Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Het bevat intussen al meer dan 8.000 artikels en volledige scripties van bachelor- en masterstudenten die sinds 2002 hebben deelgenomen aan de Vlaamse Scriptieprijs.

“Het is maar een gsm”: partner phubbing en relationele betekenisgeving

Universiteit Gent
2025
Debbie
Cool
Dit onderzoek laat zien dat phubbing, het negeren van je partner voor je smartphone, een veelvoorkomend fenomeen is dat relaties kan belasten. Hoe partners dit ervaren en ermee omgaan, hangt af van context, intentie en gezamenlijke digitale afspraken. Het benadrukt hoe moderne technologie dagelijkse relaties vormt en het belang van duidelijke communicatie en gezonde digitale gewoonten.
Meer lezen

Discours als wapen? Zuid-Afrika’s genocidezaak tegen Israël in het Amerikaanse Regime of Truth

Universiteit Antwerpen
2025
Kato
Pion
Zuid-Afrika daagde Israël voor het Internationaal Gerechtshof op basis van het genocideverdrag. De zaak beperkte zich niet tot het juridische: ze bracht een verschuiving teweeg in het discours, waarbij ook het tegenverhaal van Zuid-Afrika weerklank kreeg.
Zo demonstreert mijn thesis hoe het recht kan functioneren als podium voor betekenis en macht.
Meer lezen

Game of Tones A longitudinal analysis of media tone towards political parties in Flemish newspapers (2004-2024)

Universiteit Antwerpen
2025
Janne
Verschraegen
Hoe politieke partijen in de media worden voorgesteld, beïnvloedt hoe burgers hen waarnemen, beoordelen en uiteindelijk ook stemmen. Evaluatieve toon functioneert daarbij als een belangrijke interpretatieve shortcut. Deze studie onderzoekt hoe de toon van nieuwsberichtgeving over Vlaamse politieke partijen geëvolueerd is tussen 2004 en 2024, en in welke mate er structurele verschillen bestaan tussen partijen en tussen kranten.

Met behulp van een RoBERTa-taalmodel wordt op zinsniveau het sentiment gemeten in meer dan 275.000 artikels uit zeven Vlaamse kranten. De analyse toont dat negatieve berichtgeving structureel overheerst, maar dat deze geleidelijk is afgenomen over de tijd. Tegelijkertijd worden systematische verschillen vastgesteld tussen partijen en tussen kranten. Vlaams Belang en N-VA worden over de hele periode het meest negatief voorgesteld, terwijl Groen vaker voorkomt in positieve contexten. Kwaliteitskranten zoals De Morgen, De Standaard en De Tijd zijn in het algemeen kritischer dan populaire kranten zoals Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg. Opvallend is dat die kwaliteitskranten relatief minder negatief zijn over Vlaams Belang dan de populaire kranten.

Hoewel alle partijen een lichte afname in negativiteit vertonen, daalt het negatieve sentiment tegenover Vlaams Belang het sterkst, wat mogelijk wijst op een proces van normalisering. PVDA vormt hierop een uitzondering: de partij is de enige waarvoor het negatieve sentiment (licht) toeneemt over de tijd. Beperkingen van het onderzoek liggen in het feit dat het model niet gefinetuned werd op de Vlaamse politieke context, en dat de analyse geen objectieve maatstaf hanteert voor bias, maar enkel patronen van toon in kaart brengt. Toekomstig onderzoek kan nagaan welke factoren bijdragen aan verschillen in toon, bijvoorbeeld door te controleren voor electorale macht, partijcommunicatie en issue coverage.
Meer lezen

Naar een territoriaal verankerde landbouw: De rol van slachthuisinfrastructuur als gedeelde en strategische voorziening

Universiteit Gent
2025
Basiel
Van Rillaer
Deze masterproef onderzoekt de rol van slachthuisinfrastructuur in de territoriale verankering van landbouw. Slachthuizen worden doorgaans gezien als technische voorzieningen, maar in werkelijkheid bepalen ze in hoge mate hoe voedselproductie georganiseerd wordt, wie toegang heeft tot verwerking en hoe producenten en consumenten met elkaar verbonden blijven. De centrale onderzoeksvraag luidt: hoe hebben slachthuisinfrastructuren bijgedragen aan de verankering van landbouw in haar territorium, welke transformaties hebben geleid tot hun ontkoppeling, en onder welke voorwaarden kan herterritorialisering plaatsvinden?
De relevantie van dit onderzoek ligt in de hedendaagse context. Terwijl de vraag naar korte ketens, dierenwelzijn en duurzame voedselvoorziening groeit, verdwijnen kleinschalige slachthuizen of worden ze opgeschaald tot industriële complexen. Dit creëert knelpunten voor boeren die niet in dat grootschalige model passen en ondermijnt de veerkracht van lokale voedselnetwerken. Slachthuizen vormen zo een vaak vergeten, maar cruciale schakel in de transitie naar duurzamere landbouwsystemen.
Methodologisch steunt de studie op vijf casestudy’s die verschillende vormen van slachthuisinfrastructuur in beeld brengen: de thuisslachter Erik De Vogelaere, Slagerij Vande Walle, het private slachthuis Matanza, de coöperatie WAPICOWP en de mobiele slachtunit voor pluimvee. Via interviews, historische analyse en beleidskaders worden deze praktijken onderzocht. De vergelijking resulteert in een typologie met vier hoofdtypes: geïntegreerd ambachtelijke infrastructuur, private slachthuizen met gedeeld gebruik, mobiele slachtunits en coöperatieve modellen. Deze typologie toont dat slachthuisinfrastructuren zich bewegen in een spanningsveld tussen schaalvergroting en lokale verankering, privaat ondernemerschap en collectieve organisatie, formele regelgeving en informele praktijken.
De cases laten zien dat kleinschalige infrastructuur kan overleven wanneer bepaalde randvoorwaarden aanwezig zijn, zoals familiale opvolging, ondernemerschap, sterke lokale netwerken of gedeeld eigenaarschap. Tegelijkertijd blijkt dat deze voorwaarden uitzonderlijk zijn en niet vanzelfsprekend reproduceerbaar. Beleidsmatig betekent dit dat de toekomst van kleinschalige infrastructuur niet enkel kan afhangen van toeval of familiale continuïteit, maar dat actieve ondersteuning noodzakelijk is. Herterritorialisering vraagt om randvoorwaarden zoals regelgeving op maat, institutionele steun en maatschappelijke herwaardering van voedselproductie.
Het besluit van deze masterproef is dat slachthuisinfrastructuur méér is dan een technische schakel: ze is een strategische en gedeelde voorziening die bepaalt hoe landbouw lokaal verankerd kan blijven. Herterritorialisering is daarbij geen terugkeer naar het verleden, maar een hedendaagse strategie om landbouwsystemen veerkrachtiger, duurzamer en sociaal rechtvaardiger te maken.
Meer lezen

Making Sense: Materiality, Memory and Imagination in Max Porter’s Grief is the Thing with Feathers and Lanny

KU Leuven
2025
Nils
Van den Keybus
Hoewel 4E-narratologie zich bij uitstek leent voor het bestuderen van de interactie tussen belichaamde lezers en narratieve teksten, wordt de materialiteit van dat narratief vaak over het hoofd gezien. Materiële benaderingen daarentegen leggen juist de nadruk op de tekstuele materialiteit, maar besteden zelden aandacht aan de rol van belichaamde lezers. Door beide theoretische stromingen met elkaar te verbinden, probeer ik deze kloof te overbruggen en de onscheidbaarheid van tekst, materialiteit en belichaamde lezers aan te tonen.

Aan de hand van close readings van het werk van Max Porter illustreer ik de theoretische en methodologische meerwaarde van het integreren van tekstuele materialiteit in de 4E-theorie. De manieren waarop Grief is the Thing with Feathers en Lanny lezers uitnodigen om zich onbekende lichamen, bewegingen en vormen van waarneming voor te stellen, kunnen slechts ten volle worden begrepen wanneer zowel tekstuele als niet-tekstuele middelen in beschouwing worden genomen.

Ik argumenteer dan ook dat de interactie tussen lezers en materieel gevormde narratieve teksten niet zomaar kan worden opgedeeld in verbale en materiële componenten. Deze scheiding is kunstmatig en leidt tot een onvolledig beeld. Ik stel dat lezers narratieven begrijpen via zintuiglijke verbeelding, waarbij zij ervaringssporen combineren met aanwijzingen in verschillende modaliteiten om perceptuele ervaringen te ensceneren. Alleen door tekst en materialiteit gelijktijdig te onderzoeken kunnen we begrijpen hoe lezers betekenis geven aan narratief.
Meer lezen

Parameter Estimation with LISA's Correlated Noise

KU Leuven
2025
Karel
Plets
De laatste tien jaar hebben zwaartekrachtsgolven kunnen detecteren, strekkingen in de ruimte en de tijd. Toch willen we golven met lagere frequenties kunnen meten met behulp van toekomstige ruimtetelescopen, met name de LISA-missie onder leiding van ESA. Voordat LISA gelanceerd wordt, moet er nog veel voorbereid worden, met name het kwantificeren van haar onzekerheden en ruis. Voorlopig gebruikt de LISA-gemeenschap een paar vereenvoudigingen wanneer ze de ruis en de signalen proberen modelleren met behulp van enkele mooie symmetrieën.

Mijn thesisonderzoek heeft echter aangetoond dat zelfs voor heel simpele signalen je in de problemen terechtkomt wanneer je sommige symmetrieën niet aanneemt tijdens het afschatten van de onzekerheden.
Meer lezen

DE ADOLESCENTE MOSLIM ALS IDENTITEITSZOEKER: EEN KWALITATIEVE STUDIE BIJ HULPVERLENERS NAAR RADICALISERING ALS EEN PROCES IN RELATIE TOT DE ADOLESCENTIE ALS LEVENSFASE

Universiteit Gent
2025
Rania
Ikoubaân
Deze masterproef onderzoekt hoe hulpverleners radicalisering bij adolescenten binnen een islamitische context begrijpen, met bijzondere aandacht voor de rol van identiteitsontwikkeling en de uitdagingen van de adolescentiefase. Sinds de aanslagen van 9/11 en de opkomst van homegrown terrorism is radicalisering een centraal thema geworden in zowel het publieke als wetenschappelijke discours. Desondanks ontbreekt een eenduidige definitie en worden radicalisering, extremisme en terrorisme vaak ten onrechte met elkaar en met de islam geassocieerd. Eerder onderzoek richtte zich vooral op justitiële dossiers of op de ervaringen van geradicaliseerde individuen, waardoor het perspectief van hulpverleners onderbelicht bleef. In dit kwalitatieve onderzoek werden twaalf bestaande, semi-gestructureerde interviews met Belgische hulpverleners geanalyseerd volgens een thematische analyse. De analyse toont dat hulpverleners radicalisering niet zien als een geïsoleerd ideologisch fenomeen, maar als een betekenisvolle oplossingspoging voor onderliggende psychische en sociale kwetsuren, vaak gerelateerd aan migratiepijn, structurele uitsluiting, intergenerationele conflicten en identiteitsproblemen. De adolescentiefase wordt door hulpverleners beschouwd als een periode van verhoogde kwetsbaarheid, waarin radicalisering kan fungeren als een poging om met gevoelens van onzekerheid, vervreemding en identiteitsvragen om te gaan. Deze bevindingen onderstrepen de noodzaak van een genuanceerde benadering van radicalisering, die oog heeft voor de individuele beleving en de bredere maatschappelijke context, en bieden waardevolle aanknopingspunten voor beleid en klinische praktijk.
Meer lezen

De invulling van voorbedachtheid in rechtsleer en rechtspraak. Een evolutie vanaf 1867 tot 2024.

Universiteit Gent
2025
Charlotte
Van der veken
De voorbedachtheid is een strafverzwarende omstandigheid bij verscheidene misdrijven, waaronder doodslag. Door de aanname van voorbedachtheid treden verschillende gevolgen in werking. Zo verhoogt de maximum gevangenisstraf van dertig jaar voor doodslag naar levenslang voor moord. Ook de verjaringstermijn is verschillend. De voorbedachtheid is dus een begrip dat belangrijk is voor zowel actoren in de strafrechtsketen als de persoon die wordt beschuldigd van doodslag met voorbedachten rade of moord, een van de zwaarste misdrijven. Ondanks het grote
belang ervan, bevat het huidige Strafwetboek echter geen definitie of duidelijke omlijning, waardoor de term riskeert op subjectieve en willekeurige wijze te worden ingevuld.

Tijdens de parlementaire discussies voor het Strafwetboek van 1867 werden evenwel enkele handvaten aangereikt omtrent de invulling van het begrip, waaruit een basisstelling is gevloeid: voorbedachtheid bestaat uit het weloverwogen besluit, genomen voorafgaand aan de daad. Deze basisstelling is doorheen de jaren uitgebreid met verschillende voorwaarden.

Door middel van een uitgebreid literatuuronderzoek, rechtspraakanalyse van arresten van het hof van assisen en een rechtsvergelijkend luik, poogde deze masterthesis een antwoord te bieden op de volgende vragen: is de basisstelling verder aangevuld en geëxpliciteerd in de rechtsleer en rechtspraak? Zo ja, hoe ver reiken deze aanvullingen en welke bijkomende voorwaarden werden toegevoegd? Vervolgens werd een synthese opgemaakt, opdat uiteindelijk een omvattende invulling aan de voorbedachtheid kon worden gegeven die rekening hield met zowel doctrinale
vereisten als de praktijk.

Ook het ruimere kader werd geschetst. De voorbedachtheid werd benaderd vanuit een
psychologische invalshoek, gezien de raakpunten met de menselijke psyche. Ten slotte werd eveneens een blik geworpen op de invulling ervan in Nederland en de Verenigde Staten.

Het nieuwe Strafwetboek, dat in werking zal treden in april 2026, bevat opnieuw een definitie van de voorbedachtheid. Deze werd vergeleken met de invulling die voortkwam uit dit onderzoek, waarbij enkele opmerkingen naar voren kwamen. Ter conclusie kan gesteld worden dat de definitie uit het nieuwe Strafwetboek op sommige punten verschilt. De voorwaarde van planmatigheid is een twistpunt en zal ongetwijfeld een interessante tendens op gang trekken de jaren na inwerkingtreding.
Meer lezen

Over de relatie tussen het internationaal humanitair recht en de internationale mensenrechten in hedendaagse situaties van gewapend conflict

KU Leuven
2025
Yael
De Braekeleer
In de rechtsleer en rechtspraak is intussen erkend dat internationaal humanitair recht en internationale mensenrechten parallel kunnen co-existeren in de context van gewapende conflicten. De vraag is echter: hoe gaat men deze idee in de praktijk toepassen? Immers, in sommige gevallen kunnen de twee rechtstakken tot tegenstrijdige resultaten leiden wanneer ze op dezelfde feiten worden toegepast, omdat ze verschillende doelen weerspiegelen waarvoor ze in de eerste plaats zijn ontwikkeld. Dit leidt tot onduidelijkheid met betrekking tot de interpretatie en implementatie bij statelijke actoren. Sterker nog, sommige overheden misbruiken het internationaal humanitair recht om hun misdaden in gewapende conflicten te verantwoorden. Het grootste slachtoffer hiervan: de burgerbevolking. Zij wordt het zwaarst getroffen, terwijl het internationaalrechtelijke kader dit juist tracht te vermijden. Daarom gaat deze scriptie op zoek naar een andere invalshoek voor internationaal humanitair recht, die meer gebaseerd is op mensenrechten en minder ruimte geeft aan instrumentalisering. Met name, hoe kan men dit rechtskader gebruiken om zoveel mogelijk bescherming te bieden aan burgers? De hoop is dat het antwoord op deze vraag zal leiden tot minder mensenrechtenschendingen. Meer specifiek ligt de focus van deze masterproef op het recht op onderwijs in gewapend conflict. Dit grondrecht vormt de basis voor de ontwikkeling van de burgerbevolking, en draagt bij tot sociale cohesie en een vredevolle samenleving.
Meer lezen

Leraar en leerondersteuner samen aan zet: De kracht van samenwerking bij de realisatie van een inclusief onderwijsaanbod voor leerlingen met een verstandelijke beperking

Universiteit Antwerpen
2025
Bo
Matton
Alle leerlingen hebben recht op kwaliteitsvol en inclusief onderwijs, ook zij met een verstandelijke beperking. Toch blijft de realisatie van inclusie complex. In Vlaanderen wordt ingezet op leerondersteuners die zowel leerlingen als leraren ondersteunen. Deze kwalitatieve studie onderzocht, op basis van 18 interviews met negen duo’s, hoe leraren en leerondersteuners samenwerken en welke invloed dit heeft op de attitude en het zelfvertrouwen (zelfeffectiviteit) van leraren. De resultaten tonen dat samenwerking die wordt gekenmerkt door afstemming, gedeelde kennis, wederzijds vertrouwen en een gezamenlijke identiteit leidt tot intensere vormen van samenwerking, met een positieve invloed op zowel de realisatie van een inclusief onderwijsaanbod als het geloof van leraren in hun eigen kunnen.
Meer lezen

Schoon schip maken naar een betere en efficiëntere onderwijsomgeving

Hogeschool VIVES
2025
Selina
Gosens
  • Roos
    Van Lommel
Aan de slag gaan met executieve functies binnen een school voor buitengewoon onderwijs.
Meer lezen

De representatieve voorzijde: sporen van de historische 'goede kamer' in het Vlaanderen van vandaag

Universiteit Gent
2025
Femke
Blum
Deze masterproef onderzoekt enerzijds de historische goede kamer en
anderzijds de hedendaagse Vlaamse wooncultuur en architectuurpraktijk.
Die twee facetten worden met elkaar verbonden via de onderzoeksvraag:
hoe vinden aspecten van de historische goede kamer hun weg in de
hedendaagse woning en op welke manier blijven ze toepasbaar?
Meer lezen

Evaluating the Impact of Environmental Award Criteria in EU Construction Public Procurement: Assessing the Alignment of GPP with the Principles of Non-Discrimination and Competition

Universiteit Hasselt
2025
Lucas
Ricour
Deze masterproef onderzoekt hoe milieucriteria in publieke aanbestedingen de werking van de bouwmarkt binnen de Europese Unie beïnvloeden. Sinds de invoering van de Europese aanbestedingsrichtlijn van 2014 kunnen overheden bouwprojecten niet alleen op prijs, maar ook op duurzaamheid selecteren. Dat klinkt positief, maar de vraag is of dit systeem wel samenvalt met de Europese principes van eerlijke concurrentie en non-discriminatie.

Met behulp van gegevens uit de Europese aanbestedingsdatabank Tenders Electronic Daily (TED) analyseerde het onderzoek duizenden bouwopdrachten tussen 2012 en 2023. Daaruit blijkt dat wanneer milieueisen worden toegevoegd, het aantal inschrijvingen gemiddeld met 15 tot 24 procent daalt. Met andere woorden: minder bedrijven wagen zich aan zo’n “groene” aanbesteding. Daarnaast blijken projecten met milieueisen vaak duurder te zijn, gemiddeld 5 tot 17 procent, afhankelijk van hoe consequent de criteria worden toegepast.

De resultaten tonen aan dat duurzaamheidcriteria, hoewel goed bedoeld, onbedoeld de concurrentie binnen de Europese bouwsector kunnen beperken. De studie roept daarom op om de Europese regels rond groene aanbestedingen te herzien, zodat ecologische doelstellingen beter worden afgestemd op de basisprincipes van een eerlijke en open markt.
Meer lezen

Development and Validation of a CFD Multiphase Model for Micro‐channels

Universiteit Hasselt
2025
Sven
Jaspers
Deze masterscriptie beschrijft de ontwikkeling en validatie van een Computational
Fluid Dynamics-model voor adiabatische en diabatisch twee-fasenstroming in een mi-
crokanaal, met focus op toepassingen in Microkanaal-Warmtewisselaars voor Small
Modular Reactors. De Euleriaans–Euleriaanse methode werd toegepast en meerdere
interfaciale krachten en warmteoverdrachtsmodellen werden getest op toepasbaarheid
binnen experimentele configuraties. Een modulaire strategie werd gevolgd, van een
adiabatisch basismodel (verticale kleine kanaal), tot een verfijnd adiabatisch model
(horizontaal microkanaal), naar een volledig kookmodel (verticaal microkanaal). De
eerste twee modellen toonden sterke overeenkomst met experimentele data voor vol-
umefracties, snelheidsprofielen, stromingsregimes en drukverliezen. Voor horizontale
stroming vormde het gebrek aan gedetailleerde data en geschikte submodellen echter
een beperking. De kooksimulaties voorspelden drukverliezen en wandoververhitting
correct, maar toonden gevoeligheid voor de stabiliteit van de vloeistoffilm aan de wand.
De modellen vormen een degelijke basis voor thermo-hydraulisch gedrag in annulair
regime, maar zijn beperkt bij extremere condities. Toekomstig werk moet zich richten
op horizontale data en robuustere krachtmodellen voor bredere stromingsregimes.
Meer lezen

De representatie van transmannen in pornografie - een focusgroepstudie

Universiteit Gent
2025
Odamé
Blommaert
Het onderwerp van seksualiteitsbeleving bij volwassen transgender en gender diverse (TGD) personen is ernstig onderbelicht in de wetenschappelijke literatuur. TGD personen zijn vaak protagonisten in seksueel expliciet materiaal, maar hun ervaringen met en noden op vlak van gender divers materiaal zijn zelden geëxploreerd. Deze masterproef voerde een focusgroepstudie uit alsook drie individuele interviews met transmannen die zich in een beslissingsproces rond genitale chirurgie bevinden. We wensten te onderzoeken of beschikbare genderdiverse kanalen voor seksueel expliciet materiaal, hier Himeros.tv, een exploratie kon bieden, wat potentieel kan bijdragen in het ontwikkelen van een sekspositief zelfbeeld. Hiernaast wilden we te weten komen of dit op zijn beurt een effect heeft op het beslissingsproces rond genitale chirurgie. Vanuit de data werden er 3 overkoepelende thema’s gevonden: 1) De functies van pornografie, 2) Het effect op seksualiteit en transitie en 3) De representatie van transmannen. De resultaten toonden over het algemeen dat Himeros.tv een respectvoller, realistischer en diverser alternatief bood in tegenstelling tot mainstream pornografie waar TGD personen vaak gerepresenteerd worden aan de hand van stereotiepe, fetisjerende en objectiverende beelden en verhaallijnen. Door de nadruk op intimiteit, consent en plezier, alsook een minder expliciete focus op de geslachtsdelen, droeg Himeros.tv in zekere mate bij aan de exploratie en de ontwikkeling van een sekspositief zelfbeeld. Tegelijkertijd waren er enkele kritische bedenkingen aanwezig, zoals onder andere de stereotiepe representatie van translichamen (vooral na een borstoperatie, en voor een genitale chirurgie), de beperkte diversiteit in lichamen en de doelgroepgerichtheid op homo- en biseksuele mannen. Hierdoor voelden niet alle deelnemers zich gerepresenteerd in de video’s van Himeros.tv. Daarnaast speelde TGD pornografie voor velen een rol in het beslissingsproces rond genitale chirurgie, met name als visuele en laagdrempelige informatiebron over translichamen na een geslachtsoperatie in een seksuele context. Dit kon helpen om de chirurgische opties af te wegen, het idee te versterken dat een bevredigend seksleven zonder chirurgie mogelijk is en om alternatieve narratieven te bieden in het seksuele leven als TGD persoon. De impact hiervan verschilde sterk per individu en was afhankelijk van de fase in de transitie, persoonlijke behoeften binnen pornografie en het vermogen om de beelden kritisch te interpreteren.
Meer lezen

Exploring potential genes linked to dilated cardiomyopathy in zebrafish

Universiteit Hasselt
2025
Flore
Hermans
Dilated cardiomyopathy (DCM) is a leading cause of heart failure worldwide, and is
characterized by a dysfunctional and dilated left ventricle. Approximately 1 in 250 individuals develop DCM in their lifetime. DCM is highly heritable, with around 50 associated genes. However, 60-75% of families that show a heritable DCM pattern have no genetic diagnosis. Thus, identifying novel DCM-associated genes is imperative to help diagnose patients earlier and provide personalized treatments based on genotype-phenotype associations. Previously, whole exome sequencing data from idiopathic DCM patients at Maastricht Hospital was analyzed, leading to the identification of three potentially DCM-causing genes, found in seven patients. In the current study, these genes were analyzed using the zebrafish model. It was hypothesized that the targeted knockout of LAPTM4B, PIGV, or ANKHD1 in zebrafish embryos leads to functional and morphological changes resembling DCM. With F0 screening, a CRISPR/Cas9 based method, functional knockouts were created showing mild/moderate edema in approximately 40% of embryos in each genetic knockout. Heart videos were made to assess functional changes, with laptm4b showing a decrease in heart rate and an increase in ejection fraction, pigv showing a decrease in relaxation time and ventricle size, and ankhd1 showing an increase in ventricle size. In conclusion, the F0 screening should be further optimized to fully assess the role of these genes in cardiomyopathy. This study gives a proof of concept, showing that LAPTM4B, PIGV, and ANKHD1 play a role in the function and morphology of the heart and should be researched further.
Meer lezen

Exploring Dilution Strategies and Prechamber Ignition on a Marine Engine Retrofitted to Methanol SI Operation

Universiteit Gent
2025
Sebastiaan
Malfait
  • Matthijs
    Van Duyse
In deze masterproef onderzochten we hoe bestaande scheepsdieselmotoren kunnen worden omgebouwd om te draaien op methanol, een veelbelovende duurzame brandstof. Methanol is vloeibaar, eenvoudig op te slaan en kan klimaatneutraal geproduceerd worden. We testten een grote scheepsmotor op methanol en zochten naar manieren om de motor tegelijk efficiënt en schoon te laten draaien. Daarbij bleken twee technieken, extra lucht toevoegen en een deel van de uitlaatgassen terugvoeren, veelbelovend om zowel de uitstoot te verlagen als de zuinigheid te verbeteren. Daarnaast ontwierpen we een innovatieve prechamber die de verbranding stabieler kan maken. Zo toont dit onderzoek dat scheepsmotoren een groener leven kunnen krijgen zonder dat ze volledig vervangen moeten worden.
Meer lezen

Productconditie-evaluatie via multisensoriële beeldverwerking

KU Leuven
2025
Jan
Van Huffel
  • Kavishk
    Kathayat
Deze masterproef pakt de beperkingen van manuele kwaliteitscontrole aan door een modulair, hybride inspectiesysteem te ontwikkelen. Het platform combineert 3D-scans voor geometrische analyse (deuken, ontbrekende onderdelen) met 2D-beeldanalyse voor oppervlaktedefecten. Centraal staat een innovatieve AI-aanpak die zowel flexibele 'zero-shot' detectie (objecten vinden op basis van tekst) als hypernauwkeurige, getrainde modellen inzet. Door het fuseren van verschillende sensoren (RGB, diepte, nabij-infrarood) is het systeem gevalideerd op industriële steigerpijpen en e-bike batterijen, wat de brede toepasbaarheid voor veiligere en efficiëntere productie aantoont.
Meer lezen

Investor protection in ESG ratings: A law and economics approach

KU Leuven
2025
Aline
Soenen
Duurzaamheid speelt vandaag de dag een sleutelrol in de financiële wereld, en roept tegelijk veel vragen op. ESG-ratings worden steeds vaker gebruikt door investeerders, terwijl de betrouwbaarheid en de transparantie ervan niet altijd gegarandeerd zijn. Deze masterthesis analyseert de agency kosten in verband met ESG-ratings. Daarnaast wordt de recente Europese regulering onder de loep genomen om te evalueren of deze adequaat is voor het aanpakken van de huidige uitdagingen, met nadruk op beleggersbescherming. Tot slot worden aanbevelingen gedaan voor verbeteringen in het proces.
Meer lezen

Van koloniaal verleden naar inclusieve toekomst: De rol van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in de herwaardering en versterking van Congolees Immaterieel Cultureel erfgoed

Universiteit Antwerpen
2025
Ruth Iyombe
Busano
Cultureel erfgoed omvat meer dan objecten en kunstwerken; ook immaterieel cultureel erfgoed (zoals rituelen, muziek, orale tradities en ambachten) speelt een cruciale rol in de beeldvorming van gemeenschappen. Toch krijgt dit immateriële aspect vaak minder aandacht binnen museale contexten en restitutiedebatten, waar de focus doorgaans ligt op materiële collecties. Deze masterproef onderzoekt hoe het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (AfricaMuseum) kan bijdragen aan de herwaardering en versterking van Congolees immaterieel erfgoed, in het bijzonder binnen de actuele context van dekolonisatie, restitutie en maatschappelijke kritiek.
Het onderzoek combineert deskresearch, beleidsanalyse, literatuurstudie en interviews met diverse stakeholders, waaronder de Congolese diaspora. In de analyse wordt ingegaan op de historische rol van het museum, de huidige strategieën rond immaterieel erfgoed en de percepties van verschillende betrokken actoren.
De conclusies benadrukken dat een toekomstgerichte rol voor het AfricaMuseum enkel mogelijk is door het versterken van partnerschappen met Congolese gemeenschappen, het bieden van ruimte voor immateriële praktijken en het uitbouwen van inclusieve beleidsprocessen. Deze studie draagt zo bij aan het bredere debat rond dekolonisering van musea en sluit aan bij internationale kaders zoals de UNESCO 2003 Conventie voor het borgen van immaterieel erfgoed en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen, in het bijzonder SDG 11, 16 en 17.
Meer lezen

Ritme en regels: een praktijkgerichte handleiding voor bodypercussie in de NT2-basiseducatie

Universiteit Antwerpen
2025
Sofie
Devos
In het superdiverse NT2-onderwijs van de basiseducatie stuiten docenten vaak op de grenzen van traditionele grammatica-instructie: abstracte regels bereiken cursisten onvoldoende, terwijl grammaticaal bewustzijn net als prosodische vaardigheden de verstaanbaarheid ten goede komen. Deze masterpraktijkproef richt zich daarom op het ontwerpen en documenteren van een docentenhandleiding voor bodypercussie als origineel multisensorieel didactisch instrument dat beweging, geluid en ritme combineert om grammatica en prosodie tastbaar te maken.

De methode is geïnspireerd door bodypercussie uit de muziekwereld en leunt op theorieën over embodied cognition, dual coding en de noticing hypothesis. Ontwerp, praktijk en reflectie volgen elkaar op in een lerend proces volgens het model van Design-Based Research. In samenwerking met docenten, mentoren en cursisten werd de methode met bijhorend materiaal stap voor stap ontworpen, getest, aangepast en verfijnd.

De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe kan er via een iteratief DBR-traject, een bruikbare en overdraagbare docentenhandleiding worden ontwikkeld voor het inzetten van bodypercussie als methode om grammatica en prosodie aan te brengen bij NT2-cursisten in de basiseducatie?

Het eindproduct is een helder gestructureerde docentenhandleiding, met iconen, instructiefilmpjes en een begeleidende presentatie. De materialen bieden NT2-lesgevers concrete ondersteuning om bodypercussie als didactische methode in te zetten bij het aanleren van onder meer de basiswoordvolgorde, inversie en klankgroepen. Deelnemers geven aan dat de multisensorische aanpak motiverend werkt en het taalbewustzijn van cursisten én docenten versterkt, met ruimte voor differentiatie, expressie en impliciete feedback. Bovendien kan de methode flexibel en creatief ingezet worden, bijvoorbeeld in combinatie met andere methodes zoals Body Grammar.

Deze masterpraktijkproef toont hoe praktijkgericht ontwerponderzoek kan bijdragen aan het ontwikkelen van gedeelde didactiek in een superdiverse klascontext. De bodypercussiemethode wordt niet gepresenteerd als wondermiddel, maar als laagdrempelige en overdraagbare methodiek binnen communicatief en participatief NT2-onderwijs. De resultaten vormen een uitnodiging tot verder gebruik, intervisie en impactonderzoek.
Meer lezen

Circulair gebruik van natuurmaaisel: Een case study voor veengebied De Zegge

Universiteit Antwerpen
2025
Lien
Van Breda
Het beheer van veengebied De Zegge genereert jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid natuurmaaisel, die tegen hoge kosten wordt afgevoerd naar composteringsinstallaties. Tegelijkertijd wordt natuurmaaisel in Vlaanderen erkend als biomassareststroom met circulair potentieel. Deze masterproef onderzoekt welke circulaire waardeketens toepasbaar en rendabel zijn voor De Zegge.
De jaarlijkse maaiselopbrengst wordt geschat op 94,5 ton droge stof. Een brede inventarisatie brengt tien mogelijke waardeketens rond natuurmaaisel in beeld, waarbij de ketens rond veenvrije potgrond, grasisolatie en graspapier het meeste perspectief bieden. Ook is er toekomstpotentieel voor boerderijcompostering, zodra het nieuwe wettelijk kader hiervoor wordt uitgerold. Belangrijke knelpunten voor circulaire inzet van natuurmaaisel zijn biologische stabilisatie, een efficiënte logistiek en de ontwikkeling van verdienmodellen die aantrekkelijk zijn voor alle partijen binnen een strikt en complex regelgevend kader. De vier geselecteerde waardeketens demonstreren echter voldoende technologische maturiteit, ecologische meerwaarde en economisch potentieel om deze knelpunten te overkomen.
Meer lezen

Social acceptance of eVTOL UAM drone: characterization of background noise

Vrije Universiteit Brussel
2025
Evy
Heymans
  • Brent
    Van Ginderdeuren
De opkomst van elektrische Vertical Take-Off and Landing (eVTOL) vliegtuigen roept vragen op over hun akoestische integratie in dichtbevolkte stedelijke omgevingen. Een belangrijke uitdaging is te onderzoeken in hoeverre het karakteristieke tonale geluid van eVTOL’s wegvalt in of juist afsteekt tegen de stedelijke achtergrond. Deze masterproef behandelt deze problematiek aan de hand van de centrale onderzoeksvraag: “Hoe kan een goedkoop en autonoom akoestisch meetsysteem worden ontworpen, gebouwd en gekalibreerd om op betrouwbare wijze stedelijke achtergrondgeluiden vast te leggen en de akoestische impact van eVTOL-vliegtuigen te evalueren?

Om deze vraag te beantwoorden werd een goedkoop, autonoom meetsysteem ontwikkeld en gevalideerd voor langdurige geluidsmonitoring in stedelijke context. Het prototype combineert een MEMS-microfoon, een Raspberry Pi met data-acquisitiesysteem, 4G-connectiviteit en een op zonne-energie gebaseerde energievoorziening in een robuuste configuratie die buitenshuis kan
functioneren met minimale interventie. Kalibratie tegen een referentiemicrofoon beperkte het betrouwbare frequentiebereik tot 500–3000 Hz. Binnen dit bereik registreerde een eerste meting op de VUB-campus stedelijke geluidsdrukniveaus tussen 42 en 57 dB SPL. De metingen tonen zowel geleidelijke variaties als kortstondige pieken, vermoedelijk veroorzaakt door verkeersintensivering en sirenes van hulpdiensten. Daarnaast werden tonale componenten waargenomen, met name rond 1 kHz en 2 kHz. Dit illustreert de capaciteit van het systeem om smalbandige kenmerken in het geluidslandschap te detecteren. Een vergelijking met numerieke voorspellingen van eVTOL-rotorgeluid suggereert dat tonale pieken het stedelijke achtergrondniveau met meer dan 10 dB kunnen overstijgen direct onder het toestel, terwijl waarnemers opzij deels maskering kunnen ervaren. Deze eerste resultaten tonen aan dat het ontwikkelde systeem een veelbelovend en betaalbaar proof-of-concept vormt voor de evaluatie van de akoestische voetafdruk van eVTOL’s in stedelijke context. Verdere metingen zijn echter noodzakelijk om de betrouwbaarheid en robuustheid volledig te onderbouwen.
Meer lezen

Bescherming of beperking? De invloed van child trackingtechnologie op privacy, autonomie en ouder-kindrelaties bij gezinnen met adolescenten van 15 tot 22 jaar

Universiteit Antwerpen
2025
Manon
Timmerman
Child trackingtechnologie wordt vaak gebruikt in het gezinsleven om de veiligheid te vergroten en gemoedsrust te bieden. Het roept echter ook ethische vragen op over privacy, autonomie en vertrouwen. Hoewel veel onderzoek zich heeft gericht op kinderen en jongere adolescenten, is er een gebrek aan diepgaande kennis over hoe dergelijke technologieën gezinnen met oudere adolescenten beïnvloeden - die zich in een cruciale fase bevinden waarin ze onafhankelijkheid en privacybewustzijn ontwikkelen. Deze studie vult die leemte door de volgende onderzoeksvraag te onderzoeken: Hoe beïnvloedt het gebruik van child trackingtechnologie de ouder-kindrelatie en privacyonderhandelingen in gezinnen met adolescenten van 15 tot 22 jaar?

Op basis van de Communication Privacy Management Theory van Petronio onderzoekt deze studie hoe volgpraktijken worden geïmplementeerd, onderhandeld en ervaren binnen gezinnen. Met behulp van een kwalitatieve methodologie werden diepte-interviews gehouden met 23 deelnemers (11 adolescenten en 12 ouders) uit zes Vlaamse gezinnen.

Uit de bevindingen blijkt dat tracking vaak wordt geïntroduceerd op belangrijke momenten van toenemende onafhankelijkheid en over het algemeen wordt geaccepteerd door adolescenten, hoewel vaak zonder uitdrukkelijke toestemming. Ouders behouden de primaire controle over beslissingen omtrent tracking, terwijl adolescenten beperkte zeggenschap hebben over het gebruik ervan. Tracking kan leiden tot privacyturbulentie wanneer grenzen worden overschreden, wat conflicten of vermijdingsstrategieën kan veroorzaken.

Deze studie benadrukt het belang van een open dialoog en onderhandelde grenzen om spanningen te verminderen en wederzijds begrip te bevorderen. Ze draagt bij tot een beter begrip van de gezinsdynamiek die wordt gevormd door surveillancetechnologieën en moedigt een reflectieve benadering van digitaal ouderschap aan, waarbij de opkomende behoefte van adolescenten aan autonomie en privacy wordt gerespecteerd.
Meer lezen

The EU Blocking Regulation: Legal protection or illusion? Analysis of the EU Blocking Regulation's effectiveness in achieving its objectives

Universiteit Gent
2025
Hasse
Van Hooreweghe
Deze masterproef onderzoekt of de Europese Blokkeringsverordening (Europese Verordening (EG) nr. 2271/96 van 22 november 1996 zoals geamendeerd door Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1100 van 6 juni 2018) effectief is in het realiseren van haar twee kerndoelstellingen: (i) het neutraliseren van de effecten van extraterritoriale sanctiewetgeving, en (ii) het beschermen van de belangen van EU-actoren en de EU zelf. Er wordt een kwalitatief juridisch-theoretisch onderzoek gevoerd, dat een doctrinaire en normatieve benadering combineert. Aan de hand van een kritische analyse van wetgeving, rechtspraak, institutionele documenten en rechtsleer worden de bepalingen van de Europese Blokkeringsverordening systematisch onderzocht en geëvalueerd.

Hoodstukken een en twee omvatten de inleiding en de methodologie. Hier wordt de aanleiding van het onderzoek besproken en de relevante juridische en geopolitieke achtergrond van de Europese Blokkeringsverordening meegegeven.

In het derde hoofdstuk wordt er onderzocht hoe het begrip secundaire sancties dient te worden verstaan in het kader van de Europese Blokkeringsverordening. Het analyseert de juridische aard van secundaire sancties aan de hand van de Blokkeringsverordening zelf, de rechtspraak van het Hof van Justitie en de rechtsleer. Hieruit wordt geconcludeerd dat secundaire sancties maatregelen zijn met een extraterritoriale toepassing, van de sanctieopleggende Staat ten aanzien van een derde Staat en diens economische actoren zonder dat er enige jurisdictionele connectie bestaat.

Het vierde hoofdstuk onderzoekt de eigenlijke effectiviteit van de Europese Blokkeringsverordening door bij alle relevante bepalingen (artikelen 1, 2, 4 5(1), 5(2), 6, 9, 11) een diepgaande inhoudelijke analyse te doen. Elk artikel wordt eerst inhoudelijk besproken, en vervolgens wordt de effectiviteit geëvalueerd aan de hand van twee vragen: 1) Neutraliseert de bepaling de effecten van de secundaire sancties? 2) Beschermt de bepaling de belangen van de EU-operatoren en de EU? Hierbij wordt tevens de rechtspraak van het Hof van Justitie onderzocht, met name de Bank Melli Iran zaak en de IFIC Holding zaak, onder de passende bepaling. De analyse toont onder andere aan dat de Bijlage van de Europese Blokkeringsverordening beperkt is en niet alle extraterritoriale wetgevingen omvat (art. 1), dat de mededelingsplicht leidt tot administratieve lasten en terughoudenheid bij EU-operatoren (art. 2), dat het verbod op naleving van de secundaire sanctie wetgevingen in de Bijlage de EU-operatoren voor een juridische keuze plaats met betrekking tot welke wetgevigen deze zal naleven, etc.

Ten slotte, hoewel de EU Blocking Regulation juridisch gericht is op bescherming en neutralisatie, blijft haar praktische effectiviteit vandaag de dag beperkt. De selectieve toepassing, gebrekkige handhaving, en terughoudendheid van actoren ondermijnen de verwezenlijking van de goedbedoelde doelstellingen.
Meer lezen

Wanneer autonomie een kleur krijgt

Universiteit Gent
2025
Pauline
Van de Walle
In mijn masterproef onderzocht ik hoe culturele en raciale vooroordelen de medische besluitvorming beïnvloeden rond vrouwelijke genitale modificaties in België. Via een experiment met videovignetten waarin drie vrouwen, enkel verschillend in huidskleur en religieuze achtergrond, dezelfde vraag stelden om hun binnenste schaamlippen te laten verkleinen, onderzocht ik hoe artsen daarop reageerden. Het onderzoek onthult subtiele maar betekenisvolle verschillen in interpretatie en taalgebruik, afhankelijk van wie de vraag stelt. Terwijl esthetische of medische motieven bij witte vrouwen als legitiem worden beschouwd, worden culturele of religieuze motieven bij niet-westerse vrouwen sneller geassocieerd met “verminking”.
Meer lezen

Een vergeten zijde van de Verlichting? Een kritische analyse van het beeld van de Verlichting in Vlaamse geschiedenishandboeken

Universiteit Gent
2025
Natan
Maes
Deze masterproef onderzoekt in hoeverre recente historiografische en filosofische nuances over de Verlichting weerspiegeld worden in het Vlaamse geschiedenisonderwijs. In de academische literatuur wordt de Verlichting steeds minder als een homogeen en eenduidig fenomeen beschouwd, en er is toenemende aandacht voor de interne spanningen, contradicties en exclusieve aspecten binnen deze intellectuele stroming. Dit onderzoek analyseert of en hoe deze kritische perspectieven doordringen in de onderwijspraktijk, met specifieke aandacht voor de manier waarop verlichtingsdenkers en hun ideeën worden gepresenteerd in geschiedenishandboeken. Finaal betoogt dit onderzoek dat de incorporatie van een genuanceerd narratief over de Verlichting pedagogische voordelen met zich meebrengt inzake het bereiken en behandelen van de eindtermen van de sleutelcompetentie historisch bewustzijn.

De studie combineert een literatuuronderzoek met een handboekanalyse. Vier veelgebruikte Vlaamse geschiedenishandboeken werden geanalyseerd op hun benadering van de Verlichting, nl. de mate waarin zij aandacht besteden aan de diversiteit binnen de beweging en de integratie van recente historiografische inzichten. De resultaten tonen aan dat de handboeken nog grotendeels vasthouden aan een klassiek en lineair vooruitgangsnarratief. Hoewel sommige handboeken, zoals Sapiens, pogingen doen om een kritische en multiperspectivistische benadering te hanteren, blijft de uitwerking hiervan vaak beperkt. Andere handboeken presenteren de Verlichting voornamelijk als een eenduidig succesverhaal zonder diepgaande reflectie op haar interne spanningen en beperkingen.

Deze bevindingen wijzen op het potentieel voor verdere didactische ontwikkeling die een kritische en genuanceerde benadering van de Verlichting binnen het geschiedenisonderwijs bevordert, met duidelijke pedagogische voordelen als resultaat. De studie onderstreept het belang van een lespraktijk die niet alleen oog heeft voor de emancipatorische idealen van de Verlichting, maar ook ruimte maakt voor de schaduwzijden en historiografische discussies. Zo kunnen leerlingen een genuanceerd en historisch onderbouwd beeld ontwikkelen, wat tegelijkertijd bijdraagt aan een rijkere leerervaring en het behalen van de eindtermen.
Meer lezen

Van mode naar bouwmateriaal: Kledingafval als bron voor circulaire isolatie

Universiteit Gent
2025
Marth
Van Mierlo
Deze masterproef onderzoekt hoe kledingafval kan worden omgezet in een circulair isolatiemateriaal. Via een zelfontwikkeld en innovatief productieproces worden verschillende textielsoorten verwerkt tot isolatiematten met prestaties vergelijkbaar met commerciële producten, maar met veel minder milieuschade. Zo krijgt afgedankte kleding een tweede leven in de bouwsector. Mode en bouw worden zo bondgenoten in de strijd tegen afval en CO₂-uitstoot.
Meer lezen

Understanding the effect of microclimate on marram grass

Universiteit Gent
2025
Samantha
De Gottal
Mijn masterscriptie beantwoordt de vraag hoe de groei van helmgras, een ecosysteemingenieur van onze Belgische kust, beïnvloedt wordt door de kleine, lokale klimaatschommelingen in een duin.

Ik heb mijn onderzoek gedaan door helmgras in een natuurlijke duinomgeving te planten en nauwkeurig de groei en de abiotische omgeving op te volgen. Zo meette ik wekelijks verschillende planteigenschappen alsook hoe warm de grond was, hoe vochtig de bodem en hoeveel zand er verplaatste aan de hand van loggers. Dit onderzoek toonde aan dat, hoewel de lokale omstandigheden enorm verschilden doorheen de duin, de groei van het helmgras hierdoor niet significant werd beïnvloed.

De conclusie is dat de duinbouwer onverwacht veerkrachtig is. Dit suggereert dat onze duinen meer stabiliteit bezitten tegen geleidelijke klimaatschommelingen dan we dachten. Dit inzicht is cruciaal, omdat het directe toepassing heeft op het ontwerp van duurzame kustbescherming in de toekomst.
Meer lezen

Curating Alienation in the Pavillon des Sessions?

Universiteit Gent
2025
Rowena
Dossche
Kwalitatief onderzoek naar hoe de curatoriële keuzes in de Pavillon des Sessions (Louvre) vóór de huidige renovatie (ca. 2024–2025) ruimtelijke, contextuele en (koloniaal) historische vervreemding vermeden of in stand hielden.
Meer lezen