Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Het bevat intussen al meer dan 8.000 artikels en volledige scripties van bachelor- en masterstudenten die sinds 2002 hebben deelgenomen aan de Vlaamse Scriptieprijs.

Key drivers and motivations for joining and participating in agricultural marketing cooperatives: The impact of farm size

KU Leuven
2025
Jef
Desmedt
  • Ariël
    Verschueren
  • Laurens
    Fievet
This thesis investigates the motivations and barriers that shape farmers’ participation in agricultural marketing cooperatives, with a focus on how farm size influences these dynamics. While established literature highlights economic, social, and governance-related drivers of participation, less is known about how these are perceived and prioritised by farmers of varying scales. Drawing on the Mutual Incentives Theory and elements of Self-Determination Theory, this study uses qualitative interviews with a diverse group of Flemish fruit and vegetable producers to explore motivational variation. Findings show that smaller farmers often highlight the cooperative’s stabilising role and deem their membership as critical, while larger farmers adopt a more strategic stance, valuing efficiency, autonomy, and access to alternative sales channels. Furthermore, the study reveals how collectivistic incentives, such as shared goals, are frequently internalised as individual business advantages. Ambitious, growth-oriented farmers, in particular, reported tensions between their entrepreneurial drive and the cooperative’s collective framework. This study contributes to the literature in three ways: by documenting how member motivations are interpreted through the lens of farm scale; by refining theoretical models of participation to account for strategic constraints; and by highlighting how motivation is shaped by context-specific perceptions, not fixed categories. These insights provide a more nuanced understanding of cooperative participation and offer broader relevance for motivation theory in collective organisational forms.
Meer lezen

De impact van digitalisering op zeevarend personeel

Antwerp Maritime Academy
2025
Wannes
De Witte
Deze masterscriptie onderzoekt hoe digitalisering de jobinhoud, het functioneren en het

welzijn van zeevarenden be ̈ınvloedt, met bijzondere aandacht voor fysieke, mentale, pro-
fessionele en sociale aspecten.

Om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden, werd een mixed-methodsbenadering

toegepast: acht semigestructureerde diepte-interviews met negen respondenten uit ver-
schillende sectoren, aangevuld met een enquˆete (n = 78) onder voornamelijk Belgische

respondenten in brugfuncties. Alle interviews zijn getranscribeerd en thematisch gea-
nalyseerd met deductieve en inductieve codering. Triangulatie werd nadien toegepast

tussen de kwalitatieve inzichten en de kwantitatieve resultaten. Dit leverde 34 empirische
bevindingen op die systematisch werden verbonden met de literatuur.

De resultaten tonen aan dat digitalisering in de maritieme sector de effici ̈entie en veilig-
heid verhoogt, maar ook werkdruk en mentale belasting veroorzaakt. Meer schermtijd

correleert met lichamelijke klachten en slaapverstoring. De taakfocus verschuift naar
systeemtoezicht, met risico op verminderd situationeel bewustzijn en achteruitgang van
vakmanschap.
Dit vraagt om een ge ̈ıntegreerde aanpak die digitale competenties versterkt, werkdruk
bewaakt en vakmanschap waarborgt. Aandacht voor ergonomie, gezond schermgebruik
en digitale meldingen moet structureel ingebed worden via gerichte training, duidelijke
afspraken tussen wal en schip en een gedeelde cyberveiligheidscultuur. Deze scriptie werkt
dit uit in aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.
Meer lezen

Baas in eigen hoofd

Vrije Universiteit Brussel
2025
Julie
Cuyx
Dit onderzoek verkent hoe vrouwen in Vlaanderen het abortusstigma ervaren en welke impact dit heeft op hun leven. Hoewel abortus in België sinds 1990 wettelijk toegestaan is onder bepaalde voorwaarden, blijft maatschappelijke stigmatisering bestaan. Deze vindt haar oorsprong in sociale, religieuze en morele overtuigingen, en beïnvloedt onder andere het psychologisch welzijn en sociale relaties van vrouwen. Het primaire doel van deze masterproef is om de uitingsvormen en impact van abortusstigma in kaart te brengen in een context waar tot heden vooral wettelijke aspecten aandacht kregen. Daarnaast wil het bijdragen aan een breder maatschappelijk bewustzijn en uiteindelijk aan het verminderen van stigma rond abortus. Aan de hand van diepte-interviews deelden tien vrouwen die een abortus ondergingen, hun ervaring met het stigma. Respondenten werden gerekruteerd via verschillende kanalen, waaronder vrouwenorganisaties, zorg- en begeleidingsnetwerken en sociale mediaplatformen. De resultaten tonen aan dat stigmatisering zich uit via oordelende reacties en subtielere vormen van sociale afwijzing. De psychologische impact komt naar voren in tijdelijke, maar soms intense gevoelens van schuld en schaamte, zelfs bij vrouwen die overtuigd waren van hun beslissing. Op sociaal vlak kan stigma relaties beschadigen of zelfs volledig verbreken. Als copingstrategieën kozen vrouwen voor geheimhouding, openheid of conflictvermijding. Deze studie toont aan dat abortusstigma in Vlaanderen zich uit in zowel expliciete als subtiele vormen, met aanzienlijke psychologische en sociale gevolgen voor vrouwen, ondanks de wettelijke acceptatie van abortus.
Meer lezen

Hip Hop zet jongeren in hun kracht: Over de inzet van Hip Hop als instrument voor empowerment bij Vlaamse jongeren

Universiteit Antwerpen
2025
Ilaria
D'Ippolito
Deze masterproef onderzoekt hoe en waarom Hip Hop binnen Vlaamse sociaal-culturele initiatieven wordt ingezet om (kwetsbare) jongeren te versterken. Hip Hop ontstond in de jaren zeventig in de Bronx als expressievorm van gemarginaliseerde gemeenschappen en groeide uit tot een wereldwijd middel voor identiteit, verbinding en sociale verandering. Via acht diepte-interviews met sociale professionals werd nagegaan hoe Hip Hoppraktijken in Vlaanderen vorm krijgen en welke betekenis ze hebben voor jongeren. De resultaten tonen dat Hip Hop bijdraagt aan zelfvertrouwen, expressie en eigenaarschap, en dat methodieken zoals studiowerking, workshops en peer learning zowel persoonlijke als collectieve groei stimuleren. Hoewel de term empowerment zelden expliciet wordt gebruikt, vormt ze de kern van deze praktijken. De Vlaamse context toont een verbreding van het begrip empowerment: niet vertrekken vanuit problemen, maar vanuit kracht, creativiteit en ontmoeting. Hip Hop blijkt zo een betekenisvolle strategie voor jongerenemancipatie en een inspiratiebron voor het sociaal werk.
Meer lezen

MORE DRAMA, MORE HAPPINESS? EEN KWALITATIEF ONDERZOEK NAAR HET VERBAND TUSSEN DRAMALESSEN EN HET MENTAAL WELBEVINDEN VAN 2E-GRAADS DOORSTROOM-STUDENTEN

Universiteit Gent
2025
Matthew
Wright
Deze studie werd uitgevoerd om te bepalen hoe 2e-graads doorstroomstudenten het verband tussen dramalessen en hun mentaal welbevinden ervaren. Het zes dimensionaal mentaal welbevinden model, ontwikkeld door Ryff (1989), toont deels overlap met de in de literatuur gevonden effecten van drama en werd daarom als theoretische basis gebruikt in dit onderzoek. De onderzoeksgroep bestaat uit 6 jongeren die een 2e-graads doorstroomrichting volgen en die gedurende 40 weken 24 keer één uur per week dramales kregen als keuzevak. De studie werd uitgevoerd aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews die aan het einde van het schooljaar bij de leerlingen werden afgenomen. Om de gegevens te verwerken en analyseren werd een thematische analyse volgens Braun & Clarke (2006) toegepast. Als resultaat van het onderzoek werd er een duidelijke, positieve invloed vastgesteld op de persoonlijke groei, positieve relaties met anderen en zelfacceptatie dimensies. De invloed op de autonomie is matig en op de omgevingsbeheersing is de invloed gering. Er ontbreken gegevens om een besluit te maken over de doelgerichtheid dimensie, maar de verwachting is dat deze laag is. Het algemeen mentaal welbevinden van de participanten lijkt te zijn toegenomen na het volgen van dramalessen. Uit het onderzoek blijkt dat de invloed groter is bij jongeren wiens mentaal welbevinden laag is dan bij jongeren met een matig tot hoog mentaal welbevinden, al dient verder onderzoek dit verder te staven. De belangrijkste, niet eerder gevonden resultaten zijn dat participanten aangeven zich minder aan te trekken van de mening van anderen, makkelijker hun mening te kunnen uiten, meer te durven, meer open te staan voor nieuwe ervaringen en meer onbekenden durven aan te spreken. Vele andere resultaten bevestigen wat eerdere literatuur al bewees. Het onderzoek sluit af met een pleidooi om educatief drama een standaardonderdeel te maken van het curriculum van de middelbare school of het ten miste als potentieel keuzevak aan te bieden.
Meer lezen

Communicatie tussen scholen en anderstalige ouders: een kwalitatief onderzoek naar de nood aan sociaal tolken in het onderwijs

KU Leuven
2025
Sofie
Knockaert
Ouderbetrokkenheid beïnvloedt de schoolprestaties en het welbevinden van leerlingen (Bakker et al., 2013; Fantuzzo et al., 2004; Menheere & Hooge, 2010; Quezada, 2024). Een beperkte kennis van de schooltaal vormt voor anderstalige ouders een barrière in de communicatie met de school (Baxter & Kilderry, 2024; Beks & Natris, 2008; Benoit et al., 2009; Lawal, 2021; Stassen et al., 2005).
Het recentste Vlaamse regeerakkoord voorziet niet langer een financiële tegemoetkoming voor de inzet van sociaal tolken op school. Het beleid wil inzetten op de kennis van het Nederlands van de ouders en legt het vereiste niveau voor inburgeraars op B1, wat heel ambitieus is. Dit masterproefonderzoek schetst een beeld van de praktijk in Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen: hoe verloopt de communicatie tussen anderstalige ouders en scholen nu? Worden er nog sociaal tolken ingezet en zo ja, hoe worden ze betaald?
152 respondenten van 69 verschillende scholen uit het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen beantwoordden hierover een vragenlijst. Deze antwoorden werden getrianguleerd met 15 semigestructureerde diepte-interviews. Om een zicht te krijgen op de financiering is er tijdens de interviews navraag gedaan bij de geïnterviewde directieteamleden, bij lokale besturen en betrokken instanties zoals het OVSG (Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten).
Het onderzoek toont dat de taalbarrière een optimale communicatie in de weg staat. Ouders beheersen het Nederlands vaak niet of onvoldoende. Volgens de ondervraagde leerkrachten zijn ze daardoor vaker afwezig op contactmomenten en komen ze als minder betrokken over. Scholen zoeken daarom naar oplossingen.
Als er geen tolk is, gebruiken leerkrachten een lingua franca (Engels of Frans), (child) language brokering en vertaalapps. Dat maakt direct contact met de ouders mogelijk, maar de kwaliteit van de communicatie wordt door de respondenten als niet goed beoordeeld. Er is bij leerkrachten onzekerheid of de boodschap is begrepen én frustratie over het verlies aan nuance.
Communicatie met een tolk wordt vooral positief beoordeeld: er is meer vertrouwen dat de boodschap correct wordt overgebracht én begrepen. Tolken maken complexe en diepgaande gesprekken mogelijk en voor leerkrachten is dit bevredigend: de communicatie verloopt in twee richtingen én in het Nederlands.
De grootste belemmering voor het inschakelen van tolken door de scholen zijn de hoge kosten. Omdat de overheid niet meer tussenkomt, springen lokale besturen blijkbaar in. Gegevens van meer dan twintig Vlaamse steden en gemeenten geven blijk van een grote verschillen hierin en suggereren bijgevolg een ongelijke toegang tot tolkdiensten voor de Vlaamse scholen, wat de facto het gelijkekansenbeleid in het onderwijs aantast: voor meer dan één op vier leerlingen in het Vlaams onderwijs is Nederlands niet de thuistaal (Statistiek Vlaanderen, 2025).
Meer lezen

Hope for basic hygiene in Uganda: Developing a participatory hygiene education package for vulnerable children in Uganda

Hogeschool UCLL
2025
Lieselotte
Ingels
Deze bachelorscriptie onderzoekt hoe goedkope, participatieve en visuele hygiënevoorlichting de basishygiënepraktijken onder kwetsbare kinderen in Oeganda kan verbeteren. Het onderzoek werd uitgevoerd tijdens een stage van zes maanden bij Uganda Hands for Hope (UHfH) in de sloppenwijk Namuwongo in Kampala, en door middel van vergelijkend veldwerk in het landelijke district Kamuli. De centrale onderzoeksvraag was: “Hoe kunnen goedkope, participatieve en educatieve hygiëne-interventies de hygiënepraktijken onder kwetsbare kinderen en adolescenten in Oeganda verbeteren?” Met behulp van kwalitatieve methoden zoals participerende observatie, diepte-interviews en focusgroepen, bracht het onderzoek belangrijke hiaten in het hygiënebewustzijn en de hygiënepraktijken aan het licht, ondanks de beschikbaarheid van waterinfrastructuur. Er werd een kindvriendelijk hygiënevoorlichtingspakket ontwikkeld en getest, met visuele hulpmiddelen zoals stickers, posters en boekjes met pictogrammen. Uit de resultaten bleek dat interactief, visueel materiaal de betrokkenheid van kinderen aanzienlijk vergrootte en hun hygiëneroutines verbeterde. Leraren en verzorgers meldden ook positieve gedragsveranderingen bij kinderen. De studie concludeert dat effectieve hygiënevoorlichting moet worden geïntegreerd in het dagelijks leven en zo moet worden ontworpen dat deze toegankelijk, betaalbaar en lokaal relevant is. Visuele en participatieve methoden bieden een krachtige manier om hygiënearmoede in informele nederzettingen en plattelandsgemeenschappen aan te pakken.
Meer lezen

Tussen erkenning en onbegrip: een kwalitatieve studie naar het diagnosticeringstraject van vrouwen met endometriose

Universiteit Antwerpen
2025
Elena
De Munck
Deze studie onderzoekt hoe vrouwen hun wegbanen door het diagnosticeringsproces van endometriose in Vlaanderen. Via diepte-interviews wordt duidelijk hoe zij omgaan met medische onzekerheid, erkenning proberen te krijgen en soms zelf de regie over hun zorgtraject nemen.
Meer lezen

Bescherming of beperking? De invloed van child trackingtechnologie op privacy, autonomie en ouder-kindrelaties bij gezinnen met adolescenten van 15 tot 22 jaar

Universiteit Antwerpen
2025
Manon
Timmerman
Child trackingtechnologie wordt vaak gebruikt in het gezinsleven om de veiligheid te vergroten en gemoedsrust te bieden. Het roept echter ook ethische vragen op over privacy, autonomie en vertrouwen. Hoewel veel onderzoek zich heeft gericht op kinderen en jongere adolescenten, is er een gebrek aan diepgaande kennis over hoe dergelijke technologieën gezinnen met oudere adolescenten beïnvloeden - die zich in een cruciale fase bevinden waarin ze onafhankelijkheid en privacybewustzijn ontwikkelen. Deze studie vult die leemte door de volgende onderzoeksvraag te onderzoeken: Hoe beïnvloedt het gebruik van child trackingtechnologie de ouder-kindrelatie en privacyonderhandelingen in gezinnen met adolescenten van 15 tot 22 jaar?

Op basis van de Communication Privacy Management Theory van Petronio onderzoekt deze studie hoe volgpraktijken worden geïmplementeerd, onderhandeld en ervaren binnen gezinnen. Met behulp van een kwalitatieve methodologie werden diepte-interviews gehouden met 23 deelnemers (11 adolescenten en 12 ouders) uit zes Vlaamse gezinnen.

Uit de bevindingen blijkt dat tracking vaak wordt geïntroduceerd op belangrijke momenten van toenemende onafhankelijkheid en over het algemeen wordt geaccepteerd door adolescenten, hoewel vaak zonder uitdrukkelijke toestemming. Ouders behouden de primaire controle over beslissingen omtrent tracking, terwijl adolescenten beperkte zeggenschap hebben over het gebruik ervan. Tracking kan leiden tot privacyturbulentie wanneer grenzen worden overschreden, wat conflicten of vermijdingsstrategieën kan veroorzaken.

Deze studie benadrukt het belang van een open dialoog en onderhandelde grenzen om spanningen te verminderen en wederzijds begrip te bevorderen. Ze draagt bij tot een beter begrip van de gezinsdynamiek die wordt gevormd door surveillancetechnologieën en moedigt een reflectieve benadering van digitaal ouderschap aan, waarbij de opkomende behoefte van adolescenten aan autonomie en privacy wordt gerespecteerd.
Meer lezen

Pedagogische documentatie binnen de context van de Vlaamse derde kleuterklas: Een kwalitatieve studie naar methoden, doelen en hun onderlinge samenhang

Universiteit Antwerpen
2025
Adinda
Top
Leraren hebben data nodig over de leervooruitgang van hun leerlingen om doordachte beslissingen te kunnen nemen over hun eigen onderwijspraktijk. In het kleuteronderwijs is dit moeilijker omdat kleuterleerkrachten slechts in beperkte mate beschikken over toetsdata zoals in het lager en secundair onderwijs. Ze zijn daardoor genoodzaakt om op andere manieren informatie te verzamelen over het leren van hun leerlingen. Pedagogische documentatie is een pedagogisch hulpmiddel waarbij leerkrachten in samenwerking met andere belanghebbenden het leerproces van kleuters zichtbaar maken. Deze informatie vormt de basis voor reflectie, het kritisch bekijken van het eigen handelen en het bijsturen van de eigen onderwijspraktijk. Toch is pedagogische documentatie nog relatief onbekend in het Vlaamse kleuteronderwijs. Dit kwalitatief onderzoek gaat, aan de hand van negen diepte-interviews, na welke methoden en doelen binnen pedagogische documentatie leerkrachten uit de derde kleuterklas hanteren en welke methoden en doelen aan elkaar gekoppeld zijn. De resultaten laten zien dat Vlaamse kleuterleerkrachten diverse methoden en doelen toepassen die aansluiten bij de theorie van pedagogische documentatie. Sommige methoden en doelen worden anders ingevuld dan beschreven in de literatuur of blijven achterwege. Zo documenteren Vlaamse kleuterleerkrachten voornamelijk schriftelijk en neemt, in het laatste kleuterjaar, het kindvolgsysteem in het documentatieproces een centrale plaats in. Tot slot blijkt uit de resultaten dat enkele methoden aan specifieke doelen gekoppeld zijn. Naast schriftelijke methoden kan ook audiovisueel materiaal Vlaamse kleuterleerkrachten een beeld geven van het leerproces. Meer participatie van kleuters en ouders kan daarbij zorgen voor een rijker en meer holistisch beeld. Verder onderzoek is nodig om na te gaan in hoeverre de resultaten doorgetrokken kunnen worden naar lagere kleuterjaren en om andere praktijken en toepassingen binnen pedagogische documentatie in de Vlaamse onderwijscontext verder te verkennen.
Meer lezen

Het gebruik van schoolfeedback uit de Vlaamse toetsen door schoolleiders en leraren

Universiteit Antwerpen
2025
Kaat
De Meutter
Het duurzaam verbeteren van onderwijskwaliteit aan de hand van data is een actueel thema binnen het Vlaamse onderwijs. Dit kwalitatieve onderzoek onderzoekt hoe leraren en schoolleiders in het basis- en secundair onderwijs omgaan met de eerste schoolfeedback uit de Vlaamse toetsen en welke factoren het gebruik ervan beïnvloeden. Door middel van 24 semigestructureerde diepte-interviews, gelijk verdeeld over basis- en secundair onderwijs, werd het feedbackgebruik vanuit zowel leraren- als schoolleidersperspectief in kaart gebracht en via een iteratief coderingsproces geanalyseerd.
De resultaten laten zien dat schoolleiders en leraren de schoolfeedback voornamelijk raadplegen, bespreken en interpreteren, terwijl het diepgaander verklaren en het vertalen naar concrete acties ter bevordering van kwaliteitsontwikkeling minder vaak voorkomt. Slechts een beperkt deel van de respondenten ontwikkelt daadwerkelijk gerichte acties, zoals aanpassingen in het curriculum, professionele ontwikkeling of het verbeteren van computervaardigheden van leerlingen. Belemmeringen hierbij zijn onder andere tijdsdruk, beperkte datageletterdheid, de abstracte aard en timing van de schoolfeedback, evenals het ontbreken van mogelijkheden voor trendanalyses. Schoolleiders nemen een cruciale rol op zich in het faciliteren van het gebruik van feedback binnen de school, waarbij transparantie en gerichte professionele ondersteuning als cruciale factoren naar voren komen. Bovendien verschillen de gehanteerde referentiekaders binnen het feedbackdashboard tussen de onderwijsniveaus en bestaat er vooral in kansarme scholen terughoudendheid ten aanzien van de vergelijking met het Vlaams gemiddelde.
Deze studie onderstreept het belang van gerichte professionalisering, het versterken van eigenaarschap bij leraren in het gebruik van feedback en een betere afstemming van de schoolfeedback op de dagelijkse onderwijspraktijk. Tot slot worden aanbevelingen gedaan voor toekomstig onderzoek, waaronder longitudinale studies en onderzoek naar schoolfactoren die datagebruik bevorderen. De bevindingen leveren een waardevolle bijdrage aan de kennis over feedbackgebruik en bieden praktische handvatten voor schoolontwikkeling in Vlaanderen.
Meer lezen

De faciliterende rol van lokale besturen in inclusieve co-creatie: een vergelijkende casestudie van co-creatieprojecten in twee Vlaamse steden

KU Leuven
2025
Ella
Hermans
Lokale besturen spelen een sleutelrol in het creëren van een inclusieve samenleving. Toch ervaren kwetsbare groepen, zoals mensen in armoede, migranten, laaggeletterden en digitaal uitgesloten personen, vaak drempels om deel te nemen aan beleid en dienstverlening. Taalbarrières, wantrouwen en beperkte digitale vaardigheden zorgen ervoor dat hun stem minder gehoord wordt, terwijl hun betrokkenheid net cruciaal is om uitsluiting en ongelijkheid tegen te gaan.

Deze scriptie onderzoekt hoe inclusieve co-creatie vorm krijgt in Vlaanderen, via een vergelijkende casestudie in Genk en Beringen. Beide steden zetten sterk in op participatie, maar kiezen daarbij voor uiteenlopende strategieën. Genk werkt vanuit formele structuren met participatieambtenaren, wijkmanagers en instrumenten zoals het 'Burgerbudget'. Beringen kiest voor een relationele aanpak, waar nabijheid en vertrouwen centraal staan, en intermediairs zoals SAAMO Limburg bruggen bouwen naar moeilijk bereikbare groepen.

De analyse toont dat er geen universele succesformule bestaat. Duurzame co-creatie vraagt een geïntegreerde aanpak waarin structuren, netwerken, cultuur en middelen elkaar versterken. Een ondersteunende organisatiecultuur met vertrouwen, flexibiliteit en gedeeld leiderschap blijkt onmisbaar. Tegelijk zijn middelen zoals tijd, budget en expertise noodzakelijke voorwaarden om participatiedrempels daadwerkelijk te verlagen.

De kracht van co-creatie ligt dus in de combinatie van stabiliteit en nabijheid. Lokale besturen kunnen leren door structurele participatieverankering te koppelen aan relationele netwerken die aansluiten bij de leefwereld van burgers. Co-creatie wordt zo meer dan een methode: het is een proces van geduld, empathie en langdurige inzet, met het potentieel om inclusie in beleid en dienstverlening effectief te versterken.
Meer lezen

HET TABOE VAN GEVOELIGE THEMA’S: EEN VERGELIJKENDE STUDIE NAAR DE ERVARINGEN VAN LEERKRACHTEN IN HET BEROEPSONDERWIJS(ARBEIDSFINALITEIT) IN SECUNDAIRE SCHOLEN.

Vrije Universiteit Brussel
2025
Saartje
Vandermaesen
“Mag ik dit wel zeggen in de klas?” Die vraag houdt veel leraren bezig. Uit mijn onderzoek bij 17 leerkrachten in het beroepsonderwijs blijkt dat gevoelige thema’s zoals racisme, religie of LGBTQ+ vaak vermeden worden, niet uit onwil, maar uit angst en een gebrek aan veiligheid. Sociale steun van collega’s en directie maakt het verschil tussen zwijgen of durven spreken. Zonder dat leraren zich veilig voelen geen open gesprekken, zonder open gesprekken geen burgerschapsonderwijs. En zonder burgerschapsonderwijs staat de democratie zelf onder druk.
Meer lezen

AI en toeristische B2B- en B2C-communicatie

Hogeschool PXL
2025
Maartje
Kerfs
Mijn bachelorproef gaat over AI binnen toeristische B2B- en B2C-communicatie. De communicatiemedewerkers van Visit Limburg - een toeristische organisatie die het toerisme in de provincie Limburg ontwikkelt en promoot - wensen artificiële intelligentie te gebruiken om de communicatie met partners én toeristen te verbeteren. Het resultaat is een praktische handleiding met tips over prompten en uitleg over AI-tools.
Meer lezen

Duurzaamheidsrapportering en de Erosie van het EU-Concurrentievermogen: Een Pad Naar Industriële Vernieuwing

Universiteit Gent
2025
LAURENZ MAXIMUS
BOURGONJON
Deze thesis onderzoekt de groeiende spanning tussen de ambitieuze duurzaamheidsagenda van de EU en het afnemende concurrentievermogen van haar kernindustrieën. De centrale vaststelling is dat niet de duurzaamheidsdoelen zelf, maar de diepgewortelde beleidsonzekerheid—veroorzaakt door inconsistente regels, hoge energiekosten en een gebrek aan een gelijk speelveld—de voornaamste rem op investeringen en concurrentiekracht is. Aan de hand van diepte-interviews met sleutelfiguren uit de industrie (ArcelorMittal), de politiek en de academische wereld, analyseert het onderzoek de concrete impact op strategische sectoren zoals staal, energie en kritieke grondstoffen. De conclusie is dat een succesvolle industriële heropleving enkel mogelijk is als de EU een proactief en voorspelbaar beleid voert dat een eerlijk speelveld garandeert, waardoor haar duurzaamheidsagenda een motor voor innovatie wordt in plaats van een bron van onzekerheid.
Meer lezen

Ils occupent, (i)elles s’occupent: Een cultuursociologische analyse van zes vormen van durf in de Brusselse skatescene

Vrije Universiteit Brussel
2025
Charlotte
Cool
Deze studie onderzoekt hoe (sub)culturele genderhiërarchieën binnen de Brusselse skatescene zowel worden gereproduceerd als geherconfigureerd. Hoewel skateboarden doorgaans gepresenteerd wordt als open, vrij en inclusief, blijft het in de praktijk doordrongen van een geïnstitutionaliseerde mannelijke hegemonie. Internationaal is er relatief weinig aandacht voor hoe vrouwelijke en non- binaire skaters patriarchale structuren actief bevragen; in België ontbreekt onderzoek naar de skatecultuur volledig. Deze studie adresseert die lacune via een kwalitatieve casestudy, gebaseerd op diepte-interviews en participerende observatie, met bijzondere aandacht voor het Brusselse collectief BX’Elles. De resultaten worden thematisch geanalyseerd via zes vormen van durf waarmee niet- traditionele skaters navigeren tussen uitsluiting en culturele hertekening: durven identificeren, beginnen, plaatsnemen, herconfigureren, verzetten en differentiëren. De studie toont hoe genderongelijkheid zich manifesteert via symbolisch geweld, verhoogde bewijslast en structurele belemmeringen tot ruimtegebruik. Tegelijkertijd bouwen niet-traditionele skaters via initiatieven zoals Only Girls-sessies en publieke, gendergemengde tours aan alternatieve praktijken waarin zorg wordt gevaloriseerd als subcultureel kapitaal. Opvallend is dat mainstreaming, vaak door mannelijke coreskaters afgewezen als bedreiging voor authenticiteit, voor deze groepen net een toegangspoort vormt. Vanuit die bredere openheid geven zij een nieuwe invulling aan de oorspronkelijke, subversieve skatewaarden van ruimteclaiming, marginaliteit en collectiviteit. Toch blijven deze transformaties precair zolang de hegemonische neutraliteit van mannelijke skaters onaangeroerd blijft. Beleidsmatig pleit dit onderzoek daarom voor co-creatieve infrastructuur, steun voor exclusieve sessies, en educatieve trajecten gericht op mannelijke bondgenootschappen, eventueel gebundeld in een Brussels skatefestival.
Meer lezen

Het spanningsveld tussen het Russisch en het Oekraïens: De ervaringen van tolken voor Oekraïense oorlogsvluchtelingen

KU Leuven
2025
Nathalie
Mariën
Sinds het begin van de Russische invasie in Oekraïne op 24 februari 2022 wordt Europa geconfronteerd met de grootste vluchtelingencrisis sinds de Tweede Wereldoorlog. Oekraïense vluchtelingen hebben in gastlanden zoals België te kampen gekregen met veel uitdagingen. Deze hebben het belang aangetoond van taalbarrières. Hoewel Oekraïens de officiële taal van Oekraïne is, wordt er nog steeds veel Russisch gesproken. Dit is voornamelijk het geval in de oostelijke regio’s van het land. Deze linguïstische dualiteit creëerde een complexe dynamiek voor tolken die Oekraïense vluchtelingen te hulp schieten in Vlaanderen. Daar wordt namelijk regelmatig een beroep gedaan op tolken Russisch- Nederlands ondanks de geopolitieke en emotionele gevoeligheid die tegenwoordig gepaard gaat met de Russische taal.
Deze thesis onderzoekt de ervaringen van zowel professionele als niet-professionele tolken die sinds de aanvang van de oorlog met Oekraïense vluchtelingen hebben gewerkt. Door middel van diepte- interviews met elf tolken van verschillende achtergronden gaat deze studie na of zij tijdens hun tolkopdrachten überhaupt een spanningsveld ervaren tussen de Russische en Oekraïense taal en zo ja, hoe. De studie onderzoekt ook hoe deze ervaringen verschillen naargelang de professionele status en etnische afkomst van de tolk.
Uit de bevindingen blijkt dat de meeste vluchtelingen pragmatisch Russisch-Nederlandse tolken accepteren vanwege hun dringende noden. Sommigen voelen zich echter ongemakkelijk of krijgen zelfs ‘de taal van de agressor’ niet over hun lippen. Tolken van Russische afkomst melden vaak emotionele spanning. Ze geven de noodzaak aan om hun standpunt over de oorlog te verduidelijken om het vertrouwen te winnen van hun cliënten ondanks het neutraliteitsprincipe. Deze studie wijst ook op het gebrek aan bewustzijn bij hulpverleners over het complexe taallandschap van Oekraïne.
Dit onderzoek draagt bij tot het veld van de tolkwetenschap door in te gaan op een voordien onderbelicht raakvlak van taal, identiteit en conflict nopens de ervaringen van tolken voor Oekraïense vluchtelingen in Vlaanderen.
Meer lezen

Leesmotivatie op de Toren van Babel: Wat maakt dat leerlingen met migratieachtergrond (niet) graag lezen?

KU Leuven
2025
Manon
Evrard
Dit onderwijsonderzoek situeert zich op de Toren van Babel in Gent, een school uitsluitend voor
anderstalige leerlingen. Uit de literatuur blijkt dat het leesniveau in Vlaanderen sterk daalt en dat
anderstalige leerlingen een steeds groter deel van de groep laagpresteerders representeren (De
Meyer et al., 2023). Recente literatuur ziet een significant verband tussen leesmotivatie en
leesvaardigheid, waardoor leesmotivatie een belangrijke factor is om op in te spelen als school (Toste
et al., 2020). Uit onderzoek van Gobyn et al. (2019) vloeien drie factoren voort die impact hebben op
leesmotivatie: autonomie, belonging en competentie. Het onderdeel belonging verdient hier
specifieke aandacht, aangezien verschillende studies ook uitwijzen dat school belonging, beïnvloed
door het diversiteitsbeleid van de school, een grote impact heeft op de prestaties van leerlingen met
een migratieachtergrond. Dit onderzoek wil de leesmotivatie van de taalbadleerlingen in kaart
brengen, achterhalen waarom ze (niet) gemotiveerd zijn om te lezen en vervolgens een aanzet geven
tot een leesbeleid dat rekening houdt met bovengenoemde factoren. De dataverzameling gebeurt
aan de hand van een vragenlijst, afgenomen bij alle 28 leerlingen uit het eerste jaar B-stroom, en 6
diepte-interviews met leerlingen die ook deelnamen aan de vragenlijst. Uit de resultaten blijkt dat de
meeste leerlingen een combinatie vertonen van autonome en gecontroleerde leesmotivatie. De
invloed van de school op leesmotivatie komt ook sterk naar voor. De vergaarde informatie en
inzichten in waarom leerlingen (niet) graag lezen zal gebruikt worden als startpunt om het leesbeleid
van de school vorm te geven.
Meer lezen

STILL COMING-OF-AGE: THE STORIES WE NEED(ED): A COHORT-BASED STUDY OF QUEER VIEWERSHIP AND ENGAGEMENT WITH COMING-OF-AGE SERIES

Universiteit Gent
2025
Yari
Landuyt
Deze studie onderzoekt hoe queer coming-of-age (QCOA) series worden geconsumeerd
en geïnterpreteerd door queer mannelijke kijkers uit drie cohorten in Vlaanderen. Hoewel
QCOA verhalen vaak als relevant voor jongeren worden beschouwd, toont dit onderzoek
aan dat ze emotioneel betekenisvol zijn voor verschillende leeftijden. Vanuit een
theoretisch kader gebaseerd op queer theory, televisiestudies en life course onderzoek,
werden veertien diepte-interviews afgenomen met queer mannen tussen 18 en 67 jaar. De
deelnemers werden ingedeeld in drie cohorten: de Pre-Mainstream Cohort (PMC), de Early
Queer Normalization Cohort (EQNC) en de Queer Media Explosion Cohort (QMEC). Ze
reflecteerden op hun ervaringen met een selectie van QCOA series, waaronder
Heartstopper, wtFOCK, SKAM, Young Royals en Love, Victor. Aan de hand van
constructivistische grounded theory werd geanalyseerd hoe zij zich verhouden tot deze
series, met bijzondere aandacht voor seksuele identiteitsontwikkeling, het onderscheid
tussen herkenning en identificatie, en het gebruik van QCOA series als een emotionele
proxy. De bevindingen tonen aan dat hoewel sommige deelnemers toegang hadden tot
meer toegankelijke queer media, deze zichtbaarheid niet altijd leidde tot emotionele
resonantie. Anderen gebruikten QCOA series eerder retrospectief, om hun adolescentie te
herdenken of te verwerken. Over de cohorten heen absorbeerden deelnemers
representatie niet passief, maar gaven er actief betekenis aan, waarbij ze eigen
herinneringen, verlangens of onverwerkte gevoelens projecteerden. QCOA series
functioneren zo niet als universele spiegels, maar als emotioneel flexibele culturele teksten
die queer kijkers in staat stellen hun identiteit te verkennen, op het verleden te reflecteren
en alternatieve trajecten te verbeelden.
Meer lezen

Socio-economische mobiliteit op de werkvloer: een kwalitatief onderzoek naar de werkervaring van sociale stijgers met een lage SES-achtergrond

Universiteit Gent
2025
Cynthia
Maes
  • Mikay
    De Jaeger
Kwalitatief onderzoek naar de werkervaringen van sociale stijgers, op basis van 51 diepte-interviews.
Meer lezen

ERVARINGEN VAN VERPLEEGKUNDIGEN BIJ HUN RE-INTEGRATIE NA AFWEZIGHEID WEGENS STRESSEN/OF VERMOEIDHEIDSKLACHTEN: EEN KWALITATIEVE STUDIE

Universiteit Gent
2025
Ophélie
van Tulden
ACHTERGROND: Burn-out onder verpleegkundigen is een wereldwijd probleem. De
Wereldgezondheidsorganisatie voorspelt een wereldwijd verwacht tekort van elf miljoen zorgverleners tegen 2030. De oorzaak hiervan is een disbalans tussen de taakeisen, zoals een verhoogde werkdruk en beschikbare hulpbronnen, zoals steun. In dit onderzoek wordt het Job Demands-Resources model als theoretisch raamwerk
gehanteerd om de wisselwerking tussen organisatorische en persoonlijke factoren beter te begrijpen. Onderzoek richt zich vooral op interventies en werkomstandigheden, maar inzicht in de ervaringen van verpleegkundigen bij hun terugkeer door afwezigheid van stress- en/of vermoeidheidsklachten blijft beperkt.
DOELSTELLING: Dit onderzoek tracht inzichten te verkrijgen in de ervaringen en
mogelijke professionele veranderingen van verpleegkundigen tijdens het reintegratieproces.
METHODOLOGIE: Een kwalitatief onderzoek, gebaseerd op principes van de
fenomenologische benadering, werd uitgevoerd aan de hand van individuele,
semigestructureerde interviews. In totaal werden tien interviews afgenomen en
geanalyseerd met behulp van NVivo.
RESULTATEN: De resultaten tonen aan dat sommige verpleegkundigen gevoelens van
angst, spanning en nervositeit ervoeren bij de werkhervatting. Ondersteunende factoren zoals progressieve werkopbouw, psychologische begeleiding en collegiale steun werden als waardevol ervaren. Daarentegen bleken maandelijkse gesprekken en
administratieve taken belemmerend en stressverhogend. Desondanks ontwikkelden alle
verpleegkundigen nieuwe strategieën om met werkgerelateerde stressoren om te gaan,
waaronder het stellen van grenzen, het bewust inplannen van ontspanning en het
aanpassen van hun werkmethoden.
CONCLUSIE: Het re-integratietraject is een complex en individueel gegeven, waar zowel
persoonlijke als organisatorische factoren een rol spelen.
PRAKTISCHE IMPLICATIES: Een return-to-work coördinator kan het reintegratieproces optimaliseren en individualiseren en preventie versterken
Meer lezen

BUITENGEWOON MEERTALIG Een exploratief onderzoek naar meertaligheid en klaspraktijken van leraren in het buitengewoon basisonderwijs.

Universiteit Gent
2025
Evy
Ho Tiu
Deze masterproef onderzoekt de meertalige realiteit in het buitengewoon basisonderwijs type basisaanbod en gaat na hoe leerkrachten hiermee omgaan in hun klaspraktijk. In dit type onderwijs zitten opvallend veel leerlingen die thuis een andere taal spreken dan het Nederlands. Vaak combineren zij die meertalige achtergrond met een beperking en een kwetsbare sociaaleconomische thuissituatie. Dat profiel blijft grotendeels onzichtbaar in onderwijsbeleid en statistieken, terwijl net deze groep structureel in een kwetsbare positie terechtkomt.
Het onderzoek combineerde kwantitatieve data van AGODI en de Datawijzer met vijftien diepte-interviews met leraren, logopedisten en therapeuten in drie scholen. Uit de data blijkt dat ongeveer één op drie leerlingen thuis geen Nederlands spreekt en meer dan de helft opgroeit in een gezin met lage sociaaleconomische status. Toch zeggen deze cijfers weinig over de talige repertoires van leerlingen of hun onderwijsnoden.

De interviews tonen dat leerkrachten sterk inzetten op zorg en betrokkenheid, maar meertaligheid zelden expliciet benoemen. Vaak overheerst een eentalige logica: Nederlands geldt als vanzelfsprekende norm, terwijl thuistalen amper erkend of benut worden. Bovendien ontbreekt een gedeelde visie of systematische aanpak binnen het lerarenteam.
Het onderzoek benadrukt de nood aan verfijnde dataverzameling, structurele professionalisering en beleidsmatige visieontwikkeling. Alleen zo krijgen meertalige leerlingen erkenning voor hun volledige identiteit en kunnen hun thuistalen en talenten benut worden als bron van verbondenheid en leerwinst.
Meer lezen

Grenzen in de thuiszorg: coping met ongewenst patiëntengedrag en de rol van leidinggevenden

Universiteit Hasselt
2025
Femke
Iven
Ongewenst patiëntengedrag tegen zorgmedewerkers neemt aanzienlijk toe, ook in de thuiszorgsector (Boureghda et al., 2024; Elst et al., 2016). Onderzoek (VBZV & Veys, 2024) toont aan dat 94% van de zelfstandige verpleegkundigen in de thuiszorgsector al in aanraking is gekomen met een vorm van ongewenst patiëntengedrag. Het kan negatieve gevolgen hebben voor zorgverleners zoals burn-out (Yagil, 2008) en voor zorgorganisaties zoals personeelsverloop (Fisk et al., 2010). Dit onderzoek kadert binnen het toenemende ongewenst patiëntengedrag tegen zorgverleners. Het doel is om inzichten te verkrijgen in welke copingmechanismen zorgverleners toepassen en welke maatregelen organisaties kunnen nemen om ongewenst patiëntengedrag in de thuiszorgsector tegen te gaan. De onderzoeksvraag van dit onderzoek is: “Hoe ervaren zorgmedewerkers in de thuiszorg ongewenst gedrag van patiënten en welke acties hiertegen beschouwen zij als effectief?”
Het beantwoorden van de onderzoeksvraag gebeurt via een kwalitatief onderzoek door middel van vijftien semigestructureerde diepte-interviews bij zowel zorgmedewerkers, leidinggevenden als een interne vertrouwenspersoon. Daarnaast vormt het model over het copingproces van verpleegkundigen bij stress op het werk van Akbar et al. (2017) de onderzoekslens. Dit model dient als vertrekpunt om op basis van de empirische bevindingen te werken naar een model dat het copingproces in kaart brengt van thuiszorgmedewerkers bij ongewenst patiëntengedrag.
Meer lezen

Sustainable Tech Behaviour

Erasmushogeschool Brussel
2025
Tibo
Torrekens
  • Noor
    Dumont
  • Emma
    Van Camp
Dit rapport introduceert Sustainable Tech Behaviour (STB), een benadering die de bredere impact van technologie onderzoekt. Vaak worden technologische keuzes gedreven door efficiëntie, winstgevendheid en schaalbaarheid. De ecologische, economische, sociale en individuele gevolgen blijven echter vaak onderbelicht. Dit onderzoek brengt deze gevolgen in kaart en biedt praktische oplossingen voor een meer verantwoord technologisch beleid.

De literatuurstudie laat zien dat duurzaamheid en ethiek steeds belangrijker worden in technologische besluitvorming. Studies benadrukken de noodzaak van systemisch denken en multidisciplinaire samenwerking. Daarnaast tonen onderzoeken aan dat onbedoelde gevolgen van technologie vaak pas laat zichtbaar worden, wat proactieve strategieën vereist. Het STB-framework is gebaseerd op deze inzichten en helpt
organisaties technologie bewuster en duurzamer te benutten.

Het onderzoek introduceert het STB-framework, dat zich richt op vier impactgebieden: individueel, sociaal, economisch en ecologisch. Deze pijlers vormen samen een holistische benadering om de impact van technologie op verschillende niveaus te
begrijpen en te sturen.
Het framework biedt een gestructureerde aanpak om zowel de positieve als negatieve gevolgen van technologische innovaties te analyseren en hiermee bewuste keuzes te maken die bijdragen aan duurzaamheid en ethische verantwoordelijkheid.

Vervolgens benadrukt het rapport de noodzaak van bewustwording en biedt concrete tools om organisaties te helpen verantwoorde keuzes te maken. Een kernpunt is het STB-framework, een visueel en interactief model waarmee decision-makers de onbedoelde gevolgen van technologie kunnen identificeren en evalueren. Dit framework helpt bij het systematisch analyseren van technologische keuzes en hun bredere implicaties. Hierdoor kunnen organisaties technologie inzetten op een manier die zowel economisch rendabel als maatschappelijk verantwoord is.

Naast het STB-framework bevat het rapport aanbevelingen zoals het bevorderen van systemisch denken, regulering en het aanmoedigen van ethische innovatie. Verder worden strategieën aangereikt om binnen bedrijven en instellingen draagvlak te creëren voor duurzame technologische transities.

Het eindresultaat is een toolkit in workshopvorm met methodieken die organisaties ondersteunen bij het maken van duurzame en ethisch verantwoorde technologische keuzes. Deze toolkit kan worden ingezet in strategische besluitvorming, beleidsontwikkeling en bewustwordingscampagnes binnen bedrijven en instellingen.

Door concrete handvatten te bieden, draagt dit rapport bij aan een toekomst
waarin technologie niet alleen een drijvende kracht is achter economische groei, maar ook bijdraagt aan een eerlijke, duurzame en inclusieve samenleving
Meer lezen

De eerste 1000 dagen met 1000 verwachtingen

KU Leuven
2025
Charlotte
Wong
Het discours rond de eerste 1000 dagen (van conceptie tot 2 jaar) geldt internationaal en in Vlaanderen als een cruciale periode voor kindontwikkeling. Het wil preventief werken door vroege zorg te promoten, maar legt impliciet ook veel verantwoordelijkheid bij ouders, vooral moeders. De focus ligt sterk op kinduitkomsten, terwijl ouderervaringen onderbelicht blijven. In Vlaanderen groeit kritiek op het deterministische karakter, de individualisering van verantwoordelijkheid en het gebrek aan structurele steun. Dit onderzoek verkent via diepte-interviews met negen koppels hoe ouders het discours beleven, welke invloed het heeft op hun ouderschap en welke rol gender speelt. Weinig ouders kennen de term expliciet, maar herkennen de principes (hechting, nabijheid). Informatie wordt als versnipperd en tegenstrijdig ervaren. Sommigen voelen zich gesteund, anderen onder druk gezet door hoge verwachtingen. Moeders ervaren meer druk en nemen vaker het voortouw; vaders hebben vaker een ondersteunende rol, mede door ongelijk verlof en sociale normen. Ouders filteren adviezen en zoeken aansluiting bij eigen waarden, maar de nadruk op individuele verantwoordelijkheid bemoeilijkt dit.
Het discours blijkt paradoxaal: het wil steun bieden, maar versterkt ook druk en ongelijkheid. Aanbeveling: een inclusiever beleid dat ook het welzijn en de leefwereld van ouders centraal zet.
Meer lezen

MORE DRAMA, MORE HAPPINESS? EEN KWALITATIEF ONDERZOEK NAAR HET VERBAND TUSSEN DRAMALESSEN EN HET MENTAAL WELBEVINDEN VAN 2E-GRAADS DOORSTROOM-STUDENTEN

Universiteit Gent
2024
Matthew
Wright
Deze studie werd uitgevoerd om te bepalen hoe 2e-graads doorstroomstudenten het verband tussen dramalessen en hun mentaal welbevinden ervaren. Het zes dimensionaal mentaal welbevinden model, ontwikkeld door Ryff (1989), toont deels overlap met de in de literatuur gevonden effecten van drama en werd daarom als theoretische basis gebruikt in dit onderzoek. De onderzoeksgroep bestaat uit 6 jongeren die een 2e-graads doorstroomrichting volgen en die gedurende 40 weken 24 keer één uur per week dramales kregen als keuzevak. De studie werd uitgevoerd aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews die aan het einde van het schooljaar bij de leerlingen werden afgenomen. Om de gegevens te verwerken en analyseren werd een thematische analyse volgens Braun & Clarke (2006) toegepast. Als resultaat van het onderzoek werd er een duidelijke, positieve invloed vastgesteld op de persoonlijke groei, positieve relaties met anderen en zelfacceptatie dimensies. De invloed op de autonomie is matig en op de omgevingsbeheersing is de invloed gering. Er ontbreken gegevens om een besluit te maken over de doelgerichtheid dimensie, maar de verwachting is dat deze laag is. Het algemeen mentaal welbevinden van de participanten lijkt te zijn toegenomen na het volgen van dramalessen. Uit het onderzoek blijkt dat de invloed groter is bij jongeren wiens mentaal welbevinden laag is dan bij jongeren met een matig tot hoog mentaal welbevinden, al dient verder onderzoek dit verder te staven. De belangrijkste, niet eerder gevonden resultaten zijn dat participanten aangeven zich minder aan te trekken van de mening van anderen, makkelijker hun mening te kunnen uiten, meer te durven, meer open te staan voor nieuwe ervaringen en meer onbekenden durven aan te spreken. Vele andere resultaten bevestigen wat eerdere literatuur al bewees. Het onderzoek sluit af met een pleidooi om educatief drama een standaardonderdeel te maken van het curriculum van de middelbare school of het ten miste als potentieel keuzevak aan te bieden.
Meer lezen

The role of the built workplace in well-being: Learning from experiences of teachers on the autism spectrum

KU Leuven
2024
Hannah
Denys
Genomineerde longlist Klasseprijs
Een onderzoek naar de rol van de gebouwde werkplek in het welzijn van leerkrachten op het autismespectrum.
Meer lezen

Sociale confrontatie in huis: wat rijke mensen vertellen over hun huispersoneel

Universiteit Gent
2024
Carole
Kesteloot
Groepen met een hogere sociaaleconomische status worden in geringe mate onderzocht in de sociale wetenschappen. Nochtans genieten ze van veel privileges en vormen van macht waar velen niet over beschikken. Wat brengt een ontmoeting in hun woning teweeg met iemand die minder bevoorrecht is en die hun huishoudelijke en zorgtaken komt verrichten? Deze thesis bestudeert de percepties en opvattingen van mensen met een hoge sociaaleconomische status in het Brusselse aan de hand van 20 diepte-interviews. De resultaten duiden op een ambivalent antwoord. Ze zijn bewust van hun privilege en geluk, maar tegelijk zien ze hun personeel als een onmisbaar onderdeel van hun leven en stellen ze deze positie niet in vraag. Ze hebben hun personeel nodig, want zonder hen kunnen ze hun levensstijl niet behouden. Machtsmechanismen van seksisme, racisme en klassisme worden in stand gehouden binnenin het privégebied van mensen met hoge sociaaleconomische status.

Meer lezen

Kunst op Verwijzing Piloot Leuven - een prospectieve studie over het inzetten van kunst in de eerstelijnsgezondheidszorg

KU Leuven
2024
Lieve
Nagels
  • Annemie
    Voets
Kunst heeft een heilzaam effect op de mens. In tegenstelling tot het buitenland, met koplopers de Angelsaksische en Scandinavische landen, is er in België een grote achterstand in onderzoek en praktijkervaring met Kunst op Verwijzing (KOV), een eerstelijn gezondheidsbevorderende tool met kunst. In maart 2023 beslisten vertegenwoordigers uit de Leuvense zorg-, welzijns- en cultuursector en de academische wereld om samen vorm te geven aan een KOV-pilootproject, gericht op volwassenen met langdurig bestaande milde tot matige psychosociale klachten. Zeven vrouwen tussen 25 en 71 jaar doorliepen begin 2024 het KOV-traject van acht wekelijkse sessies van tweeënhalf uur in museum Parcum. Het hele proces werd uitgebreid gedocumenteerd, van concept over praktische uitrol tot de wetenschappelijke analyse, door twee master studenten Kunstwetenschappen (KU Leuven). Ze gebruikten een gemengde methodologie met zowel kwantitatief (vragenlijsten) als kwalitatief onderzoek (diepte-interviews, focusgroepen en participatieve observatie). Een eerste onderzoeksvraag betrof een procesevaluatie: is KOV een haalbare interventie in de Belgische/Vlaamse eerstelijnszorg? Uit de ervaring met het Leuvense pilootproject kan besloten worden dat een traject met kunst een werkbare niet-medische interventie is die de gezondheid en levenskwaliteit kan bevorderen mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een performant samenwerkingsplan tussen de cultuur- en zorgsector, een ethische gedragscode en richtlijnen voor goede KOV-praktijkvoering, en de opleiding van professionals in Kunst voor Welzijn zijn essentieel. Een tweede onderzoeksvraag polste naar de impact op de kunstbeleving van de deelnemers, op het museum en de medewerkers en op de gezondheid van de deelnemers.   In lijn met internationaal onderzoek werd een verhoogd sociaal en mentaal welbevinden en activatie vastgesteld bij de deelnemers. Externe negatieve gebeurtenissen kunnen die positieve impact compromitteren. Een discrete vermindering in het beroep doen op de eerstelijn werd vastgesteld. Ook het mentaal welbevinden van de begeleiders kreeg een boost. Aanbevelingen werden geformuleerd voor het organiseren van toekomstige KOV-trajecten en voor voortgezet onderzoek. Het belang van de Kunstwetenschappen voor de nieuwe wetenschapsdiscipline Kunst voor Welzijn/ Arts in Health werd toegelicht.
Meer lezen

MOSLIMVROUWEN EN DE HIJAB: ACADEMISCHE LOOPBAAN EN LATERE LOOPBAANKANSEN IN RELATIE TOT HET LERAARSCHAP

Universiteit Gent
2024
Oumaima
El Achraki
Deze masterproef onderzoekt de academische loopbaan en latere carrièremogelijkheden van moslimvrouwen die een hoofddoek dragen in het Vlaams onderwijs. Voor het onderzoek werden 28 moslimvrouwen bevraagd die een hoofddoek dragen en momenteel een lerarenopleiding volgen of recent hebben afgerond aan een Vlaamse hogeschool. Er werd gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden, waaronder focusgroepen en diepte-interviews. Het onderzoek focust zich op het hoofddoekendebat en belicht hoe deze vrouwen hun ervaringen op dat vlak beleven met betrekking tot hun academische loopbaan en latere loopbaankansen, waarbij discriminatie een belangrijke rol speelt.
Meer lezen