de literatuur gevonden effecten van drama en werd daarom als theoretische basis gebruikt in dit onderzoek. De onderzoeksgroep bestaat uit 6 jongeren die een 2e-graads doorstroomrichting volgen en die gedurende 40 weken 24 keer één uur per week dramales kregen als keuzevak. De studie werd uitgevoerd aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews die aan het einde van het schooljaar bij de leerlingen werden afgenomen. Om de gegevens te verwerken en analyseren werd een thematische analyse volgens Braun & Clarke (2006) toegepast. Als resultaat van het onderzoek werd er een duidelijke, positieve invloed vastgesteld op de persoonlijke groei, positieve relaties met anderen en zelfacceptatie dimensies. De invloed op de autonomie is matig en op de omgevingsbeheersing is de invloed gering. Er ontbreken gegevens om een besluit te maken over de doelgerichtheid dimensie, maar de verwachting is dat deze laag is. Het algemeen mentaal welbevinden van de participanten lijkt te zijn toegenomen na het volgen van dramalessen. Uit het onderzoek blijkt dat de invloed groter is bij jongeren wiens mentaal welbevinden laag is dan bij jongeren met een matig tot hoog mentaal welbevinden, al dient verder onderzoek dit verder te staven. De belangrijkste, niet eerder gevonden resultaten zijn dat participanten aangeven zich minder aan te trekken van de mening van anderen, makkelijker hun mening te kunnen uiten, meer te durven, meer open te staan voor nieuwe ervaringen en meer onbekenden durven aan te spreken. Vele andere resultaten bevestigen wat eerdere literatuur al bewees. Het onderzoek sluit af met een pleidooi om educatief drama een standaardonderdeel te maken van het curriculum van de middelbare school of het ten miste als potentieel keuzevak aan te bieden.
Meer lezen

Game changers? De rol van sociale media bij de gelijkheid van gender in de internationale topsport

KU Leuven
2024
Fleur
De Laet
Genderongelijkheid in de sport is een probleem dat zich ook in de media manifesteert. Deze studie probeert dit fenomeen als een vicieuze cirkel voor te stellen en gaat daarom op zoek naar een antwoord op de vraag: Hoe staat de vertegenwoordiging van atleten op sociale media, vergelijkend op basis van gender, in relatie tot de attitudes van het publiek ten opzichte van deze atleten? Zowel de mediadekking, media representatie en de publieke attitudes van en tegenover atleten werden onderzocht via de Instagramaccounts van twee prominente Vlaamse mediabedrijven. Hierdoor konden patronen ontdekt worden die bewijs leveren voor de relatie tussen de portrettering van mannelijke en vrouwelijke atleten en de publieke attitudes ten opzichte van hen. Een inhoudsanalyse is uitgevoerd op zowel de berichten die geplaatst zijn rond belangrijke sportevenementen van 12 verschillende sporten, alsook op de publieke reacties op Instagram op deze berichten. De resultaten bevestigen dat vrouwelijke atleten ook op Instagram ondervertegenwoordigd blijven in vergelijking met mannelijke atleten en dat sportgerelateerde genderstereotypen nog steeds aanwezig zijn in de actuele berichtgeving over sport. Wat betreft de publieke attitudes waren er enige tegenstrijdigheden te bemerken: hoewel het publiek gemiddeld een positievere houding had ten opzichte van vrouwelijke atleten, ontvingen zij tegelijk wel de meeste haatreacties. Bepaalde atleten of sporten konden meer betrokkenheid ontvangen vanwege de aard van hun berichtgeving, wat aantoont dat er een relatie is tussen mediarepresentatie en publieke attitudes. Een opvallende bevinding is dat het publiek ook kritiek uitte op het aanbod van de zender, omdat het programma naar hun mening niet voldoende gevarieerd was. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op hoe de houding van het publiek ten opzichte van atleten kan veranderen na verloop van tijd, door het zien van sociale media posts. Daarnaast zou het interessant zijn om een experiment uit te voeren om een causaal verband tussen beide variabelen aan te tonen.
Meer lezen

Langs de zijlijn of buitenspel? Representatie van partners van voetballers in de Vlaamse sportpers van 1978 tot 1997 en hun ervaringen.

KU Leuven
2024
Maarten
Drossart
Voetballers zijn al decennialang gemediatiseerde figuren, die aandacht krijgen via verschillende media. Met name sinds het begin van de 21ste eeuw zorgde dit ook voor een toename in aandacht voor hun respectievelijke partners, de Zogenaamde WAGs, Wives and Girlfriends. Dit onderzoek tracht een bijdrage te leveren rond de representatie van vrouwen van voetballers in de media in de periode vóór de toegenomen aandacht rond hun figuur, specifiek van 1978 tot 1997. Daarnaast gaat dit onderzoek ook dieper in op de ervaringen van vrouwen getrouwd met een profvoetballer op het einde van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw. Dit onderzoek bevindt zich door de focus op een marginale groep binnen de sportwereld op de kruising tussen sport- gender- en subalterne geschiedenis.
Dit onderzoek voerde een kwalitatief personderzoek uit op artikels uit Vlaamse sport- en voetbalmagazines zoals Sport ’80, Sport ’90 en Voetbalmagazine over een periode van 1978 tot 1997. Samen met artikels uit januari-edities van Het Laatste Nieuws, over een periode van 16 jaar (1980-1995), vormden deze het bronnencorpus. In de verschillende artikels kwamen de partners van voetballers via woord of beeld aan bod. Aan de hand hiervan kwamen verschillende vormen van representatie naar voren, met een sterke nadruk op traditionele vrouwelijke rollen als huismoeder of opvoedster van de kinderen. Daarnaast kwamen verschillende stereotypen naar boven die focusten op de zorgzaamheid van de vrouwen, de steun die ze boden of een focus op hun uiterlijk en vertoon. Verder waren er ook artikels die dieper ingingen op de partners zelf en dusdanig non-stereotiepe representaties vormden, wat vernieuwend was in vergelijking met gelijkaardig onderzoek.
De vrouwen die dit onderzoek interviewde bespraken zowel hun privéleven, hun omgang met de media als hun positie en rol binnen de voetbalwereld. Hierbij gaven de vrouwen wat betreft hun privéleven aan dat zij verantwoordelijk waren voor zowel het huishouden als de zorg over de kinderen, mede door de carrières van hun echtgenoten. Zij waren zich bewust van hun persoonlijke opofferingen en rationaliseerden deze vanuit andere positieve neveneffecten verbonden aan een voetbalcarrière, zoals de mogelijkheid tot verschillende mooie reizen. Dit kwam grotendeels overeen met ander onderzoek naar sporthuwelijken. Wat betreft media-aandacht, gaven de vrouwen aan hier geen belang aan te hechten, en hadden zij tevens het gevoel dat deze tijdens de spelerscarrières van hun echtgenoten tot op zekere hoogte voor hen beperkt was. Wat betreft hun positie binnen de voetbalwereld waren de vrouwen zich bewust van hun marginale positie, wat zij niet negatief ervaarden. De voetbalwereld bood hen herinneringen waar ze zeer positief op terugkeken, zoals het verkrijgen van een nieuwe sociale kring. Al bij al hielden de vrouwen overwegend positieve herinneringen over aan de actieve spelerscarrières van hun echtgenoten.
Meer lezen

Supporting Life Participation: an ethnographic study of a nephrology centre

Universiteit Gent
2024
HENRIETTA
ADOM
ABSTRACT
Achtergrond:
Chronische nierziekte (CKD) vereist niet alleen biomedische behandeling maar beïnvloedt ook de vitaliteit van patiënten, waardoor hun deelname aan het leven vermindert. Behandeling, inclusief nierfunctievervangende therapie, beperkt patiënten. Nefrologen streven naar een evenwicht tussen de ernst van symptomen, comorbiditeiten zoals kwetsbaarheid en invaliditeit, en deelname aan het leven, maar de integratie van levensparticipatie in de CKD-zorg blijft beperkt
Doelstelling:
Dit onderzoek beoogt te onderzoeken hoe de integratie van levensparticipatie in nefrologische zorg de kwaliteit van leven en gezondheidsuitkomsten voor CKD-patiënten kan verbeteren, gebruikmakend van een etnografische benadering.
Methode:
Data werden verzameld via vier gevalideerde vragenlijsten (Impact op Participatie en Autonomie, SONG-Life participatie, SONG-HD Fatigue, en EQ5D5L), semi-gestructureerde interviews en observaties. De flexibele aard van semi-gestructureerde interviews stond toe om dieper in te gaan op de antwoorden van de deelnemers.
Resultaten:
De studie omvatte negen patiënten, twee andere belanghebbenden en vijf zorgverleners. De bevindingen benadrukken de noodzaak om niet-medische aspecten zoals sociale diensten en welzijnsprogramma's op te nemen in de zorg voor chronische nierpatiënten. Interviews onthulden aanzienlijke koof in psychologische en sociale ondersteuning voor patiënten, met beperkte middelen en een gebrek aan gespecialiseerd personeel zoals psychologen, maatschappelijk werkers en diëtisten, wat de mogelijkheid beperkt om uitgebreide zorg te bieden die zowel medische als niet-medische behoeften aanpakt.
Conclusie:
Thematische analyse toonde aan dat het integreren van levensparticipatie in de nefrologische zorg essentieel is voor het verbeteren van gezondheidsuitkomsten en de kwaliteit van leven voor chronische nierpatiënten.
Meer lezen

Konfianz - Over vertrouwen in de wereld, in elkaar en in jezelf

Thomas More Hogeschool
2024
Jani
Lambrechts
  • Staf
    Smets
Konfianz is een magazine waarin we vertrouwen – en wantrouwen – bespreken. De twee vormen de rode draad in een mensenleven, maar ook in onze samenleving en de manier waarop die georganiseerd is. Omdat wantrouwen en angst te lijken overheersen op dit moment, willen we met Konfianz uitzoeken waar het wantrouwen vandaan komt, als ook ideeën, organisaties en mensen in de kijker zetten die wel handelen vanuit vertrouwen. Konfianz onderzoekt de dunne grens tussen vertrouwen en wantrouwen, stelt vragen en zoekt antwoorden in de hoop het vertrouwen in de samenleving weer wat aan te wakkeren.
Meer lezen

De noden, verwachtingen en percepties van verpleegkundigen over de implementatie van het bedside scannen van medicatie: een kwalitatief onderzoek

Universiteit Antwerpen
2024
Tine
Jughmans
Medicatiefouten in ziekenhuizen zijn een regelmatig voorkomend probleem en kunnen de patiënt schaden. Als preventieve maatregel tegen medicatiefouten kan barcode-medicatietoedieningstechnologie ingezet worden. Onderzoeken tonen aan dat bedside scannen van medicatie (BSS) de fouten aanzienlijk vermindert. Verpleegkundigen besteden veel tijd aan medicatiegerelateerde activiteiten, dus hun acceptatie van een BSS- systeem is essentieel voor de patiëntveiligheid. Deze studie richt zich op het verwerven van inzicht in de noden, verwachtingen en percepties van verpleegkundigen over de BSS-implementatie. Daarnaast worden barrières en facilitatoren geanalyseerd om het implementatieproces te optimaliseren en de acceptatie van deze technologie te verhogen.
Dit kwalitatief descriptief onderzoek bestond uit focusgroepen met een doelgerichte steekproef van verpleegkundigen, waarbij variatie werd nagestreefd in ziekenhuisdiensten en het aantal jaren werkervaring in het Jessa Ziekenhuis. Voor de focusgroepen werd er gewerkt met een topiclijst gebaseerd op het Technology Acceptance Model. Data-analyse verliep aan de hand van een thematische analyse.
Er zijn zes thema’s bekomen uit vijf focusgroepen, namelijk (1) veiligheid, (2) workflow, (3) impact van BSS op de patiënt, (4) perceptie van de verpleegkundige op het gebruik van BSS, (5) workload en (6) opleiding en ondersteuning als inzichten over de implementatie van BSS. Nadien werden barrières en facilitatoren voor de BSS-implementatie geïdentificeerd uit de verkregen thema’s.
Verpleegkundigen ervaren uiteenlopende behoeften en percepties over de BSS-implementatie. Veiligheid staat centraal, waarbij betrouwbare technologie belangrijk is ten aanzien van patiëntveiligheid. Om de BSS-workflow op verpleegafdelingen efficiënter te laten verlopen, moeten procedures geoptimaliseerd worden, rekening houdend met aspecten zoals workload, gebruiksgemak en benodigde apparatuur. Verpleegkundigen vermoeden dat patiënten het BSS-systeem 's nachts patiëntonvriendelijk vinden, waarbij patiëntinformatie kan helpen. Bezorgdheid over verhoogde workload en de organisatiecultuur beïnvloeden de BSS-acceptatie, waarbij opleiding en voortdurende ondersteuning belangrijk zijn. De geïdentificeerde facilitatoren en barrières bieden waardevolle inzichten voor optimalisatie en het vergroten van de acceptatie van BSS.
Meer lezen

Impact Nederlandse spelling op het professionele leven van Generatie Z

Arteveldehogeschool Gent
2024
Ben
Bellemans
  • Larisa
    Van den Bergh
  • Jelle
    Vandendriessche
  • Claudia
    Van Hoecke
In deze bachelorproef werd onderzocht op welke manier we Generatie Z in Vlaanderen kunnen sensibiliseren over de gevolgen van een onnauwkeurige spelling op hun professionele leven. Dit onderzoek had tot doel Generatie Z te sensibiliseren aan de hand van campagnes op sociale media in de vorm van quotes en korte video’s.

Het onderzoek bestaat uit deskresearch en fieldresearch waarbij fieldresearch werd onderverdeeld in kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Voor het kwantitatief onderzoek werd gekozen voor het verspreiden van een online-enquête onder zowel Generatie Y als Generatie Z, geboren tussen 1975 en 2010. De vooropgestelde minimum steekproefgrootte was 385 respondenten voor Generatie Z. De enquête heeft uiteindelijk meer dan 750 respondenten bereikt, door de diverse verspreiding op verschillende kanalen. Door dit grote aantal respondenten kon het onderzoeksteam valabele en generaliseerbare conclusies trekken.

Bij het kwalitatief onderzoek heeft het onderzoeksteam 12 respondenten persoonlijk geïnterviewd, waaronder 8 geïnterviewden uit Generatie Z en 4 uit Generatie Y. In dit onderzoek werden voornamelijk open vragen gesteld om diepgaandere antwoorden te verkrijgen. De vragen waren aangepast aan het profiel van de geïnterviewde. Zo kreeg Generatie Z onder andere een kort dictee om hun bewustzijn van de kennis van de Nederlandse spelling te meten. Generatie Y kreeg dan weer doelgerichte vragen over spelling met betrekking tot hun functie.

Door de resultaten van de desk- en fieldresearch te combineren konden we concluderen dat de taal steeds visueler en bondiger wordt. Daarnaast heeft onnauwkeurige spelling wel degelijk een impact op het professionele leven. Generatie Z is zich daar in zekere mate van bewust.
Meer lezen

Hoe ervaren interculturele koppels in Vlaanderen hun samenleven? Kwalitatief onderzoek naar perspectieven op cultuur(verschillen), culturele onderhandelingsprocessen en (in)formeel netwerk

Universiteit Gent
2024
Eva
Cornelus
Onder invloed van globalisering en processen zoals migratie worden samenlevingen steeds diverser, wat in Vlaanderen gepaard gaat met een stijging aan interculturele relaties. Deze masterproef gaat na wat voor deze koppels de betekenis is van cultuur, hoe koppels omgaan met cultuurverschillen en/of gelijkenissen en hoe ze hun contacten met het (in)formeel netwerk ervaren. Het doel van deze masterproef is om bij te dragen aan de wetenschappelijke kennis over hoe divers samengestelde gezinnen hun gezinsleven ervaren zodat pedagogische praktijken zo goed mogelijk op hun noden afgestemd kunnen worden. Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen werd er gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Er werden semi-gestructureerde interviews afgenomen bij negentien participanten die zichzelf identificeren als intercultureel koppel en minstens één kind hebben. Op basis van de resultaten kunnen er vragen gesteld worden bij de validiteit en bruikbaarheid van het concept ‘cultuur’ voor het aanduiden van de assen van diversiteit en identiteit die partners in een interculturele relatie bij zichzelf en elkaar ervaren. Daarnaast levert deze masterproef evidentie op voor het feit dat een interculturele relatie een facilitator kan zijn voor persoonlijke groei in de partners en dat koppels gebruik maken van interne en externe krachtbronnen/strategieën. Ten derde bevestigt deze masterproef de resultaten van eerder onderzoek waaruit bleek dat interculturele koppels vooroordelen en discriminatie ervaren. Ten laatste wijzen de resultaten naar het formeel netwerk toe op twee aandachtspunten: enerzijds meertaligheid en anderzijds sensitiviteit ten aanzien van zowel de culturele identiteit als ten aanzien van mogelijke verschillen in maatschappelijke achtergrond.
Meer lezen

The role of architecture in more humane detention: Exploring available materials to compare mother-child detention practices in Europe

KU Leuven
2024
Ine
Werckx
Als antwoord op de onmenselijke leefomstandigheden in Belgische gevangenissen veroorzaakt door structurele overbevolking, personeelstekorten, frequente stakingen en verouderde infrastructuur, pleit VZW De Huizen voor de implementatie van kleinschalige, gedifferentieerde en sociaal verankerde ’detentiehuizen’. Hoewel het politiek en maatschappelijk draagvlak hiervoor groeit, is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar hoe hun architectuur kan bijdragen aan humane detentie. Gezien steeds meer onderzoek wijst in de richting dat de gebouwde omgeving ons welzijn en gedrag beïnvloedt, heeft deze thesis als doel de kennis over de rol van architectuur in het creëren van meer humane detentieomgevingen te verruimen. Aangezien dataverzameling in gevangenissen vaak een hele uitdaging is, is een bijkomend doel van deze thesis het testen van secundaire analyse als methode voor kwalitatief onderzoek binnen detentie-omgevingen.

In tegenstelling tot België zijn er een aantal andere Europese landen met een lange traditie van kleinschalige detentie. Op basis van maatschappelijke relevantie en data-beschikbaarheid werden een aantal kleinschalige gevangenissen voor moeders met jonge kinderen geselecteerd, en onderling vergeleken. Deze projecten waren afkomstig uit drie Europese landen: Duitsland, Italië en Spanje. Om context te scheppen werden ook de detentiepraktijken rond moeders met jonge kinderen in gewone gevangenissen in België onderzocht. De bevindingen suggereren dat ruimtelijk ontwerp weldegelijk kan bijdragen aan het meer humaan maken van detentieomgevingen. Terugkerende ruimtelijke aspecten die mogelijks bijdragen, zijn het gebruik van ’zachte’ veiligheidsmaatregelen, alledaagse of speelse gevels, kleurrijke interieurs, ruime privécellen met gewoon meubilair, huiselijke gemeenschappelijke ruimtes en (buiten)speelplekken voor kinderen.

Over het algemeen steunde het ontwerp van de bestudeerde projecten vaak op gelijkaardige concepten als die van De Huizen. Over het algemeen deelden ze ook dezelfde doelstelling, namelijk het minimaliseren van detentieschade, vooral voor de kinderen. De Belgische Basiswet van 2005 schrijft een soortgelijk schadebeperkingsbeginsel voor, wat de relevantie van het onderzoek voor de Belgische context verder ondersteunt. Hoewel de analyse van bestaand materiaal nuttig was om data in kaart te brengen en enkele ogenschijnlijk relevante inzichten opleverde, is verder
primair onderzoek nodig om inzicht te krijgen in de ervaringen van gedetineerden.
Meer lezen

Kunst op Verwijzing Piloot Leuven - een prospectieve studie over het inzetten van kunst in de eerstelijnsgezondheidszorg

KU Leuven
2024
Lieve
Nagels
  • Annemie
    Voets
Kunst heeft een heilzaam effect op de mens. In tegenstelling tot het buitenland, met koplopers de Angelsaksische en Scandinavische landen, is er in België een grote achterstand in onderzoek en praktijkervaring met Kunst op Verwijzing (KOV), een eerstelijn gezondheidsbevorderende tool met kunst. In maart 2023 beslisten vertegenwoordigers uit de Leuvense zorg-, welzijns- en cultuursector en de academische wereld om samen vorm te geven aan een KOV-pilootproject, gericht op volwassenen met langdurig bestaande milde tot matige psychosociale klachten. Zeven vrouwen tussen 25 en 71 jaar doorliepen begin 2024 het KOV-traject van acht wekelijkse sessies van tweeënhalf uur in museum Parcum. Het hele proces werd uitgebreid gedocumenteerd, van concept over praktische uitrol tot de wetenschappelijke analyse, door twee master studenten Kunstwetenschappen (KU Leuven). Ze gebruikten een gemengde methodologie met zowel kwantitatief (vragenlijsten) als kwalitatief onderzoek (diepte-interviews, focusgroepen en participatieve observatie). Een eerste onderzoeksvraag betrof een procesevaluatie: is KOV een haalbare interventie in de Belgische/Vlaamse eerstelijnszorg? Uit de ervaring met het Leuvense pilootproject kan besloten worden dat een traject met kunst een werkbare niet-medische interventie is die de gezondheid en levenskwaliteit kan bevorderen mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een performant samenwerkingsplan tussen de cultuur- en zorgsector, een ethische gedragscode en richtlijnen voor goede KOV-praktijkvoering, en de opleiding van professionals in Kunst voor Welzijn zijn essentieel. Een tweede onderzoeksvraag polste naar de impact op de kunstbeleving van de deelnemers, op het museum en de medewerkers en op de gezondheid van de deelnemers.   In lijn met internationaal onderzoek werd een verhoogd sociaal en mentaal welbevinden en activatie vastgesteld bij de deelnemers. Externe negatieve gebeurtenissen kunnen die positieve impact compromitteren. Een discrete vermindering in het beroep doen op de eerstelijn werd vastgesteld. Ook het mentaal welbevinden van de begeleiders kreeg een boost. Aanbevelingen werden geformuleerd voor het organiseren van toekomstige KOV-trajecten en voor voortgezet onderzoek. Het belang van de Kunstwetenschappen voor de nieuwe wetenschapsdiscipline Kunst voor Welzijn/ Arts in Health werd toegelicht.
Meer lezen

DE ADMINISTRATIEF ASSISTENT ALS COPILOOT VAN DE HOOFDVERPLEEGKUNDIGE

Universiteit Gent
2024
Els
Beerens
Achtergrond
In een context van toenemende druk op de zorg raken ook vacatures voor hoofdverpleegkundigen steeds moeilijker ingevuld. Uit eerder onderzoek is gebleken hoe hoofdverpleegkundigen gebukt gaan onder administratieve werklast. ‘Taakuitzuivering’ wordt herhaaldelijk aangehaald als mogelijke oplossing. In dit proces wordt de focus op de kerntaken van de verschillende actoren met als doel het takenpakket terug tot de essentie van de desbetreffende beroepsgroep te brengen. Het aantal onderzoeken rond administratieve ondersteuning van hoofdverpleegkundigen met als doel hun takenpakket uit te zuiveren is schaars.

Doelstelling
In dit onderzoek wordt nagegaan of de administratief assistent een rol kan spelen in het wegnemen van de administratieve ballast en hoe deze administratieve ondersteuning bij hoofdverpleegkundigen ervaren wordt. Inzicht wordt verkregen in de samenwerking tussen de administratief assistent en de hoofdverpleegkundigen en wat de effecten van deze samenwerking zijn.

Methodologie
Een kwalitatief evaluatie-onderzoek van de beleidsbeslissing, waarbij administratief assistenten hoofdverpleegkundigen doelgericht assisteren bij hun administratieve taken wordt uitgevoerd. Diepte-interviews (11), het takenpakket van de administratief assistenten, verslaggeving van teamvergaderingen (18) en intervisiemomenten (11) worden geanalyseerd met behulp van het softwarepakket Nvivo.

Resultaten
Het onderzoek brengt inzicht in het takenpakket van de administratief assistent, geeft duidelijkheid over basisvoorwaarden en aandachtspunten van de samenwerking en stelt effecten van de samenwerking vast op verschillende niveaus. De effecten op niveau van de hoofdverpleegkundige, ten aanzien van het team, over diensten heen en op ziekenhuisniveau zijn duidelijk.

Conclusie
Administratieve ondersteuning voor de hoofdverpleegkundigen met taakuitzuivering als oplossing voor de administratieve overlast van hoofdverpleegkundigen is een concept dat perspectief biedt. De vastgestelde bijkomende effecten versterken deze conclusie. Verdere analyse is nodig om de invloed van het administratief assistententeam op de jobtevredenheid bij hoofdverpleegkundigen in kaart te brengen.

Praktische implicaties
Specifieke administratieve ondersteuning zorgt voor verlichting van de administratieve werklast van hoofdverpleegkundigen; hierdoor kunnen zij zich concentreren op hun kerntaken en hun team.
Meer lezen

Een tactiele kijk op grotkunst – Onderzoek naar de rol van tastzin in het maak-, creatie- en belevingsproces van laatpaleolithische grotkunst in Europa

Vrije Universiteit Brussel
2024
Sarah
Deleersnyder
In de studie rond de creatie en beleving van grotkunst wordt er grotendeels aandacht besteed aan de visuele factoren. Andere zintuigen worden daarentegen nauwelijks mee betrokken, het onderzoek naar de creatie of van grotkunst in het algemeen kan hierdoor voornamelijk een eenduidige kijk verkrijgen. Het doel van deze masterproef is om aan te tonen dat er meer is dan alleen het visuele en dat de rol van de tastzin een eventuele cruciale rol speelt in het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst. Waardoor de hoofdvraag van deze thesis luidt: “Wat is de mogelijke rol van tastzin in het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst in het Europees laatpaleolithicum?”. Het heeft als doel om te onderzoeken hoe de tastzin op verschillende manieren iets meer kan vertellen over het cultureel gedrag van tijdens het laatpaleolithicum.

Om een antwoord te kunnen bieden op deze hoofdvraag ging het onderzoek van start met een grondige literatuurstudie. Hierbij wordt er eerst gekeken naar de tijd en ruimte waar de grotkunst van dit onderzoek betrekking op heeft. Alsook werd er beargumenteerd waarom deze thesis zich focust op de regio Europa, waarbij vast te stellen is dat de grotkunst meer divers onderzoeksmateriaal opleverde. Daarna werd er toegespitst op de tastzin zelf, om zo meer betekenis en aanvulling te kunnen geven waarom het van belang kan zijn om tastzin mee te incorporeren in onderzoek. Het is namelijk ons eerste primitieve zintuig dat zowel bewust als onbewust zijn invloed uitoefent doorheen het dagelijkse leven. De belangrijke en invloedrijke achtergrond van tastzin en zijn betrekking tot de kunst kan al een aanduiding geven waarom tast een rol kan gespeeld hebben bij grotkunst. Toeschouwers hebben namelijk de drang om kunstwerken aan te raken en van dichterbij te bestuderen, waarbij het vastnemen van objecten de standaard norm was in de 17e en 18e in musea, in tegenstelling tot vandaag de dag.

De literatuurstudie spitst zich hierna voornamelijk toe op de voorgaande vaststellingen en eigen verworven interpretaties. Waarbij verschillende aspecten van de grotkunst worden belicht. Gaande van de gebruikte technieken, de gewaarwording van de omgevingsfactoren en hypothesen rond de drijfveer voor de totstandkoming van de creaties en hoe tast hier een bijkomende invloed op kan gehad hebben. Hierbij werd er bijvoorbeeld gekeken naar hoe de omgeving al een betrekking had tot de tastzin, zoals het feit dat er nood was aan speciale fotografie om afgewerkte beschilderingen te bekomen, die voordien als onafgewerkt werden beschouwd. Waarbij het bestuderen en mee betrekken van de structuur van de wand als noodzaak wordt gevonden bij onderzoeken rond beschilderingen. Deze beschilderingen waren namelijk niet vast te stellen met het blote oog aangezien deze voortvloeide in het reliëf, waardoor de rol van de tastzin en dus het voelen van de wand hier eventueel mee een betrekking had op de creatie. Het is hierdoor dus van belang om onze moderne manier van denken en hulpmiddelen in deze onderzoeken op de juiste manier in te schakelen.

Het is bijkomend van belang om te ervaren hoe het was om zich toen in de grotten te begeven, waarbij dit kan gedaan worden door gebruik te maken van de lichtbronnen van toen zoals fakkels, haarden en vetlampen. Het heeft namelijk als doel om bepaalde aspecten van het cultureel gedrag naar de voorgrond te brengen. Het helpt ons zo ook om dichter te staan bij de verschillende denkprocessen van toen. In dit onderzoek is nagegaan hoe de tast dus eventueel een rol kan gespeeld hebben op grotkunst door gebruik te maken van onderzoekers hun vaststellingen tot de creatie van grotkunst en hun bijhorende methodes. De verschillende toebehorende technieken van creatie bevatten elk een vorm van tast die onbewust of bewust een invloed zullen gehad hebben op de verschillende processen die in deze thesis worden onderzocht. Zoals het feit dat het reliëf van de wand in relatie staat tot de creatie, doordat op wanden die verschillende structuren bevatten meer grotkunst te vinden is in tegenstelling tot vlakke ondergronden. Echter kan het construeren van graveringen, beschilderingen en het bewerken van de wand al gezien worden als een vorm van tast. Waarbij deze toepassingen van tastzin een rol kan gespeeld hebben in het creatief denken en de toebehorende beleving. Doorheen de literatuurstudie werden verschillende inzichten bekomen die resulteerden in het opstellen van verschillende bijhorende onderzoeksvragen. Deze vragen en hypotheses kunnen voor bijhorende diepgang zorgen, waardoor er een grondiger antwoord kan geleverd worden op de hoofdvraag.
Om de inzichten en de bijhorende onderzoeksvragen te beantwoorden die voortvloeiden uit de literatuurstudie werd er aan eigen empirisch onderzoek gedaan waarbij er via diepte-interviews resultaten uit verworven konden worden. Hierbij werden individuele interviews uitgevoerd met personen die zeer dicht staan tot hun kennis en gebruik van tastzin. Deze personen waren namelijk geboren of op latere leeftijd met blind- of slechtziendheid geconfronteerd. Hierbij was het van belang om vanuit hun eigen interpretatie en expertise te vertrekken rond de rol van tastzin. De resultaten die voortvloeiden uit dit kwalitatief onderzoek tonen aan dat de rol van tastzin niet mag vergeten worden in het verkrijgen van nieuwe inzichten met betrekking tot de grotkunst. Het is een zintuig dat van cruciaal belang is en waar eventueel in het laatpaleolithicum meer op werd gefocust. Het betreden van een grot is al een tastervaring op zich waardoor het niet onvermijdelijk is dat de tastzin een invloed heeft gehad.

De conclusie van deze thesis is dus opgesteld aan de hand van de literatuurstudie en de resultaten verworven vanuit eigen empirisch onderzoek. Waarbij er geconcludeerd kan worden dat het bestuderen van de tastzin en het mee incorporeren in onderzoek een breder scala aan inzichten kan geven met betrekking tot het maak-, creatie- en belevingsproces van grotkunst uit het laatpaleolithicum.
Meer lezen

Het effect van AI op het vertaalproces bij professionele vertalers in Vlaanderen.

Arteveldehogeschool Gent
2024
Fauve
Vermeersch
  • Lisa
    De Praeter
  • Noha
    Kerkach
  • Zeline
    Rooms
De voorbije paar jaar is de populariteit van kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, kortweg AI) enorm toegenomen. We worden er overal mee geconfronteerd en deze trend roept veel vragen op. Eén van de sectoren die de impact van deze trend ervaart is de vertaalsector. Vertaalbedrijven en vertalers moeten zich aanpassen aan deze vernieuwing. Wat is de impact op het vertaalproces bij professionele vertalers? Gebruiken vertalers AI en in welke mate vergemakkelijkt dit het vertaalproces? Hoe evolueert de vraag naar vertaalbureaus, vertalers en hun vertaaldiensten?
In de desk research van dit onderzoek wordt aangehaald dat AI geen eenzijdige definitie heeft en op veel manieren kan beschreven worden. Daarna beschrijven we de verschillende soorten artificiële intelligentie en de beperkingen en voordelen ervan. Ook de evolutie van AI over de jaren heen wordt beknopt beschreven. Vervolgens worden de verschillende AI-vertaalsystemen geanalyseerd, alsook de diversiteit aan AI-vertaaltools. Als voorbereiding op de field research werd ook onderzoek gedaan naar het gebruik van AI bij professionele vertalers. Tot slot beschrijft het onderzoek ook kort de meest recente versie van ChatGPT in de ‘last minute’.
Om op de onderzoeksvragen te antwoorden deed het onderzoek naast desk research ook field research, waarbij het een kwalitatieve benadering gebruikt. Het kwalitatief onderzoek werd uitgevoerd door middel van diepte-interviews met 15 vertalers. De interviews geven diepgaande inzichten in de ervaringen en percepties van vertalers rond het gebruik van AI-tools in het vertaalproces.
De respondenten werden via verschillende platformen zoals GentVertaalt, LinkedIn en verschillende vertaalbureaus gecontacteerd. De steekproef omvat zowel ervaren vertalers als nieuwkomers, werkzaam in verschillende sectoren (juridisch, medisch, economisch, etc.). Dit zorgt voor een variatie in profielen, waardoor dit onderzoek een genuanceerd antwoord kan bieden op de onderzoeksvragen.
Tijdens het onderzoek en de gesprekken met de professionele vertalers werd duidelijk dat vertalers terughoudend zijn tegenover artificiële intelligentie, maar AI-vertaaltools wel al op een kritische manier implementeren in hun vertaalproces. Generatieve AI en machinevertaling komen vooral van pas om inspiratie op te doen en te gebruiken als een assistent. Het werd duidelijk dat vertalers weinig schrik hebben om vervangen te worden door AI en het plezier in hun job niet zomaar laten wegnemen. AI blijft zich snel ontwikkelen en het is belangrijk om als vertaler de technologie te omarmen en er behoedzaam mee om te gaan. Daarnaast blijft de combinatie van een CAT-tool (Computer-Assisted-Translation-tool) met een AI-plug-in een aanrader om op vlak van kostenefficiëntie een effect op het vertaalproces te ervaren.
Meer lezen

Listen to the kids (on the street)! Een kwalitatief onderzoek naar politiserende praktijken van Brusselse jeugdwerkorganisaties

Vrije Universiteit Brussel
2024
Hazel
Corthouts
Deze masterproef vertrekt vanuit de vaststelling dat er in het jeugdwerklandschap een hernieuwde aandacht is voor politiserende praktijken. Maar wat politisering precies inhoudt, is vaak nog onduidelijk. Dit onderzoek beoogt het concept politisering te verduidelijken binnen een Brusselse jeugdwerkcontext. Hiervoor stonden drie onderzoeksvragen centraal. (1) Welke invulling geven Brusselse jeugdwerkers aan het begrip politisering?; (2) Hoe ontstaan politiserende praktijken in Brusselse jeugdwerkorganisaties?, (3) Wat zijn de effecten van een politiserende actie, volgens Brusselse jeugdwerkers?

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden werd een grondige literatuurstudie uitgevoerd, aangevuld met persoonlijke ervaringen van jeugdwerkers. De data werd verzameld via vier focusgroepen met veertien jeugdwerkers, van dertien verschillende Brusselse jeugdwerkorganisaties. Deze data werden thematisch geanalyseerd. De gegevens zijn geanalyseerd met de thematische analysemethode met behulp van de software MAXQDA. Door praktijken van Brusselse jeugdwerkers te combineren met theoretische inzichten van politieke theoretici, zoals Chantal Mouffe, Jürgen Habermas, en Jaques Rancière, bestudeert deze masterpoef de politiserende aard van de praktijken.

Uit de resultaten kwam naar voor dat politisering een breed en dynamisch begrip is. Brusselse jeugdwerkers vullen politisering in als het versterken van de stem van kinderen en jongeren in de samenleving en het bevorderen van maatschappelijke verandering. Politiserende praktijken in Brusselse jeugdwerkorganisaties ontstaan doordat jeugdwerkers signalen opvangen van kinderenen jongeren die de aanleiding zijn voor een politiserende actie. Deze politiserende acties nemen verschillende creatieve vormen aan op micro-, meso- en macroniveau. Om politisering in het jeugdwerk te bevorderen is een steunende context nodig. De volgende zaken worden door de respondenten als drempels en succesfactoren ervaren: samenwerkingsverbanden, de rol van emotie, financiële middelen, timing, het engagement van de jongeren en tot slot de rol van de jeugdwerker.

Volgens Brusselse jeugdwerkers leren jongeren die deelnemen aan politiserende acties vaardigheden die hen helpen als individu en als actieve burger in de samenleving, zoals kritisch nadenken, mondigheid, bijleren over de maatschappij. Brusselse jeugdwerkers hebben verschillende ervaringen met de reactie van beleidsmakers op politiserende acties, deze verschilt afhankelijk van de context en de houding van de beleidsmakers.
Meer lezen

Van pen tot prompt: academisch schrijven met ChatGPT

KU Leuven
2024
Lotte
Uyttenbroeck
Schrijven is een cognitieve vaardigheid die niet alleen een diepgaand begrip van taal en grammatica vraagt maar ook het vermogen om ideeën helder over te brengen. Binnen de cognitieve en ontwikkelingspsychologie bestuderen wetenschappers al decennialang schrijfmodellen om dat proces te schetsen (Flower & Hayes 1980; Bereiter & Scardamalia 1987; Engeström 1987; Zimmerman & Risemberg 1997). Technologische innovaties veranderen de aard van het schrijfproces echter en zorgen voor conceptuele verschuivingen (Cummings 2023). Binnen de academische gemeenschap neemt schrijfvaardigheid een essentiële plaats in aangezien veel kennis schriftelijk geëvalueerd en gepresenteerd wordt. Er is bijgevolg ook een specifiek academisch register met eigen stijlkenmerken (Van Kalsbeek & Kuiken 2014). Ondanks het belang van deze vaardigheid, signaleren onderzoeken dat die daalt bij studenten (Berckmoes & Rombout 2009; De Bakker et al 2015). Het is daarom essentieel om te onderzoeken welke digitale ondersteuningsmechanismen beschikbaar zijn voor studenten (Allen et al. 2016; Strobl 2019) en welke rol generatieve artificiële intelligentie (GenAI) daarin kan spelen sinds november 2022 (Su et al. 2023). De onderzoeksvragen luiden dan ook “In welke mate en voor welke doeleinden schakelen (on)ervaren academische schrijvers GenAI in voor academische schrijfopdrachten?” en “Wat is de houding van (on)ervaren academische schrijvers ten opzichte van GenAI?”

Om een antwoord te bieden op die onderzoeksvragen, heeft deze masterproef kwantitatief en kwalitatief onderzoek gecombineerd. Een online enquête met stellingen in matrixtabellen (studie A) wordt verdiept aan de hand van schrijfopdrachten waarbij 11 studenten ChatGPT gebruiken en in real time geobserveerd worden met think aloud protocols (studie B). De enquête, afgenomen bij 258 studenten sociale wetenschappen of letteren aan de KU Leuven, toont dat de grote meerderheid vooral bekend is met ChatGPT en ongeveer 60% het inzet voor academische schrijfopdrachten. Ze geven aan het vooral te gebruiken tijdens de pre-writing en writing-fasen om concepten uit te leggen, te brainstormen en teksten te verrijken. Ze vinden het een handig hulpmiddel maar zijn ook sceptisch over de betrouwbaarheid en academische integriteit van de gegenereerde inhoud. Ervaren schrijvers (n = 188) rapporteren een frequenter gebruik dan onervaren schrijvers (n = 60) voor alle doeleinden behalve het zoeken van bronnen en staan positiever ingesteld tenzij over het leerverlies en de duidelijkheid van de richtlijnen. Studie B laat zien dat studenten ook synoniemen opzoeken en hele teksten door GenAI laten genereren om die vervolgens te reviseren, waarbij gedrag sterk varieert per individu en geen link met de academische ervaring lijkt te vertonen. Ze gebruiken GenAI als aanvulling in een arsenaal van hulpmiddelen en de resultaten tonen aan dat de gangbare theoretische schrijfmodellen herzien moeten worden. Ook valt op dat sterke schrijfvaardigheden essentieel blijven bij het beoordelen van de output en sommige deelnemers hier voldoening uithalen en verkiezen alles zelf te schrijven. Uit studie B blijkt dat het formuleren van prompts een vaardigheid op zich is die tekortkomingen vertoont. Het hoger onderwijs moet zich zeker ook richten op het aanleren van prompt engineering en een betere kadering bieden van toegestaan gebruik van GenAI in schrijfopdrachten
Meer lezen

Tuchtstatuut bij militairen: hiërarchie bij defensie is bijzonder

Universiteit Gent
2024
Warre
Vancompernolle
Deze masterproef onderzoekt het verschil tussen het militaire disciplinaire systeem in theorie en in de praktijk binnen het Belgische leger, een onderwerp dat tot nu toe weinig aandacht heeft gekregen. Via interviews met jonge Vlaamse militairen en experts werd vastgesteld dat er een duidelijke kloof bestaat tussen wat op papier staat en hoe disciplinaire maatregelen in de praktijk worden uitgevoerd. Factoren die deze verschillen veroorzaken zijn onder meer alternatieve straffen, de invloed van netwerken en vakbonden, en variaties in handhaving afhankelijk van inzet in het buitenland of de locatie. Het grootste probleem is echter het gebrek aan kennis over de disciplinaire procedures, zowel bij de leiding als bij het personeel zelf. De studie biedt daarnaast kort inzichten in militaire wetgeving, pesten en wangedrag binnen het Belgische leger. Op het einde van de thesis worden enkele aanbevelingen naar voren gebracht.
Meer lezen

Bridging The Gap Between Urban Planning and Development - Generating Value by Shifting Risk and Reward

Universiteit Gent
2024
Wouter
Coucke
De master thesis onderzoekt de complexe interactie tussen stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars bij het vormgeven van de gebouwde omgeving, gekenmerkt door een dynamisch samenspel van visie, onderhandeling en uitvoering tussen deze disciplines. Hoewel zowel ontwikkelaars als stedenbouwkundigen waarde hechten aan professionele samenwerking en erkennen dat dit leidt tot kwalitatief betere projecten en snellere goedkeuringen, wijzen de afgenomen interviews op het bestaan van een grote kloof, gekenmerkt door wederzijds wantrouwen, uiteenlopende doelstellingen en een uiteenlopend discours. Ontwikkelaars geven prioriteit aan winst en rendabiliteit, wat vaak botst met de lange termijnwaarde, de sociale impact en het gemeenschappelijk welzijn, waar stedenbouwkundigen zich op richten. Verschillende opvattingen over eigendomsrechten, een aanvaardbare vergoeding voor de genomen risico's, en verschillende visies omtrent de aanpak van het verdichtingsvraagstuk en de realisatie van betaalbare woningen, verergeren de kloof verder.

Vastgoedontwikkeling is een risicovolle, complexe, multidisciplinaire en kapitaalintensieve onderneming die de interactie en afstemming van verschillende belanghebbenden en een actief risicobeheer vereist. Wanneer risico's correct zijn geïdentificeerd, geanalyseerd en geëvalueerd, kunnen ze worden beheerst door deze te vermijden, te elimineren, te verminderen, te delen, over te dragen en uiteindelijk het restrisico te accepteren. Hoewel risicobeheer een complexe is, is het zeker niet uitsluitend een rationele benadering. Ervaring speelt ook een rol, en de risicoperceptie van ontwikkelaars wordt onder meer beïnvloed door de verwachtingen van consultants, financiële instellingen en investeerders.

Vanuit een stedenbouwkundig perspectief zijn de maatschappelijke risico's breder en de relevante tijdshorizon veel langer dan de doorlooptijd van het ontwikkelingsproces. Het vermogen van een projectontwikkelaar om risico's te delen of zelfs over te dragen aan een andere partij hangt grotendeels af van de professionaliteit en onderhandelingskracht van die andere partij. Hoewel ervaringen met publiek-private samenwerkingen niet eenduidig zijn, bieden ze wel het potentieel om ontwikkelingsrisico's te delen en de nodige publieke capaciteit en competenties op te bouwen om risico's te begrijpen en zelfs te beheren.

Het bereiken van een evenwicht tussen private ambities en maatschappelijke impact is een cruciaal element van stedenbouw en ontwerp. Dit evenwicht wordt vaak aangeduid als de 'kwaliteit' of 'waarde' van het project. Er bestaan echter verschillende waardebegrippen en deze worden in de masterthesis onderzocht. Ruilwaarde verwijst naar de waarde van een goed of dienst in handel, vaak uitgedrukt in geld. De focus op ruilwaarde geeft vaak voorrang aan monetair gewin onder het kapitalisme, waardoor bredere sociale en culturele waarden, die een belangrijke rol spelen in stedelijke ontwikkeling, mogelijks worden verwaarloosd. De conceptie van stedelijke ruimte wordt beïnvloed door dominante visies op sociale en culturele gebruikswaarde en veel minder door persoonlijke emotionele waarden. Het heersende regime, waarvan de stedenbouwkundigen de vertegenwoordigers zijn, controleert de productie van sociale ruimte door middel van de conceptie ervan , en dit kan botsen met de puur economische focus op ruilwaarde, vaak aangenomen door projectontwikkelaars.

Effectieve kwaliteitsborging in ruimtelijke ontwikkeling vereist duidelijke discussies tussen ontwikkelaars en autoriteiten over de onderliggende aannames, ambities en strategieën om een goed projectresultaat te bereiken. Om stedelijke kwaliteit te evalueren, is een genuanceerde en veelzijdige benadering noodzakelijk. Kwaliteitskamers, opgericht in allerlei vormen om projectkwaliteit te evalueren en te waarborgen, missen formele autoriteit en een coherente aanpak, en de toepassing ervan wordt niet dooer iedereen positief beoordeeld. Het is daarom aangewezen om de noodzaak en de werking van deze kwaliteitskamers te evalueren en desnoods te herzien.

De algemene uitkomst van de interviews is een falen van een effectief ruimtelijk beleid in Vlaanderen. De centrale Vlaamse overheid wordt als zwak en afwezig beschouwd, terwijl kleinere lokale overheden onderbemand en niet toegerust zijn om complexe vergunningsaanvragen aan te pakken. De 'laissez-faire'-aanpak kan historisch worden gesitueerd, maar heeft geleid tot een ongekende verstedelijking, aangejaagd door kansen voor grondeigenaren om speculatieve waarde te creëren en te behouden door het verkrijgen van vergunningen. Dit gedrag wordt vaak toegeschreven aan projectontwikkelaars, maar hun werkterrein is verschoven naar de herontwikkeling van bestaande locaties en gebouwen.

Het debat over ruimtelijke ordening richt zich hoofdzakelijk op het verlenen van vergunningen, met een zeer sterke nadruk op formaliteiten. Het vergunningsproces is ook overmatig gereguleerd en de nadruk op juridische formaliteiten heeft geleid tot een verlies aan strategische visie, terwijl belangrijke planningsuitdagingen blijven bestaan. Het ontbreken van duidelijke ontwikkelingskaders creëert bovendien onzekerheid, wat efficiënte en innovatieve stedelijke ontwikkeling belemmert.

De Vlaamse overheid moet opnieuw de controle verwerven over planning en programmering door middel van een synergetische aanpak aan te nemen waarbij beslissingen meer centraal worden genomen en middelen worden gebundeld, en waarbij stedelijke ontwikkelingskaders op subregionaal niveau worden vastgelegd. Zodra het ontwikkelingskader is bepaald, is het een stevig werkinstrument voor zowel stedenbouwkundigen als ontwikkelaars. De betrokkenheid van provincies op dit tussenniveau, of een andere subregionale instantie, moet verder worden onderzocht. Bovendien moeten een aantal dubbelzinnige ruimtelijke concepten worden herzien door ze te beoordelen vanuit hun collectieve gebruikswaarde en de grenzen met puur emotionele waarde, zodat ze bruikbare concepten worden in plannings- en vergunningsprocedures.

De vergunningsprocedure dient grondig herzien te worden, onder andere om de mogelijkheden van lichtvaardige beroepen op basis van persoonlijke emotionele waarden of zakelijke motieven te beperken, en om de mogelijkheid om de hele vergunningsbeoordeling compleet over te doen in de adminsitratieve beroepsprocedure, zonder daarmee rekening te houden met voorafgaande afspraken en overwegingen, af te schaffen. De rol en reikwijdte van de zogenaamde Kwaliteitskamers moet worden gestructureerd en geïntegreerd in het vergunningsproces, o.a. door de mogelijkheden van ontwikkelingskosten en ontwikkelingsakkoorden uit te breiden. Een fundamentele vraag in dit alles is wat de rol van de stedenbouwkundige in dit alles is.

Tenslotte heeft de analyse van de case study aangetoond dat Upgrade Estate in staat is relaties op te bouwen met zijn stakeholders en een product te ontwikkelen dat voldoet aan de behoeften van zijn huurders en investeerders, gebaseerd op grondig marktonderzoek. De behoefte aan het product, de marketingaanpak en, tot op zekere hoogte, de architecturale vorm van de Loop 5-gebouwen creëren een gevoel van collectiviteit dat Upgrade Estate in staat stelt zijn operatie te financieren op basis van naamsbekendheid en reputatie, wat het resultaat is van een zeer sterke relatie met zijn investeerders, een stabiel maar relatief laag financieel rendement, het nemen van sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid, een uitstekende corporate marketingmachine en een bewezen staat van dienst. De financiering van het project gebeurt via een innovatief financieringssysteem dat aan de aandacht van de de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) ontsnapt lijkt te zijn. Om de risico's voor de eindinvesteerders te beperken, zou de FSMA dit soort structuren dringend moeten herzien, met name met betrekking tot deugdelijk bestuur, marktconforme waardering en transparantie.
Meer lezen

THE AMERICAN DREAM IN DE VLAAMSE FILMINDUSTRIE: EEN KWALITATIEF ONDERZOEK OVER DE HOLLYWOOD- ERVARINGEN VAN VLAAMSE FILMMAKERS EN - PRODUCENTEN

Universiteit Gent
2024
Jens
Van Landschoot
Deze masterproef gaat aan de hand van interviews in op de verschillende filmproductionele en -creatieve context in Hollywood en Europa met Vlaanderen als specifieke case. De focus ligt voornamelijk op de verschillende aspecten van beide productiecontexten. De onderzoeksvraag luidt: “Wat zijn de verschillen tussen de Vlaamse/Europese productiecontext en die in Hollywood, en hoe ervaren Vlaamse filmmakers deze verschillen?”. Een eerste stap in het formuleren van een antwoord op deze vraag was dan ook het interviewen van enkele Vlaamse filmmakers met ervaringen in beide productiecontexten. Deze data werd vervolgens aangevuld met een krantenanalyse. Met behulp van een thematische analyse werden daarna negen thema’s op een inductieve wijze ontwikkeld om de onderzoeksvraag te helpen beantwoorden. Deze thema’s hebben betrekking op de vrijheid van de filmmaker, censuur, agents, streamers, het sterrensysteem, de macht van de vakbonden, financiering, hoe filmmakers in Hollywood geraken en de schaalvergroting. Uit dit onderzoek blijkt dat de voornaamste resultaten bijna allemaal wel teruggekoppeld kunnen worden aan de commerciële verschillen van beide productiecontexten. In Hollywood overheersen de commerciële belangen namelijk veel meer de genomen beslissingen dan in Vlaanderen en
Europa. Daardoor is deze laatste productiecontext in staat om grotere risico’s te handhaven. Daarnaast zijn de verschillen ook vaak te verklaren door de schaalvergroting die de Hollywoodiaanse filmindustrie kenmerkt.
Meer lezen

Middelengebruik in de Vlaamse Dovengemeenschap: een kwalitatief onderzoek

Universiteit Gent
2024
Tamie
Wuytjens
Dit scriptie richt zich op middelengebruik binnen de Vlaamse dovengemeenschap, een thema dat internationaal lange tijd over het hoofd wordt gezien. Uit onderzoek blijkt dat dove personen unieke risico's lopen op middelengebruik die niet te vergelijken zijn met personen met een handicap. Er is echter een gebrek aan kennis over de patronen van middelengebruik binnen de dovengemeenschap en hoe deze verschillen van de horende samenleving. Daarnaast is er weinig onderzoek gedaan naar de perspectieven en ervaringen van dove mensen zelf op dit gebied.

Het doel van deze studie is om meer inzicht te geven in de percepties, omvang en aard van middelengebruik onder dove individuen binnen de Vlaamse dovengemeenschap. De studie bestaat uit twee delen: een onderzoek naar de omvang en aard van middelengebruik en een verkenning van de heersende opvattingen hierover binnen de dovengemeenschap. Aangezien dit een van de eerste kwalitatieve studies is op het gebied van middelengebruik onder dove mensen, is verder onderzoek noodzakelijk om een dieper begrip te krijgen.
Meer lezen

Parlementaire controle op de aanwending van zwaarwichtige onderzoekstechnieken

Universiteit Antwerpen
2024
Thomas
De Vreese
De wetgever heeft de politieke controle op de aanwending van zwaarwichtige onderzoekstechnieken in de wet ingeschreven als onderdeel van een zesvoudige waarborg. Deze vorm van controle werd nog niet onderzocht; de thesis vult daarmee de literatuur aan. Uit het thesisonderzoek blijkt dat deze parlementaire controle in de praktijk helemaal niet aanwezig is. Dit heeft mogelijk een effect op schendingen van het recht op privacy en het recht op een eerlijk proces. Bovenal leidt dit tot de afwezigheid van checks and balances, waardoor we als maatschappij niet weten welke richting we uitgaan en hoe de inzet van deze technieken evolueert.
Meer lezen

Allemaal Digitaal

Hogeschool VIVES
2024
Nina
Noppe
  • Carol
    Remaut
  • Beau
    Ketels
  • Bieke
    Allegaert
  • Jasna
    Devriese
  • Neal
    Papegaey
  • Louise
    Dieryck
Tijdens deze bachelorproef gaan wij als studenten van hogeschool VIVES aan de slag met het project ‘Allemaal Digitaal’, dit in samenwerking met stad Kortrijk. Het project richt zich op de ‘digipunten’ in en rond Kortrijk. Dit zijn fysieke locaties waar inwoners toegang hebben tot computers, internet en digitale ondersteuning. Het is om deze digipunten bekender te maken bij een breder publiek. Wij merkten door ons onderzoek op dat deze locaties voornamelijk door dezelfde groep mensen worden gebruikt en dat nieuwe gebruikers moeilijk worden bereikt. Wij zijn van mening dat het essentieel is dat iedereen gelijke toegang heeft tot digitale middelen en vaardigheden, vooral gezien de toegenomen rol van digitale diensten, versneld door de COVID-19-pandemie. Digipunten zien wij als cruciale schakels in het bevorderen van digitale inclusie en het verkleinen van de digitale kloof. We willen de rol van deze digipunten binnen de gemeenschap versterken, zodat meer inwoners van Kortrijk hiervan op de hoogte zijn en er gebruik van kunnen maken.

Onze literatuurstudie behandelt enkele belangrijke termen en verduidelijkt deze. We beginnen met een uitleg over wat digitalisering inhoudt, gevolgd door een bespreking van digitale uitsluiting en digitale inclusie. Uit de literatuurstudie concluderen we dat digitalisering een voortdurende transformatie is waarbij digitale communicatie en toepassingen centraal staan. Het heeft een diepgaande impact op organisaties, onderwijs, gezondheidszorg en burgerschap. De voordelen en uitdagingen van digitalisering worden besproken in een SWOT-analyse.

We belichten ook de huidige visie op digitale uitsluiting, waarbij we erkennen dat mensen uit alle lagen van de maatschappij hier slachtoffer van kunnen zijn, ongeacht hun sociale status of opleidingsniveau. Ondanks de toenemende toegang tot internet blijft het niveau van digitale vaardigheden achter, wat het risico op digitale uitsluiting verhoogt. Daarnaast hebben we onderzoek gedaan naar bestaande initiatieven in Kortrijk en andere Belgische steden.

Na de literatuurstudie voerden wij een kwalitatief onderzoek uit, waarbij we experts interviewden die ons inzicht gaven in de aanpak van digitalisering en de bijbehorende uitdagingen. Daarnaast analyseerden we de reeds bestaande digipunten van Kortrijk en deelgemeenten om hun efficiëntie en toegankelijkheid te evalueren. We gingen hierbij in gesprek met buurtbewoners om hun ervaringen met deze initiatieven te begrijpen.

Na onze literatuurstudie in combinatie met ons onderzoek, werkten we een project uit met bijhorende aanbevelingen en suggesties. De stappen die we binnen ons project ondernomen hebben zijn gedetailleerd en chronologisch uitgewerkt binnen ons draaiboek. We werkten een poster, een uitnodiging, de Digimobiel met het draairad, goodiebag uit en herwerkten de bestaande folder.
Meer lezen

Eindrapport_Protocol_voor_Rode_Kruis_over_SGG

Hogeschool VIVES
2024
Griet
Stoffels
  • Gresa
    Sadiku
  • Samira
    Radwan
  • Valerie
    Pollefliet
  • Britt
    Vervaeke
  • Shaima
    Khan
  • Thayline
    Mahieu
  • Febe
    Vanoverschelde
In onze bachelorproef “Een protocol ontwikkelen voor vrijwilligers van het Rode Kruis West-Vlaanderen omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag” werd een literatuurstudie en een kwalitatief onderzoek uitgevoerd om relevante informatie te verkrijgen waarmee we een kaderprotocol konden opstellen.

We ontworpen in opdracht van het Rode Kruis West-Vlaanderen een kaderprotocol waarin concreet beschreven staat welke stappen vrijwilligers van de medische en psychosociale dienst van het Rode Kruis West-Vlaanderen dienen te ondernemen om slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) op muziekfestivals en –evenementen zo correct mogelijk te behandelen op medisch, te ondersteunen op psychosociaal en te begeleiden op gerechtelijk vlak en door te verwijzen naar bevoegde en gespecialiseerde diensten. Het uitgewerkt stappenplan gaat in werking vanaf het moment van aanmelding van het slachtoffer tot de doorverwijzing naar een gespecialiseerde dienst of totdat het slachtoffer de hulppost verlaat. Naast het protocol maakten we een flowchart met een overzichtelijk stappenplan van het uitgebreid protocol voor de vrijwilligers en een flyer met tips en doorverwijsmogelijkheden voor de slachtoffers. We keken ook kritisch naar ons eigen kaderprotocol. Zo gaven we Rode Kruis West-Vlaanderen enkele aanbevelingen mee die in acht moeten genomen worden vooraleer ze ons protocol effectief in de praktijk kunnen gebruiken.

Allereerst deden we een literatuurstudie waarin diverse relevante onderwerpen onder de loep werden genomen. Eerst namen we onze opdrachtgever, het Rode Kruis West-Vlaanderen onder de loep waarna we ons verdiepten in de begrippen grensoverschrijdend gedrag (GOG) en SGG. Verder deden we een studie naar het wettelijk kader rond SGG en welke handvaten er al bestaan rond dit thema. Het Zorgcentrum na Seksueel (ZSG), wat een protocol is en hoe dit wordt opgesteld werd ook onderzocht.

Daarnaast voerden we een kwalitatief onderzoek aan de hand van interviews. Door het afnemen van deze interviews ontdekten we wat er al dan niet gedaan en gezegd mag worden op medisch, psychosociaal en gerechtelijk vlak, wat de doorverwijsmogelijkheden zijn en wat niet mag ontbreken in ons protocol.

Tot slot stelden we het protocol op aan de hand van de resultaten en de antwoorden op onze onderzoeksvragen.
Meer lezen

zorggarantie voor ouders met een verstandelijke beperking

Hogeschool VIVES
2024
Eva
Laperre
  • Chanel
    Bonte
  • Rhune
    Dessein
  • Eva
    Laperre
  • Drieke
    Linseele
  • AnnaÏgue
    Mathurel
  • Margot
    Moons
  • Nyobe
    Saelens
  • Margo
    Vandekerkhove
We maakten een woord- en beeldverhaal. Dit konden we maken door een uitgebreide literatuurstudie te doen en een kwalitatief onderzoek uit te voeren. Dit woord- en beeldverhaal is gemaakt voor ouders met een verstandelijke beperking om zorggarantie en een zorgtafel uit te leggen. Hiernaast maakten we ook een handleiding, deze handleiding is bedoeld voor de aanmelders. De handleiding bevat het woord- en beeldverhaal met extra informatie over wat er moet verteld worden bij elke prent.
Meer lezen

8800 op Kinderkoers!

Hogeschool VIVES
2024
Justine
Delrue
  • Lana
    De Kerpel
  • Hanne
    Demey
  • Marie-Flore
    Janssens
  • Jorunn
    Hosseel
  • Femke
    Corneillie
  • Julie
    Decock
  • Shania
    Remaut
Stad Roeselare zet volop in op het uitwerken van een kwalitatief aanbod aan opvang voor kinderen. Vanuit het BOA-decreet wil men tegen begin 2026 een uitgewerkt lokaal beleid hieromtrent. We willen met deze bachelorproef er mede toe bijdragen dat kinderen ontplooiingskansen krijgen en begeleiders tegelijkertijd ontlast worden. Daarnaast vinden we het belangrijk om rekening te houden met de noden en behoeften van de ouders bij het uitwerken van een kwalitatief en toegankelijk opvangaanbod.

Om hierop te kunnen inzetten, formuleerden we een centrale onderzoeksvraag die als volgt luidt; ‘Hoe kunnen we samen met Stad Roeselare buitenschoolse opvanginitiatieven versterken bij de implementatie van de doelstellingen van het BOA-decreet?’.

Met de centrale onderzoeksvraag in het achterhoofd, gingen we aan de slag met reeds verworven resultaten van onderzoeksbureau Studio Dott. Het bureau bevraagde verschillende actoren omtrent vijf mogelijke ideeën om te implementeren in opvanginitiatieven. We gingen aan de slag met één van deze ideeën. Uit het onderzoek blijkt dat kinderen van zes tot twaalf jaar de meeste spelprikkels in de opvang missen. Vandaar dat er voor deze doelgroep werd gekozen.

Aan de hand van ons proefproject willen we voor een brede waaier aan gevarieerd spelmateriaal zorgen dat aantrekkelijk is voor onze doelgroep. Het proefproject resulteerde in de uitwerking van vier thematische wisseldozen. De vier gekozen thema’s zijn: avontuurlijk buitenspelen, cultuur, hobby’s en welbevinden. Deze werden geselecteerd uit een brainstormsessie met oog op de ontplooiing en ontwikkeling van onze doelgroep.

Om na te gaan of de dozen werken bij de kinderen, organiseerden we een testmiddag. Na deze testmiddag pasten we onze dozen aan, zodat de dozen effectiever ingezet kunnen worden. Daarna stelden we het systeem in werking. Gedurende drie weken werden de dozen uitgeprobeerd op drie scholen in Roeselare. De feedback vanuit de praktijk was positief.

De uitwerking van de wisseldozen dient als voorloper op mogelijke pilootprojecten in de toekomst. Aan de hand van verschillende sensibiliseringsmethoden; filmpje, persmoment … zorgden we ervoor dat ons proefproject in de kijker werd gezet. Op deze manier probeerden we mensen warm te maken om zelf pilootprojecten in te dienen.

Tot slot stelden we adviezen en suggesties op voor Stad Roeselare. Dit aan de hand van vier grote clusters; inhoud dozen, wisselsysteem, implementatie en alternatieve uitwerkingen. Bij de verdere uitwerking van het BOA-decreet, dienen deze zaken in acht genomen te worden.
Meer lezen

surftherapie toepasbaar bij jongeren in kansengroepen

Hogeschool VIVES
2024
Nienke
Delaere
  • Lindert
    Wilbers
  • Justien
    Cool
  • Axelle
    Vandermeersch
  • Elise
    Deven
  • Laura
    Van Cauwenberge
  • Sarah
    Vandorpe
  • Marjana
    Debyser
De bachelorproef ‘Surftherapie voor kansengroepen’ wordt uitgevoerd binnen de vzw Monstergolf. Monstergolf is een vzw die streeft naar een verbetering van de mentale gezondheid van haar deelnemers. Er wordt gewerkt via een ‘outdoor’ programma. Monstergolf werkt in de natuur en ervaringsgericht. De hoofdactiviteit van Monstergolf is surfen. Via surftherapie wordt er gestreefd naar een verbetering van gezondheid en verbetering van de levenskwaliteit.

Het project gaat gepaard met enkele uitdagingen, namelijk het financieel aspect, het team, de tijdsnood, de winter en het bereiken/activeren en motiveren van de jongeren. Als groep besloten een draaiboek op basis van dit onderzoek te stellen voor een vijfdaags surfkamp voor jongeren uit kansengroepen.

In het eerste deel van het onderzoeksrapport kunt u onze literatuurstudie raadplegen. In dit onderdeel behandelen we uitgebreid thema’s die relevant zijn om het vijfdaags kamp te gronden. We starten met het definiëren van surftherapie, om vervolgens de ontwikkeling van jongeren te bespreken. Daarnaast bespreken we de mentale gezondheid en de link met sport.

In het tweede deel van het onderzoeksrapport delen wij ons onderzoeksontwerp- en verloop. In dit onderzoek maken we gebruik van een kwalitatieve onderzoeksmethode, waarbij we diepgaand onderzoek verrichten. Met het onderzoek willen we zicht krijgen op de ervaringen, ideeën, denkwijzen, motieven, belevingen, gevoelens en de gedragingen van personen met bepaalde expertise binnen ons onderwerp. Aan de hand daarvan kunnen we een antwoord bieden op de onderzoeksvraag: ‘Hoe kan je surftherapie voor jongeren uit kansengroepen vormgeven en promoten?’.

Aan het einde van ons onderzoeksrapport delen we onze resultaten mee die we verkregen uit ons kwalitatief onderzoek. Bij de jongerenorganisaties, partnerorganisaties en de focusgroepen kwam er aan bod dat de meesten nog geen weet hadden van surftherapie en/of Monstergolf vzw. De meeste respondenten van onze focusgroepen hebben nog geen ervaring met surfen. Het promoten van een kamp vereist een veelzijdige aanpak. Een samenwerking met gemeenschappen en jeugdorganisaties biedt een meerwaarde. Het financieel aspect is van belang, want zonder is het onmogelijk om alles te verwezenlijken. Daarom is het een meerwaarde om samen te werken met instellingen, partners... en gebruik te maken van maatschappelijke hulpbronnen. Er moet rekening gehouden worden met de interesses van de jongeren om hen persoonlijk te benaderen, dit kwam voor bij al onze bevraagden. De betrokkenheid van een begeleider is essentieel bij de jongeren en de opvoedingsfiguren, want het betrekken van hen blijft een uitdaging. Begripvolle communicatie is essentieel wanneer er weerstand is bij jongeren en/of opvoedingsfiguren, en is het belangrijk om de weerstand te erkennen. De groepscontext is afhankelijk van de doelgroep en de dynamiek die er zich in bevindt. Veiligheid binnen de groep wordt aangegeven belangrijk te zijn voor alle bevraagden. Sociale media is een effectieve tool om met de jongeren te communiceren. De partnerorganisaties vertellen dat mond- tot-mondreclame effectiever is. Het samenwerken met instellingen die te maken hebben met jongeren die een vertrouwensband hebben, leidt zich ertoe actief te mengen in groepen en laagdrempelige ondersteuning te bieden. Dit kan een belangrijke rol spelen in het begeleiden van jongeren. De jongeren tonen waardering en dankbaarheid wanneer men succeservaringen behaalt. Het is belangrijk om geduldig te zijn met de doelgroep en hen de ruimte te bieden die ze nodig hebben, omdat dit essentieel is voor de individuele behoeften.

Tot slot werd ons meegegeven dat het woord therapie kan afschrikken en hier een voorzichtige aanpak in moet worden voorzien. Als laatste boodschap wordt ons meegegeven dat we niet mogen opgeven in wat we doen.
Meer lezen

Herstelgericht werken in VBS De Wijzer

Hogeschool VIVES
2024
Senthe
Monbaillieu
  • Anna
    Shishkina
  • Frieke
    Roose
  • Zoë
    Hardeman
  • Mirl
    Lauwers
  • Simon
    Persyn
  • Louis
    Thorrée
  • Anouk
    Liagre
Genomineerde longlist Bachelorprijs
We integreerden de herstelgerichte visie in VBS De Wijzer in Kanegem. Dit is een basisschool met peuters, kleuters en lagere schoolkinderen. De visie integreerden we op basis van een onderzoek; een literatuuronderzoek, een kwantitatief en kwalitatief onderzoek. We integreerden verschillende acties op de school en deden ook een aantal aanbevelingen om de school herstelgerichter te maken.
Meer lezen

Participatie binnen De Zande

Hogeschool VIVES
2024
Marie
Degryse
  • Davina
    Dejonghe
  • Janick
    Van Loock
  • Margaux
    Maebe
  • Febe
    Vanderbeken
  • Chloë
    Van Steenbrugge
  • Chiandro
    Verschaeve
  • Julia
    Gheysens
De initiële vraag die deze bachelorproef in gang zette, kwam vanuit de gemeenschapsinstelling De Zande in Ruiselede. Het hoofddoel van dit onderzoek is om antwoorden te verschaffen op de vragen die binnen De Zande leven. Concreet brengen we in kaart hoe de participatie van jongeren in de gemeenschapsinstelling 'De Zande Ruiselede' verloopt, en hoe zij deze participatie ervaren. Daarnaast onderzoeken we ook de mate van participatie en de ervaring ervan bij de ouder(s) of voogd(en) van de jongeren. Participatie betekent het mee mogen beslissen en denken, en dit kan invloed hebben op het leven van de jongeren.

Onze hoofdonderzoeksvraag is “In welke mate ervaren jongeren en hun ouder(s)/voogd(en) participatiemogelijkheden binnen de gemeenschapsinstelling Ruiselede?”. Vanuit deze centrale onderzoeksvraag hebben we een aantal deelvragen opgesteld. Om deze vragen te beantwoorden, hebben we diverse onderzoeksmethoden gebruikt. We organiseerden cirkelgesprekken in vier leefgroepen om de jongeren te bevragen en voerden daarnaast individuele gesprekken met enkele jongeren.
Voor de ouder(s)/voogd(en) hebben we een enquête opgesteld. Om de respons op onze enquêtes te optimaliseren, organiseerden we aansluitend bij een ouderavond. Tijdens deze avond waren de ouders welkom om vragen te stellen omtrent onze enquêtes.

Met de resultaten van bovenstaande onderzoeksmethoden hebben we een SWOT-analyse opgesteld, waarin we de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van de organisatie met betrekking tot participatie bespraken. Op basis van deze analyse kwamen we tot een aantal aanbevelingen voor De Zande, campus Ruiselede.

Uit het kwantitatief onderzoek waarin we ouder(s)/voogd(en) bevragen, kunnen we concluderen dat het grootste aandachtspunt de gesprekken met de individuele begeleiders zijn. Huisbezoeken, de ronde tafel, het trajectoverleg en de gesprekken met de contextwerker worden als waardevol ervaren en mogen behouden blijven. Daarnaast wensen sommige respondenten voor meer georganiseerde evenementen zoals familiedagen om de participatie te vergroten. Helaas ervaren enkele ouder(s)/voogd(en) dat de bereikbaarheid naar de gemeenschapsinstelling als moeilijk.

Vanuit ons kwalitatief onderzoek blijkt dat de jongeren hun stem kunnen laten horen tijdens hun traject. Echter, hun vragen of ideeën worden niet altijd opgevolgd. Ze ervaren vaak lange wachttijden op een antwoord, aangezien niet alle voorstellen haalbaar zijn. Een negatief antwoord op de vragen of voorstellen van de jongeren kan afhankelijk zijn van de begeleider die op dat moment dienst heeft. Ook moet de sanctie ‘kamermoment’ volgens de jongeren worden herzien.

Enkele aanbevelingen om de participatie van de ouders te bevorderen is onder andere om meer familiedagen te organiseren zodat er op een informele manier meebeslist kan worden binnen het traject van de jongere. Daarnaast hadden we het idee om een welkomstboekje te introduceren in de opstartprocedure van hun traject. Op die manier kunnen ouder(s)/voogd(en) meer kennis krijgen over wat participatie precies is en hoe deze tot uiting komt. Een andere belangrijk gegeven is de bereikbaarheid van de gemeenschapsinstelling. Er zou eventueel overlegd kunnen worden met het politieke bestuur om het openbaar vervoer toegankelijker te maken in die streek.

Er zijn ook een aantal aanbevelingen omtrent de participatie voor de jongeren. Een eerste actie is om meer gesprekken te organiseren tussen de jongere en de individuele begeleider. De jongeren geven ook aan dat ze meer behoefte hebben aan eerlijkheid en transparantie. Vervolgens willen we meer aandacht schenken aan de rol van de commissaris Eveline, die het aanspreekpunt is voor de jongeren.
Meer lezen

Hoe kunnen individuele leertrajecten bestaande uit open leermiddelen worden aangeboden in basisonderwijs in achtergestelde contexten?

Hogeschool West-Vlaanderen
2024
Tuur
Delacroix
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Genomineerde longlist mtech+prijs
Mijn scriptie onderzoekt hoe individuele leerpaden met open onderwijsmaterialen kunnen worden aangeboden in het basisonderwijs in kansarme contexten, zoals Gambia. Het KUBO-platform, dat gebruik maakt van de Kolibri-software, biedt offline toegang tot educatieve content via betaalbare technologie zoals de Raspberry Pi. Gebruikerstesten toonden aan dat het platform effectief is, maar verbeteringen nodig heeft voor betere toegankelijkheid. De implementatie begint met training voor leerkrachten en pilotprojecten in Gambia, met plannen voor uitbreiding naar Uganda en Kenia. Het onderzoek concludeert dat technologie een cruciale rol kan spelen in het verbeteren van onderwijskansen in ontwikkelingslanden.
Meer lezen

Lichamelijkheid en seksualiteit bij vrouwen in de postnatale fase: Een kwalitatief belevingsonderzoek

Universiteit Gent
2023
Jade
Blyckaerts
Seksualiteit en intimiteit horen bij het leven. De (vrouwelijke) beleving van seksualiteit en intimiteit ondervinden impact van een zwangerschap, moederschap, een veranderd lichaam, en de (vaak geïnternaliseerde) blik van de samenleving en iemands dichte omgeving. Na een bevalling gaat de aandacht vooral naar het pasgeboren kind en het moederschap. Aandacht voor lichaamsbeleving en intimiteitsbeleving lijkt naar de achtergrond te verdwijnen. Dit onderzoek verzamelt en analyseert de verhalen en discussies omtrent lichaamsbeleving en intimiteitsbeleving van vrouwen in de postnatale fase.
Meer lezen

HET BEROEP INFLUENCER: Een kwalitatief onderzoek naar Vlaamse influencer praktijken

Vrije Universiteit Brussel
2023
Noor
Peeters
“Het beroep Influencer" is een kwalitatief onderzoek naar Vlaamse influencer praktijken, dat sociale media influencers benaderd vanuit een professioneel en beleidsmatig perspectief.
Meer lezen